Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren. Brehm Alfred Edmund

Het Leven der Dieren. Derde Deel, Hoofdstuk 1 tot 4, De Kruipende Dieren - Brehm Alfred Edmund


Скачать книгу
de Vestingbergen van Ofen moet zij niet zeldzaam zijn.

*

      Eén Woelhagedis – de Skink (Scinus officinalis), de Adda der Arabieren – heeft zich in den ouden tijd een grooten roem verworven en heeft dezen lang weten te behouden. Bijna alle lichaamsdeelen van dit dier werden als wonderdadige geneesmiddelen beschouwd, die bij alle mogelijke ziekten een gunstige werking heetten te oefenen. Als natuurlijk gevolg van deze meening, die thans ook nog bij enkele Mahomedanen bestaat, werden de bedoelde diertjes zoo ijverig mogelijk vervolgd en bij duizenden gevangen. Een drukke handel werd gedreven met hunne gedroogde of tot asch verbrande lichamen. Met dat al weten wij slechts weinig van hun levenswijze. Terwijl de andere leden van dit geslacht over de steppen en woestijnachtige Gewesten van Senegambië, Noord-Afrika, Arabië, Perzië en Sind verbreid zijn, bewoont de gewone Skink de Sahara en de woeste gewesten langs de oevers van de Roode Zee. In Egypte en Nubië is hij niet zeldzaam, in de Algerijnsche en Tripolitaansche Sahara zeer veelvuldig. Ondanks zijn snellen gang zal hij zich bij dreigend gevaar niet loopend trachten te redden, maar onder het zand kruipen; dit geschiedt zoo wonderbaarlijk vlug, dat hij reeds na weinige oogenblikken een afstand van verscheidene meters onder den grond heeft afgelegd. Volgens de berichten der Arabieren verslindt hij, behalve allerlei Insecten, niet zelden ook Schorpioenen.

      De Skink heeft een zeer gedrongen lichaamsbouw en korte ledematen. Alle vier pooten dragen vijf ongelijk lange, van boven naar onderen plat gedrukte teenen, die aan de zijden als ’t ware met franjes bezet en tot aan den oorsprong vaneengescheiden zijn. De bovenzijde is grijsgeel en dikwijls met verscheidene dwarsbanden geteekend, die bij het levende dier paars, na den dood bruin zijn. De onderdeelen zijn effen wit met paarlmoerglans. In geheel volwassen toestand is deze Skink 21 cM. lang.

      In lengte en dikte komt de Koperslang, de Chalcis der Grieksche, de Seps der latere Romeinsche schrijvers (Chalcides tridactylus), ongeveer overeen met onzen Hazelworm; op eenigen afstand gezien gelijkt zij er ook wel eenigszins op; bij nadere beschouwing kan men haar echter onmiddellijk herkennen aan hare vier rudimentaire pootjes. De kop wordt naar voren smaller en lager en eindigt in een stompen snuit; de romp is rolvormig en zeer langwerpig; de staart neemt tot aan zijn zeer fijne spits gelijkmatig in dikte af. Het lichaam is bedekt met kleine, tegen de huid aangedrukte, glanzige schubben van fraaien vorm, die op den kop door groote schilden vervangen worden en hier een tamelijk groot middelschild omgeven. De bovendeelen zijn glanzig bronskleurig bruin of zilverkleurig grijs, de onderdeelen witachtig en paarlmoerglanzig. Volwassen exemplaren kunnen een lengte van 42 cM. bereiken.

      De kustlanden van de Middellandsche zee, die door de Koperslang bewoond worden, zijn Italië, Sicilië, Sardinië, Tunis en Algerië. In sommige gewesten komt zij zoo talrijk voor, „als het verdroogde gras op het land,” naar Cetti zegt. Bij voorkeur houdt zij zich in vochtige weilanden op, omdat zij hier het gemakkelijkst haar voedsel kan verkrijgen, dat uit Gelede Dieren, kleine Naakte Slakken en Wormen bestaat.

      Het volk beschouwt dit dier als een Slang, daar het op gelijke wijze zich beweegt en om te rusten ineenkronkelt. De kleine pootjes, die in dit geval onopgemerkt blijven, zijn echter niet nutteloos; bij het kruipen zijn zij voortdurend in beweging. Meer dan hare verwanten schuwt zij de koude; nog eerder dan de Schildpadden begeeft zij zich naar haar winterkwartier; na het begin van October krijgt men haar niet meer te zien; men kan haar dan alleen vinden door ter rechter plaatse diep in den grond te graven. Niet voordat het werkelijk lente geworden is, komt zij weder voor den dag en vangt haar zomerleven aan. Zij brengt levende jongen ter wereld.

