Een Eed Van Broeders . Морган Райс
– of wilde begrijpen op te roepen.
Terwijl Darius, Desmond en Raj de rest van het gevolg velden, terwijl ze daar alleen in het midden van het slagveld stonden, herstelden de honderden andere Keizerlijke soldaten in de verte eindelijk zichzelf. Zich verzamelend, schreeuwden ze een enorme oorlogskreet en vielen aan.
Darius keek, staande, zwaar ademend, het bloedige zwaard in zijn hand en hij realiseerde zich dat hij geen kant op kon. Terwijl het perfecte escadron van soldaten in actie uitbarstte, besefte hij zich dat de dood zijn kant op kwam. Hij stond stil, net als Desmond en Raj, veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek naar ze. Hij zou niet terugtrekken, voor niemand.
Er kwam nog een enorme oorlogskreet, dit keer van achter hem en Darius keek achterom en was blij verrast toen hij alle dorpelingen zag, aanvallend, verzamelend. Hij zag een aantal van zijn krijgsbroeders naar voren springen, zwaarden en schilden van de gesneuvelde Keizerlijke soldaten verzamelend, rennend om hun plaats in het gelid. Darius was trots om te zien dat de dorpelingen het slagveld als een golf bedekten, verzamelend en zichzelf bewapenend met staal en wapens en al snel waren een paar dozijn van hun bewapend met echte wapens. Diegenen die geen staal hadden, hanteerden geïmproviseerde, hout gesneden wapens. Tientallen jongeren, vrienden van Darius, hanteerden korte, houten speren die zij in een punt gesneden hadden en hadden smalle houten bogen en pijlen bij zich, duidelijk hopend op een gevecht als deze.
Ze vielen allemaal samen aan, als één, een ieder vechtend voor zijn leven terwijl zij zich bij Darius voegden om het Keizerlijke leger het hoofd te bieden. In de verte zwaaide een grote banier, klonk een trompet en het Keizerlijke leger mobiliseerde zich. Het gekletter van wapens vulde de lucht terwijl honderden Keizerlijke soldaten als één man naar voren marcheerden, gedisciplineerd, een muur van mannen, schouder aan schouder, perfect in het gelid blijvend terwijl ze naar de massa dorpelingen toe marcheerden.
Darius leidde zijn mannen in de aanval, allen onbevreesd naast hem. En terwijl ze het Keizerlijke gelid naderden, schreeuwde Darius: “SPEREN!”
Zijn mensen lieten hun korte speren vliegen, over het hoofd van Darius heen, door de lucht en vonden hun doelen dwars over de open ruimte. Veel van de speren, niet scherp genoeg, raakten het harnas en kaatsten onschuldig terug. Maar enkelen vonden kieren in het harnas en raakten doel, en een handjevol Keizerlijke soldaten gilden en vielen in de verte neer.
“PIJLEN!” schreeuwde Darius, nog steeds aanvallend met zijn zwaard omhoog, het gat dichtend.
Diverse dorpelingen stopten, mikten en ontketenden een salvo aan geslepen houten pijlen, tientallen hoog in de lucht, over de open ruimte, tot verrassing van het Keizerlijk leger, die duidelijk geen gevecht hadden verwacht – helemaal niet dat dorpelingen ook maar enige wapens zouden hebben. Velen kaatsten onschuldig van het harnas terug, maar er vonden er genoeg hun doel, raakten soldaten in de keel en hun gewrichten, velden er meerderen.
“STENEN!” bulderde Darius.
Tientallen dorpelingen stapten naar voren en wierpen stenen met gebruik van hun slingers.
Een regen van kleine stenen vloog door de lucht en het geluid van stenen die het harnas raakten vulden de lucht. Een paar soldaten vielen, geraakt in het gezicht door de stenen, terwijl anderen stopten en hun schilden of handen omhoog hielden om de aanval tegen te houden.
Het vertraagde het Keizerlijk leger en voegde een element van onzekerheid aan het gelid toe – maar het stopte ze niet.
Zij marcheerden door, geen enkele keer uit het gelid, zelfs niet terwijl ze bestormd werden door pijlen, speren en stenen. Ze tilden gewoon hun schilden op, te arrogant om weg te duiken, marcherend met hun schitterende stalen hellebaarden hoog in de lucht, hun lange, stalen zwaarden aan hun riemen zwaaiend, glinsterend in het ochtendlicht. Darius keek hoe ze vorderden en hij wist dat er een professioneel leger zijn kant op kwam.
Hij wist dat dit een golf van dood was.
