In Midden-Bretagne. Geffroy Gustave

In Midden-Bretagne - Geffroy Gustave


Скачать книгу
haardijzer, waar het hout op rust, is niet warmer dan de goede vrouw, die daar al veertig jaren lang gebukt staat. Pannekoeken bakken is haar dagelijksch werk; zij verstaat het uitmuntend, haar hand is vast en licht; zij doet noch meer meel, noch meer boter in de pan dan precies noodig is, keert met het platte mes en dient de spijs voor naar den smaak der klanten. Haar rood gezicht is mager en hard als oud hout. Ook de buurvrouwen, die alleen wonen, komen bij haar eten en zoo’n maaltijd van pannekoeken, waarbij melk wordt geschonken, kost drie stuivers. De bakster luistert, onder haar werk door, naar ieders verhalen; maar ze let er niet op, en veel gaat het eene oor in en ’t andere uit. Vooral op marktdagen als vandaag, wanneer de menschen met kleine beurzen allen bij haar komen, heeft zij het druk. Wie goede zaken heeft gemaakt, gaat naar de herberg eten en laat soms door de meid een paar van de beroemde pannekoeken van mijn bakster halen. Zij werkt maar door en maakt haar stapel koeken grooter. Blijven er over, geen nood; die worden des avonds opgewarmd of koud gebruikt door wie geen vuur wil aanmaken.

      Maar wij moeten Le Faouët vaarwel zeggen en de kapellen van Saint-Fiacre en Sainte-Barbe opzoeken. De eerste is in ’t Zuiden op den weg naar Quimperlé. Men kan daar een koor zien van 1440, met een fries, waarop tooneelen voorkomen uit de Reinaertsage en aan den kant waarvan de beelden staan van de Heilige Maagd, Johannes den Dooper, Gabriël, Adam en Eva, terwijl men er tooneelen ziet gebeeldhouwd uit het werkelijke leven, voorstellend de zonden, als diefstal, gulzigheid, woeker, spel en dans.

      De Sint-Barbarakapel ligt naar het Noorden en is door een dwarsstraatje, dat naar buiten leidt, vrij spoedig te bereiken. Eerst heeft men rondom zich de eenzaamheid, waarin men slechts ’t gezang der vogels en ’t gegons van de insecten hoort, en daarna bestijgt men den heuvel met het kleine plateau boven de Ellé. Daar staat een kruis met een laag huisje ernaast, dat ik binnentreed. Een oud boertje met een zacht, naïef gezicht, waarboven een ronde hoed, begroet mij op den drempel. Hij is gekleed in een kort buisje met wijde broek en laat mij binnen in een vertrek, waar een vrouw in een bedstede ligt te kreunen. Zij wendt den bezoeker een vermagerd gelaat toe, waarin koortsoogen schitteren en mompelt een paar woorden, door de hijgende ademhaling afgebroken. „Het is niets,” zegt de oude, „ze heeft kou gevat, ze is verkouden,” en hij laat mij binnen in een tweede kamer, waar twee weefgetouwen staan. De oude gaat weer aan het werk. Tegenover hem is een jongen bezig. Beiden doen zij de spoelen heen en weer vliegen tusschen de draden door, en ik ga er even bij zitten, om naar hen te kijken. Zij gaan voort met hun eentonig werk, dat begeleid wordt door het gedreun van den weefstoel. Ik onderscheid tusschen de regelmatige geluiden der machine een anderen klank, een ruw gesnork en een gekraak, alsof er iets gemalen wordt. In een donkeren hoek der hut liggen een zwarte en een witte koe en zijn op een hoop stroo aan het herkauwen. Zij blazen en kauwen en vullen de kleine ruimte met hun dierlijke warmte en hun zware ademstooten. Dit is hier stal en werkplaats; ’t bescheiden, nederige werk bij de voedsterdieren van den mensch. Meer zou een schilder uit den ouden tijd niet hebben noodig gehad, om er de decoratie in te zien van de voorstelling eener Heilige familie, de Maagd, de oude Jozef en ’t kind Jezus. Wever of schrijnwerker, daar zou niet veel verschil in zijn geweest voor den naïeven kunstenaar, en hij zou de kribbe van Bethlehem hier zeer goed hebben kunnen plaatsen.

      Als ik aan de wevers mijn wensch te kennen geef, om de Barbarakapel te zien, staat de oude op, neemt een aan den wand hangenden sleutel en noodigt mij uit, hem te volgen. Een varken staat op van het gras en loopt achter ons aan, al zwaaiend met het staartje en de ooren bewegend. Tot aan den klokketoren, op vier steenen palen tegenover de hut rustend, vergezelt het dier ons. Er hangt hier onder het afdak een klok, die door de pelgrims wordt geluid op den dag der heilige Barbara. En als men voorbij den klokketoren is, krijgt men iets bijzonders te zien. Op de steile helling van den heuvel, die naar de Ellé afdaalt, staan een menigte huizen met trappen en balustrades en een steenen brug, welker stoute boog van de eene rots naar de andere gaat en naar een eerste kapel leidt, de Sint-Bernardskapel op een vooruitstekende rotspunt.

      Daar beneden gaapt de afgrond, en de oude Jozef toont mij met zachten glimlach ijzeren ringen, die rondom aan de buitenmuren zijn vastgeklonken. Dit is voor een spel, het spel der ringen, dat door de flinke jongens van het land gespeeld wordt, die er een genoegen in vinden op feestdagen langs die ringen rondom het gebouw zich te bewegen, hangend boven de ledige ruimte, of terwijl zij hun handen om de ronde ijzers vastklemmen, met de voeten eenigen steun te zoeken in de gleuven van ’t gesteente.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

/9j/4AAQSkZJRgABAQEASABIAAD/2wBDAAMCAgMCAgMDAwMEAwMEBQgFBQQEBQoHBwYIDAoMDAsKCwsNDhIQDQ4RDgsLEBYQERMUFRUVDA8XGBYUGBIUFRT/2wBDAQMEBAUEBQkFBQkUDQsNFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBT/wAARCAMeAjoDAREAAhEBAxEB/8QAHQABAQEAAgMBAQAAAAAAAAAAAQIAAwgGBwkFBP/EAF8QAAECAwYCBggDAwUKCwUIAwECEQAhMQMSQVFhcQQFBiKBobHwBwgTMpHB0eFCUvEUI2IVJDNykhYXGCU0N3OCsrMnNTZDU2N0dZOi0iaDlKPCREZUVVZkhMPTZeL/xAAaAQEBAAMBAQAAAAAAAAAAAAAAAQIFBgME/8QANBEBAAICAAMFBgUFAQEBAQAAAAECAxEEEjEhM0FRcQUUMlJhgRMiobHBFUKR4fDRI0Px/9oADAMBAAIRAxEAPwDjcAUAar1O8ck7VgQp5SOYrEFy

Скачать книгу