Voorbestemd. Морган Райс
die was gortdroog.
Hij liep door de gang, wilde net een hoek omslaan, toen ze eindelijk de moed bijeenschraapte.
“Wacht!” riep ze. En toen zei ze zachter: “Alstublieft, ik heb nog één vraag.”
Hij bleef staan, maar bleef met zijn rug naar haar toe staan. Vreemd genoeg draaide hij zich niet om, alsof hij al voelde wat ze ging vragen.
“Mijn kind,” zei ze met een zachte, trillende stem. “Is hij…zij…heeft het de reis overleefd? Ben ik nog zwanger?”
Hij draaide zich langzaam om en keek haar aan. Toen sloeg hij zijn ogen neer.
“Het spijt me,” zei hij uiteindelijk, zo zacht dat ze niet eens zeker wist of hij het wel zei. “Je bent terug in de tijd gegaan. Kinderen kunnen alleen vooruit in de tijd. Je kind leeft, maar niet in deze tijd. Alleen in de toekomst.”
“Maar…” begon ze trillend, “ik dacht dat vampiers alleen terug in de tijd konden, niet vooruit.”
“Klopt,” zei hij. “Ik ben bang dat je kind in een andere tijd en op een andere plek leeft, zonder jou.” Hij sloeg zijn ogen opnieuw neer. “Het spijt me enorm,” voegde hij toe.
Met die laatste woorden draaide hij zich om en ging hij weg.
En Caitlin voelde zich alsof er zojuist een mes in haar hart was geramd.
Hoofdstuk vier
Caitlin zat in de kale ruimte van het Franciscaanse klooster en keek door het open raam naar buiten, de nacht in. Ze was eindelijk gestopt met huilen. Ze had de priester al uren geleden verlaten, nadat ze het nieuws van haar verloren kind had gehoord. Ze had de tranen niet kunnen tegenhouden, of kunnen ophouden met denken aan het leven dat ze kon hebben. Het was allemaal te pijnlijk.
Maar na uren was ze uitgehuild en waren er slechts nog opgedroogde tranen op haar wangen over. Ze keek uit het raam in een poging zichzelf af te leiden en ademde diep in.
Het Umbrische platteland strekte zich voor haar uit, en van haar uitkijkpunt op een heuvel kon ze de glooiende heuvels van Assisi zien. Het was volle maan, dus er was genoeg licht om te zien dat het platteland echt prachtig was. Ze zag de kleine plattelandshuisjes in het landschap, de rook die opsteeg uit de schoorstenen en ze voelde dat dit een stillere, meer ontspannen tijd in de geschiedenis was.
Caitlin draaide zich om en bekeek haar kleine kamer, slechts verlicht door het maanlicht en een kaars die in een kandelaar aan de wand zat. De kamer was geheel van steen en er stond alleen een simpel bed in de hoek. Ze verwonderde zich over haar lot dat haar telkens weer naar een klooster leidde. Deze plek kon niet meer anders zijn dan Pollepel-eiland, maar toch deed de kleine, middeleeuwse kamer haar denken aan de kamer die ze daar had gehad. Hij was ontworpen voor overpijnzingen.
Caitlin bekeek de gladde, stenen vloer en zag bij het raam twee minieme inkepingen op een paar centimeter van elkaar, en in de vorm van een knie. Ze vroeg zich af hoeveel nonnen daar hadden gebeden, en ze knielde voor het raam. Deze kamer was waarschijnlijk al honderden jaren in gebruik.
Caitlin liep naar het kleine bed en ging liggen. Het was eigenlijk maar een stuk steen met een heel klein beetje stro. Ze probeerde comfortabel te gaan liggen en rolde op haar zij – en voelde toen iets. Ze reikte ernaar en haalde het tevoorschijn; ze was verrukt toen ze zag dat het haar dagboek was.
Ze hield het omhoog; ze was zó blij dat ze het bij zich had! Haar oude, vertrouwde vriend leek het enige te zijn dat de reis terug in de tijd had overleefd. Het vasthouden van dit echte, tastbare voorwerp deed haar beseffen dat dit alles geen droom was. Ze was hier echt. Alles was echt gebeurd.
Een moderne pen kwam tussen de pagina’s uit en landde in haar schoot. Ze hield hem omhoog, bekeek hem en dacht na.
Ja, besloot ze. Dat was precies wat ze moest doen. Schrijven. Verwerken. Alles was zo snel gebeurd dat ze nauwelijks tijd had om op adem te komen. Ze moest het in gedachten afspelen, terugdenken en het zich herinneren. Hoe was ze hier gekomen? Wat was er gebeurd? Waar moest ze heen?