Plots kwam er een gerommel en Darius keek op en zag drie enorme zerta’s uit de front linies breken en op hun af komen stormen, ieder bereden door een officier met lange hellebaarden. De zerta’s vielen aan, met razernij op hun gezicht, stofwolken opschoppend. Darius zette zichzelf schrap toen er één op hem af kwam, de soldaat honend terwijl hij zijn hellebaard omhoog bracht en hem plotseling naar hem toe slingerde. Darius was overrompeld door de snelheid en op het laatste moment ontweek hij het, net op tijd.
Maar de dorpeling achter hem, een jongen die hij vanaf jongs af aan kende, hem had niet zoveel geluk. Hij schreeuwde van pijn terwijl de hellebaard zijn borst doorboorde, het bloed gutste uit zijn mond terwijl hij op zijn rug viel en hij staarde naar de lucht.
In razernij keerde Darius zich om en keek de zerta aan. Hij wachtte en wachtte, wetende dat hij vertrapt zou worden als hij dit niet perfect timede.
Op het laatste moment rolde Darius opzij en zwaaide met zijn zwaard, hij hakte de benen onder de zerta vandaan. De zerta gilde en viel met zijn gezicht naar beneden, zijn ruiter vloog eraf en landde tussen de groep dorpelingen.
Een dorpeling brak uit de menigte en rende voorwaarts, hij tilde een grote steen hoog boven zijn hoofd. Darius draaide zich om en was verrast om te zien dat het Loti was – zij hield de steen hoog en gooide het op de helm van de soldaat, hem dodend.
Darius hoorde gegaloppeer en draaide zich om en zag nog een zerta op zich afkomen, met de soldaat er schrijlings op, die bracht zijn speer omhoog en richtte het op hem. Er was geen tijd om te reageren.
Er klonk een grauw en tot zijn verrassing zag Darius plotseling Dray tevoorschijn komen, hoog in de lucht, voorwaarts springend, en beet in de voet van de soldaat net op het moment dat hij de speer wierp. De soldaat slingerde naar voren en viel zijdelings van de zerta af, en zodra hij de grond raakte werd hij door dorpelingen gegrepen.
Darius keek eeuwig dankbaar naar Dray die naar hem toe kwam rennen.
Darius hoorde nog een oorlogskreet, draaide zich om en zag dat nog een andere Keizerlijke officier hem aanviel, zijn zwaard omhoog brengend en het op hem neer zwaaiend. Darius draaide en pareerde, hij sloeg het andere zwaard kletterend weg voordat het zijn borst bereikte. Darius draaide daarna rond en schopte de soldaat zijn voeten onder hem vandaan. Hij viel op de grond en Darius schopte hem tegen zijn kaak voordat hij kon opstaan, en hij ging voorgoed knock out.
Darius zag dat Loti langs hem rende, ze gooide zichzelf hals over kop in het heetst van de strijd en griste een zwaard van taille van een dode soldaat. Dray sprong voor haar om haar te beschermen en Darius maakte zich zorgen om haar in het heetst van de strijd te zien en hij wil haar in veiligheid brengen.
Zijn broer Loc was hem voor. Hij snelde naar voren en greep Loti van achteren vast, zodat ze haar speer liet vallen.
“We moeten hier weg!” zei hij. “Dit is geen plek voor jou!”
“Dit is de enige plek voor mij!” drong ze aan.
Maar Loc was, zelfs met maar één goede hand, verrassend sterk en het lukte hem om haar al protesterend en schoppend mee te slepen, weg van het heetst van de strijd. Darius was dankbaarder dan hij kon uitspreken.
Darius hoorde gekletter van staal naast hem en hij draaide zich om en zag Kaz, één van zijn strijdbroeders, worstelen met een Keizerlijke soldaat. Hoewel Kaz vroeger een bullebak en een doorn in het oog was voor Darius, moest hij nu wel toegeven dat hij blij was om Kaz aan zijn zijde te hebben. Hij zag Kaz in de weer met de soldaat, een geduchte krijger, gekletter na gekletter, totdat de soldaat, in een verrassende beweging, uiteindelijk Kaz versloeg en het zwaard uit zijn handen sloeg.
Kaz stond daar, weerloos, en voor het eerst sinds Darius zich kon herinneren met angst op zijn gezicht. De Keizerlijke soldaat, met bebloede ogen, stapte naar voren om hem af te maken. Plotseling klonk er gekletter en de soldaat bevroor ineens en viel met zijn gezicht op de grond. Dood.
Zij keken beiden om en Darius zag geschokt Luzi staan, half zo groot als Kaz, met een slinger in zijn handen, leeg omdat hij deze net gebruikt had. Luzi lachte onnozel naar Kaz.
“Heb je er nu spijt van dat je me altijd gepest hebt?” zei hij tegen Kaz.
Kaz staarde sprakeloos terug.
Darius