Verloofd . Морган Райс
Sam bood haar geduldig zijn hand aan en wachtte.
“Alleen vrienden?” vroeg ze. “Niets meer?”
“Alleen vrienden,” zei Sam.
Ze reikte hem eindelijk de hand, en schudde ze.
Toen ze dat deed, kon Sam alleen maar vaststellen dat ze zijn hand gewoon een beetje te lang vasthield.
HOOFDSTUK DRIE
Caitlin zat rechtop in de sarcofaag en staarde de man die voor haar stond aan. Ze wist dat ze hem van ergens herkende, maar kon niet plaatsen van waar. Ze staarde naar zijn grote, bruine, bezorgde ogen, zijn perfect gebeeldhouwde gezicht, zijn jukbeenderen, zijn zachte huid, zijn dik golvend haar. Hij was knap en ze kon voelen hoe erg hij met haar begaan was. Diep vanbinnen voelde ze dat dit iemand was die belangrijk voor haar was, maar ze kon zich helemaal niet meer herinneren wie het was.
Caitlin voelde iets nats in haar handpalm en keek naar beneden. Ze zag dat er een wolf zat die haar likte. Ze was verrast om te zien hoe goed het dier voor haar zorgde, alsof het haar altijd gekend had. Het had mooie witte pels, met een enkele grijze streep die door het midden van het hoofd en rug liep. Caitlin voelde aan dat ze dit dier ook kende en dat ze op een bepaald punt in haar leven, er een goede band mee gehad had.
Maar wat ze ook probeerde, ze kon het zich nu niet herinneren.
Ze keek rond in de kamer en probeerde haar omgeving in zich op te nemen. Ze hoopte dat dit haar geheugen op gang zou brengen. Langzaam werd de kamer het middelpunt van haar belangstelling. Het was er duister, alleen maar verlicht door een fakkel, en in de verte zag ze aanpalende kamers die gevuld waren met sarcofagen. De kamer had een laag, versterkt plafond en de stenen zagen er oud uit. Het zag eruit als een crypte. Ze vroeg zich af hoe ze hier gekomen was—en wie de mensen om haar heen waren. Ze voelde zich alsof ze wakker werd uit een eindeloze droom.
Caitlin sloot even de ogen en ademde diep. Terwijl ze dat deed, flitsten een heleboel herinneringen tegelijk door haar hoofd. Ze zag zichzelf in het Romeinse Colosseum staan, terwijl ze meerdere soldaten van zich afsloeg op de hete stoffige vloer. Ze zag zichzelf over een eiland in de rivier de Hudson vliegen en keek neer op een sprankelend kasteel. Ze zag zichzelf in Venetië op een gondel met een jongen die ze niet herkende, maar hij was wel knap. Ze zag zichzelf in Parijs, terwijl ze wandelde langs een rivier met een man die ze herkende als dezelfde man die nu tegenover haar zat. Ze probeerde zich te concentreren op dat beeld om het vast te houden. Misschien kon het haar helpen om dingen te herinneren.
Ze zag hen beiden opnieuw, deze keer in zijn kasteel, op het Franse platteland. Ze zag hen beiden paardrijden op het strand, en zag dan een valk, die over hen cirkelde en een brief afleverde.
Ze probeerde in te zoomen op zijn gezicht om zijn naam te herinneren. Het leek of het haar terug begon te dagen. Het was zo dichtbij. In haar geest kwamen steeds meer flitsen door en het was zo moeilijk om iets vast te houden. Leven na leven flitste aan haar voorbij in een eindeloze fotoshoot van beelden. Haar geheugen leek zich te herstellen.
"Caleb," zei een stem.
Caitlin opende haar ogen. Hij was dichtbij en leunde over haar. Hij reikte haar de hand en hield haar schouder vast.
"Mijn naam is Caleb. Van de Witte Coven. Herinner je je dat niet?"
Caitlin sloot haar ogen terug, omdat haar geest wakker geschud werd door zijn woorden, zijn stem. Caleb. De naam deed ergens in haar achterhoofd. Het voelde aan als een naam die belangrijk voor haar was.
Witte Coven. Dat deed ook een belletje rinkelen. Plotseling zag ze zichzelf in een stad waarvan ze wist dat het de stad New York was, in een klooster aan de noordelijke kant van het eiland. Ze zag zichzelf staan op een groot terras vanwaar ze uitkeek. Ze zag zichzelf ruzie maken met een vrouw die Sera heette.