Ze wist niet zeker of ze die antwoorden zelf nog wel wist. Maar door te schrijven, hoopte ze het zich te kunnen herinneren.
Caitlin sloeg de broze pagina’s om tot ze een lege pagina had gevonden. Ze ging zitten en leunde tegen de muur met haar knieën tegen haar borst, en ze begon te schrijven.
Hoe ben ik hier terecht gekomen? In Assisi? In Italië? In 1790? Aan de ene kant lijkt het niet lang geleden dat ik nog in de 21e eeuw was, in New York, en dat ik een normaal tienerleven leidde. Aan de andere kant lijkt het wel een eeuwigheid geleden… Hoe is het allemaal begonnen?
Het eerste dat ik me herinner zijn de hongersteken. Ik begreep niet waar ze vandaan kwamen. Jonah, Carnegie Hall. De eerste keer dat ik me voedde. Mijn onverklaarbare verandering in een vampier. Een halfbloed, zo noemden ze me. Ik wilde sterven. Alles dat ik ooit wilde was gewoon zijn als iedereen.
En toen kwam Caleb. Hij redde me van het kwaadaardige verbond. Zijn eigen verbond in de Cloisters. Maar ze verstootten me omdat relaties tussen mensen en vampiers verboden waren. Ik was weer alleen – totdat Caleb me opnieuw redde.
De zoektocht naar mijn vader, naar het mythische zwaard dat de mensheid kon redden van een vampieroorlog, leidde Caleb en mij alle kanten op, van de ene historische plek naar de andere. We vonden het zwaard, en het werd ons ontnomen. Zoals altijd wachtte Kyle op zijn kans om dingen te verpesten.
Maar niet voordat ik besefte wat ik werd. En niet voor Caleb en ik tijd hadden gehad om tot elkaar te komen. Nadat ze het zwaard hadden gestolen, nadat ze me hadden neergestoken, veranderde hij me terwijl ik lag te sterven, en daarmee redde hij me opnieuw.
Maar het bleek niet te zijn zoals ik had verwacht. Ik zag Caleb met zijn ex-vrouw Sera, en ik haalde me het ergste in mijn hoofd. Ik had het mis, maar het was te laat. Hij vluchtte ver weg van mij, en het gevaar in. Op Pollepel-eiland herstelde ik, trainde ik en maakte ik vrienden – vampiers – die dichterbij me stonden dan ooit. Vooral Polly. En Blake, zo mysterieus en zo mooi. Hij had bijna mijn hart gestolen. Maar ik kwam net op tijd bij zinnen. Ik kwam erachter dat ik zwanger was, en ik besefte dat ik Caleb moest vinden en redden van de vampieroorlog.
Ik ging weg om Caleb te redden, maar het was te laat. Mijn eigen broer, Sam, had ons misleid. Hij verraadde me, liet me denken dat hij iemand anders was. Vanwege hem dacht ik dat Caleb niet echt Caleb was, en doodde ik hem, mijn grote liefde. Met het zwaard. Met mijn eigen handen. Ik kan het mezelf nog altijd niet vergeven.
Maar ik bracht Caleb terug naar Pollepel. Ik probeerde hem terug te brengen, als daar een mogelijkheid toe bestond. Ik zei tegen Aiden dat ik alles zou doen, alles zou opofferen. Ik vroeg hem ons terug in de tijd te sturen.
Aiden waarschuwde me dat het mogelijk niet zou werken. En als het zou werken, zou het kunnen dat we niet samen zouden zijn. Maar ik stond erop. Ik moest wel.
En nu ben ik hier. Alleen. In een ander land en een andere tijd. Mijn kind is weg. En misschien is zelfs Caleb ook weg.
Was het een vergissing om terug te gaan?
Ik weet dat ik mijn vader moet vinden om het schild te vinden. Maar zonder Caleb aan mijn zijde weet ik niet of ik wel de kracht heb om verder te gaan.
Ik ben zo in de war. Ik weet niet wat ik nu moet.
Alstublieft, God, help me….
Caitlin rende door de straten van New York onder de opkomende zon. De Apocalyps was aangebroken. Auto’s lagen op hun kant, overal lagen lijken en er was overal verwoesting. Ze bleef rennen door de straten die nooit leken te eindigen.
De wereld leek om zijn as te draaien; de gebouwen leken te verdwijnen. Het landschap veranderde, de straten veranderden in zangweggetjes, het beton in glooiende heuvels. Ze voelde dat ze terug in de tijd rende, van een moderne tijd naar een andere eeuw. Ze voelde dat als ze maar sneller rende, ze haar vader ergens aan de horizon kon vinden, haar echte vader.
Ze rende door kleine plattelandsdorpjes, en toen vervaagden ook die.
Al snel was er slechts