Een Bewind Van Staal . Морган Райс
wilde je alleen waarschuwen,” zei hij.
Ze glimlachte.
“Je hebt veel meer gedaan.”
Godfrey werd op de voet gevolgd door Elden, O’Connor, Conven en tientallen leden van de Krijgsmacht.
“Mijn vrouwe,” zei Elden. “Onze mannen hebben hier vandaag dapper gevochten. Helaas hebben we er ook veel verloren.”
Gwen keek langs hem heen en zag de levenloze lichamen die verspreid door het Koninklijk Hof lagen. Er waren duizenden McClouds bij—maar ook tientallen rekruten van de Krijgsmacht. Zelfs een handjevol Zilveren. Het bracht pijnlijke herinneringen naar boven aan de laatste keer dat haar stad werd bezet. Het was moeilijk voor Gwen om naar te kijken.
Ze draaide zich om en zag een tiental McClouds, gevangenen, nog steeds in leven, hun hoofden gebogen, hun handen achter hun ruggen vastgebonden.
“En wie zijn dit?” vroeg ze.
“De McCloud generaals,” antwoordde Kendrick. “We hebben ze in leven gehouden. Zij zijn de enigen die nog over zijn van hun leger. Wat wilt u dat we met ze doen?”
Gwendolyn liet langzaam haar blik over hen heen glijden en keek hen in de ogen. Ze staarden allemaal trots en uitdagend terug. Het waren ruwe mannen, typische McClouds, en ze leken geen berouw te tonen.
Gwen zuchtte. Er was een tijd geweest waar ze had gedacht dat vrede het antwoord was op alles, dat als ze maar vriendelijk en genadig genoeg was voor haar buren, als ze maar genoeg goodwill kon tonen, ze wel aardig zouden zijn voor haar en haar mensen.
Maar hoe langer ze regeerde, hoe meer ze zag dat anderen haar ouvertures van vrede alleen maar als een teken van zwakte zagen, als iets waar ze misbruik van konden maken. Al haar inspanningen voor vrede waren uitgelopen in een verassingsaanval. Op Pelgrimage Dag nog wel, de heiligste dag van het jaar.
Gwendolyn voelde zichzelf hard worden van binnen. Ze had niet meer dezelfde naïviteit, hetzelfde vertrouwen in de mens, als vroeger. Ze begon steeds meer vertrouwen te krijgen in een bewind van staal.
Terwijl Kendrick en de anderen haar afwachtend aankeken, hief Gwendolyn haar stem:
“Dood ze,” zei ze.
Hun ogen sperden zich open van verassing. Ze hadden dit duidelijk niet verwacht van hun koningin, die altijd naar vrede had gestreefd.
“Heb ik dat goed verstaan, mijn vrouwe?” vroeg Kendrick. Hij klonk geschokt.
Gwendolyn knikte.
“Dat heb je,” antwoordde ze. “Als je klaar bent, verzamel je hun lichamen, en zorg je dat ze buiten onze poorten komen.”
Gwendolyn draaide zich om en liep weg over het binnenplein van het Koninklijk Hof, en hoorde het geschreeuw van de McClouds achter zich. Ondanks haar besluit kromp ze ineen.
Gwen liep door een stad die bezaaid was met lijken, en tegelijkertijd werd gevuld met gejuich en muziek. Duizenden mensen keerden weer terug naar hun huizen, alsof er niets was gebeurd. Haar hart vulde zich met angst.
“De stad is weer van ons,” zei Kendrick, die naast haar kwam staan.
Gwendolyn schudde haar hoofd.
“Niet voor lang.”
Hij keek haar verbaasd aan.
“Wat bedoel je?”
Ze stopte en keek hem aan.
“Ik heb de voorspellingen gezien,” zei ze. “De oude geschriften. Ik heb met Argon gesproken. Ik heb een droom gehad. We worden aangevallen. Het was een fout om hier terug te komen. We moeten onmiddellijk evacueren.”
Kendricks gezicht betrok, en Gwen zuchtte terwijl ze naar haar mensen keek.
“Maar mijn mensen willen niet luisteren.”
Kendrick schudde zijn hoofd.
“Wat als je het mis hebt?” zei hij. “Wat als je te veel naar voorspellingen hebt gekeken? We hebben de beste strijdmacht ter wereld. Er kan niets door onze poorten heen. De McClouds zijn dood, en we hebben geen andere vijanden in de Ring. Het Schild is sterk. En we hebben Ralibar, waar hij ook is. Je hebt niets te vrezen. Wij hebben niets te vrezen.”