      Evenals onze Hazelworm heeft de Koperslang vele vijanden. Allerlei Zoogdieren, Vogels en Reptiliën maken jacht op haar. Bij de talrijke schaar van belagers, die haar verslinden, voegt zich uit vrees de mensch, die ook thans nog deze onschuldige dieren voor zeer vergiftig houdt en zich verplicht acht er zooveel mogelijk van te dooden.

      Tweede Onderorde: WORMTONGIGEN (Rhiptoglossa)

      De onderorde van de Wormtongigen (Rhiptoglossa) omvat slechts één enkele familie, die der Kameleons (Chamaeleontidae). Door den bouw van den schedel verschillen zij aanmerkelijk van de leden der vorige onderorde. Ook hun uiterlijk wijkt in belangrijke opzichten af van dat der Hagedissen. Hun romp is smal, zijdelings zeer sterk samengedrukt, het midden van den sterk gebogen rug verheft zich tot een scherpen, overlangschen kam. De kop is piramidevormig naar boven uitgegroeid of platgedrukt en draagt gewoonlijk een met kammen versierden helm; de snuit is dikwijls door vreemdsoortige, beenige spitsen en vliezige lobben verlengd. De hals is zoo kort, dat de groote kop onmiddellijk op den romp schijnt te volgen. De pooten zijn lang, mager, rolvormig en alle nagenoeg even lang; de korte teenen, ten getale van vijf aan iederen poot, zijn tot aan het voorlaatste lid door een gemeenschappelijke huid bedekt en zóó geplaatst, dat er steeds twee tegenover de drie andere komen te staan; zij vormen dus een soort van tang, die aan de binnenste oppervlakte met een korrelige huid bekleed is en derhalve vast en stevig de twijg omklemt. De overal even krachtige bevestiging van het lichaam aan de standplaats wordt zeer bevorderd, doordat de teenen niet uitsluitend aan de buitenzijde of alleen aan de binnenzijde, maar afwisselend aan deze en aan gene zijde met hun drieën aan elkander verbonden zijn; aan de achterpooten vormen de drie buitenste, aan de voorpooten de drie binnenste het krachtigste blad van de tang. De pooten van de Kameleons zijn in dit opzicht eenig in hun soort. De rolvormige, stevige staart is een grijporgaan, neemt naar de spits zeer gelijkmatig in breedte en dikte af en kan, van daar te beginnen, slakkehuisvormig ineengerold worden. De buitenste huidlaag draagt, in plaats van schubben, kleine korrelige verhevenheden, die door fijne plooien vaneengescheiden zijn; deze inrichting laat een aanzienlijke uitzetting van de huid toe.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

/9j/4AAQSkZJRgABAQEASABIAAD/2wBDAAMCAgMCAgMDAwMEAwMEBQgFBQQEBQoHBwYIDAoMDAsKCwsNDhIQDQ4RDgsLEBYQERMUFRUVDA8XGBYUGBIUFRT/2wBDAQMEBAUEBQkFBQkUDQsNFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBT/wAARCAMeAjoDAREAAhEBAxEB/8QAHQAAAwEAAwEBAQAAAAAAAAAAAAECAwUGCAQHCf/EAFgQAAIBAgQEAwQHBAQICwYGAwECEQAhAwQSMQUiQVEGMmEHE0JxCBQjUoGRoRVicrEWJDPBFzRjgpKi0eEYJTZDdIOTsrPS8DVTVGRz8SYnVoSUwkRGpP/EABsBAQEBAAMBAQAAAAAAAAAAAAEAAgMEBgUH/8QAQhEAAgEDAgQCBwUGBgIDAQADAAERAiExA0EEUWFxEoEFE5GhscHwIjIzUtEGFBU0cuEjJEJTYvFDshaCwpIlouL/2gAMAwEAAhEDEQA/AP0SJxRyhWADk9dJItNeH2P2TcSuSpIBEgFAR6CqCTKIUa9MaUJ0+pvM/nV3KFsScNQ8DYHV+M7UzYoSZqAIA0gEkmd42tQI0w7LYLIDAkXC2qEhlsGsOUhBG9h+VW8A1v7CikYhUc6jm23JJsapKLgF0sQVG0k7drCjIxBASVDFRqYA3HlFrfypDqJAcQoUQHUPswBHLAmkMw0U+EF0tCkCSoI81jNEk1FyyMPVpW4UyWPU6tqDQsNWZhcLqEgHoLWpsSTHiThkkAbHR6CDN6kTsTiLLOQCeiyet96kwaGukA8qlJJ1D4jO1TJRsNiuljp1ACWEfpQUotbTImRJntO1BozNipVVDMLADyrIrRnt9IQg4QKxyixYTNjVvBbWKcKuoeZVuY3bf

Скачать книгу