"Caitlin," ze hoorde de stem terug, nadrukkelijker. "Herinner je je het niet?"
Caitlin. Ja. Dat was haar naam. Ze was er nu zeker van.
En Caleb. Ja. Hij was belangrijk voor haar. Hij was haar…vriend? Hij leek belangrijker dan dat. Verloofde? Echtgenoot?
Ze opende haar ogen en staarde hem aan, en het kwam stilaan allemaal terug. Ze vervulde zich met hoop, toen ze zich langzaam, alles begon te herinneren.
"Caleb," zei ze zachtjes terug
Zijn ogen vulden zich plots met hoop en werden vochtig. De wolf naast huilde en likte haar wang, alsof ze aangemoedigd werd. Ze keek haar aan en plotseling herinnerde ze zich haar naam.
"Rose,” zei ze en dan realiseerde ze zich dat het niet juist was. “Nee. Ruth. Je naam is Ruth."
Ruth leunde dichter tegen haar aan en likte haar gezicht. Caitlin kon haar glimlach niet onderdrukken en streelde haar kop. Caleb begon opgelucht te glimlachen.
"Ja. Ruth. En ik ben Caleb. En jij bent Caitlin. Weet je het nu?”
Ze knikte. "Het is allemaal aan het terugkomen," zei ze. "Je bent mijn …echtgenoot?"
Ze zag hoe zijn gezicht plotseling helemaal rood werd, alsof hij verlegen was, of beschaamd. En op dat moment herinnerde ze zich het. Nee. Ze waren niet getrouwd.
"We zijn niet getrouwd," zei hij verontschuldigend, "maar we zijn samen."
Ze voelde zich ook in verlegenheid gebracht omdat ze zich alles begon te herinneren. Het begon haar allemaal te dagen.
Plotseling herinnerde ze zich de sleutels. De sleutels van haar vader. Ze tastte naar beneden in haar zak en voelde dat ze daar zeker nog zaten. Ze tastte in een andere zak en vond daar een dagboek dat ook nog altijd daar zat. Ze was opgelucht.
Caleb stak een hand uit.
Ze nam ze aanen liet zich door hem uit de sarcofaag trekken.
Het voelde zo goed aan om op te staan, om haar pijnlijke spieren te strekken.
Caleb stak zijn hand uit en borstelde het haar uit haar gezicht. Zijn zachte vingers voelden zo goed aan terwijl haar slapen erdoor gestreeld werden.
"Ik ben zo blij dat je leeft," zei hij.
Hij omhelsde haar en knuffelde haar stevig. Ze knuffelde hem terug en terwijl ze dat deed, kwamen nog meer herinneringen terug. Ja, dit was de man van wie ze hield. De man die ze op een dag hoopte te huwen. Ze kon zijn liefde door haar heen voelen lopen en ze herinnerde zich dat ze samen terug in de tijd waren gereisd. De laatste keer waren ze in Parijs in Frankrijk geweest en ze had de tweede sleutel gevonden. Ze waren alle twee teruggestuurd in de tijd. Ze had gebeden dat ze deze keer samen zouden terugkomen. Terwijl ze hem steviger vasthield, besefte ze dat haar gebeden waarheid waren geworden.
Eindelijk waren ze deze keer samen.
HOOFDSTUK VIER
"Ik merk dat jullie elkaar hebben gevonden," zei een stem.
Caitlin en Caleb werden gestoord in het midden van hun omhelzing waarin ze met hun beiden gewikkeld zaten. Caitlin was geschrokken dat gelijk wie zo vlug tot bij hen kon sluipen, zeker omdat hun vampierzintuigen zo scherp waren.
Maar, toen ze terugstaarde naar de vrouw die voor hen stond, besefte ze waarom: deze vrouw was ook een vampier. Ze was helemaal gekleed in het wit en droeg een kap. De vrouw deed haar kin omhoog en staarde met priemende blauwe ogen terug. Caitlin werd gewaar dat de vrouw een gevoel van vrede en harmonie uitstraalde en ze stelde zich minder verdedigend op. Ze voelde dat Caleb ook rustiger werd.
De vrouw zette een brede glimlach op.
"We hebben een hele tijd op jou gewacht," zei ze met een vriendelijke stem.
"Waar zijn we?" vroeg Caitlin. “In welk jaar zijn we?"
De vrouw glimlachte alleen terug.
"Kom maar mee," zei ze, en ze draaide haar rug en ging terug door de lage, gebogen deuropening.
Caitlin en Caleb keken elkaar