Gwendolyn schudde haar hoofd.
“Dat is precies het moment waarop je het meest te vrezen hebt,” antwoordde ze.
Kendrick zuchtte.
“Mijn vrouwe, dit was slechts één aanval,” zei hij. “Ze hebben ons verrast op Pelgrimage Dag. We zullen het Koninklijk Hof nooit meer onbewaakt achterlaten. Deze stad is een fort. Hij staat al duizenden jaren. Er is niemand meer over om ons te onderwerpen.”
“Je hebt het mis,” zei ze.
“Nou, zelfs als dat zo is, je ziet dat de mensen niet weg willen. Mijn zus,” zei Kendrick zachtjes, “ik hou van je. Maar ik spreek als je commandant. Als de commandant van de Zilveren. Als je tracht je mensen te dwingen tot evacuatie, om iets te doen wat ze niet willen, dan komt er een opstand. Ze zien het gevaar niet dat jij ziet. En om eerlijk te zijn zie ik het ook niet.”
Gwendolyn keek naar haar mensen en ze wist dat Kendrick gelijk had. Ze zouden niet naar haar luisteren. Zelfs haar eigen broer geloofde haar niet.
En het brak haar hart.
*
Gwendolyn stond op de bovenste borstweringen van haar kasteel. Ze hield Guwayne stevig vast en keek uit naar de twee ondergaande zonnen. Beneden hoorde ze het gesmoorde gejuich en geschreeuw van haar mensen, die zich voorbereidden op een nacht van feestvieren. Ze zag de glooiende heuvels die het Koninklijk Hof omgaven. Een koninkrijk op zijn top. Eindeloze groene velden, boomgaarden. Een land van overvloed. Het volk was tevreden, herbouwd na zo veel tragedie, en ze zag een vredige wereld.
Gwen fronste. Ze vroeg zich af hoe hier enige vorm van duisternis kon doordringen. Misschien was de duisternis die ze in haar dromen had gezien al gekomen in de vorm van de McClouds. Misschien was het kwaad al afgewend, dankzij Kendrick en de anderen. Misschien had Kendrick wel gelijk. Misschien was ze wel te voorzichtig geworden sinds ze Koningin was geworden. Misschien had ze wel teveel tragedie gezien. Misschien keek ze, zoals Kendrick zei, wel te veel naar voorspellingen.
Tenslotte waren het drastische maatregelen, om haar mensen te evacueren, hen over het Ravijn te leiden en hen naar de kwetsbare Hoge Eilanden te brengen. Het waren maatregelen voor de grootste calamiteiten. Wat als ze het plan door zou zetten, en er geen tragedie zou plaatsvinden in de Ring? Ze zou voor altijd bekend staan als de Koningin die in paniek raakte zonder dat er gevaar dreigde.
Gwendolyn zuchtte en trok Guwayne dichter tegen zich aan terwijl hij draaide in haar armen, en vroeg zich af of ze soms gestoord werd. Ze keek op en zocht naar een teken van Thorgrin, hopend, biddend. Ze hoopte ook op een teken van Ralibar, waar hij dan ook was. Maar ook hij was nog niet teruggekeerd.
Gwen keek teleurgesteld naar een lege hemel. Wederom kon ze alleen op zichzelf rekenen. Zelfs haar mensen, die haar altijd hadden gesteund, die tegen haar hadden opgekeken, leken haar nu niet meer te vertrouwen. Haar vader had haar hier nooit op voorbereid. Wat voor Koningin was ze zonder de steun van haar mensen? Ze was machteloos.
Gwen wilde wanhopig graag iemand om raad vragen. Maar Thorgrin was weg; haar moeder was weg; het leek of iedereen waar ze van hield weg was. Ze had het gevoel dat ze op een tweesplitsing stond, en ze had zich nog nooit zo verward gevoeld.
Gwen sloot haar ogen en bad tot God om hulp. Ze probeerde hem met al haar wilskracht op te roepen. Ze was nooit iemand geweest die veel bad, maar haar geloof was sterk, en ze wist zeker dat hij bestond.
Alstublieft, God. Ik ben zo door de war. Laat me zien hoe ik mijn mensen kan beschermen. Laat me zien hoe ik Guwayne kan beschermen. Laat me zien hoe ik goed kan regeren.
“Gebeden zijn erg krachtig,” klonk een stem.
Gwendolyn draaide zich met een ruk om, opgelucht bij het horen van de stem. Daar, slechts enkele