Een Smidsvuur van Moed . Морган Райс
gaat me vertellen wat hij wilde,” hield hij vol. “Wat—of wie—hij probeerde te beschermen. Als je dat doet, zal ik wellicht genade hebben en je vrijlaten. Zo niet, dan zal ik je niet alleen persoonlijk naar de galg escorteren, maar ik zal er ook op toezien dat je de meest gruwelijke dood sterft die je je kunt voorstellen. De keus is aan jou, en er is geen weg terug. Denk goed na, Duncan.”
Enis draaide zich om, maar Duncan riep hem na.
“Je mag mijn antwoord nu hebben als je wil,” antwoordde Duncan.
Enis draaide zich om, een tevreden glimlach op zijn gezicht.
“Ik kies de dood,” antwoordde hij. En voor het eerst slaagde hij erin om te glimlachen. “Tenslotte is mijn dood niets vergeleken met eer.”
HOOFDSTUK TWEE
Dierdre veegde het zweet van haar voorhoofd en ging ineens rechtop zitten, opgeschrikt door een donderend geluid. Het was een uitgesproken geluid, een geluid dat haar gespannen maakte, een geluid dat boven het gehamer op de aambeelden heen rees. Alle mannen en vrouwen om haar heen stopten ook. Ze legden hun onafgemaakte wapens neer en keken verward op.
Het klonk weer, als onweer dat met de wind werd meegevoerd, alsof de aarde werd verscheurd.
En toen nog eens.
Toen besefte Dierdre was het waren: ijzeren klokken. Ze joegen haar angst aan terwijl ze keer op keer luidden, galmend door de stad. Het waren klokken van waarschuwing, van gevaar. Oorlogsklokken.
De mensen van Ur sprongen op van hun tafels en stormden de smederij uit, benieuwd naar wat er aan de hand was. Dierdre was de eerste die naar buiten rende, vergezeld door haar meisjes en op de voet gevolgd door Marco en zijn vrienden. Ze liepen de straten op, die overspoeld werden door bezorgde burgers. Ze baanden zich een weg naar de kanalen om beter zicht te krijgen. Dierdre zocht overal, in de verwachting haar stad overspoeld te zien worden met schepen en soldaten. Maar ze zag niets.
Ze ging op weg naar de enorme wachttorens bij de rand van de Zee van Verdriet om een beter zicht te krijgen.
“Dierdre!”
Ze draaide zich om en zag haar vader en zijn mannen. Ook zij waren op weg naar de wachttorens. Alle vier de torens luidden hun klokken, iets dat nog nooit was voorgekomen. Het was alsof de dood zelf naderde.
Dierdre voegde zich bij haar vader en ze renden door de straten. Ze gingen een serie stenen treden op tot ze de top van de stadsmuur bereikten, bij de rand van de zee. Ze stopte, verbijsterd door wat ze voor zich zag.
Het was alsof haar ergste nachtmerrie tot leven was gekomen. Het was een aanblik waarvan ze had gehoopt het nooit te hoeven aanschouwen: de hele zee was tot aan de horizon gevuld met zwart. De zwarte schepen van Pandesia leken de hele wereld te bedekken. En wat nog het ergste was, ze voeren recht op haar stad af.
Dierdre stond verstijfd, starend naar de naderende dood. Ze zouden zich met geen mogelijkheid kunnen verdedigen tegen een vloot van dat formaat. Niet met hun kettingen, en niet met hun zwaarden. Wanneer de eerste schepen de kanalen zouden bereiken, zouden ze hen naar de flessenhals kunnen lokken en hen misschien vertragen. Ze zouden honderden, misschien duizenden soldaten kunnen doden.
Maar geen miljoenen.
Dierdre voelde haar hart in tweeën scheuren terwijl ze zich omdraaide en dezelfde stille paniek op de gezichten van haar vader en zijn soldaten zag. Haar vader hield zich groot in het bijzijn van zijn mannen, maar ze kende hem al langer dan vandaag. Ze kon het fatalisme in zijn ogen zien, ze zag het licht doven. Daar stonden ze dan, aan de rand van hun grote, eeuwenoude stad, en ze keken de dood recht in de ogen.
Naast haar keken Marco en zijn vrienden angstig naar de zee. Maar ze zag ook resolutie in hun ogen. Geen van hen vluchtte. Ze liet haar blik over de zee van gezichten glijden, op zoek naar Alec, maar ze zag hem nergens. Ze vroeg zich af waar hij kon zijn. Hij zou toch zeker niet gevlucht zijn?
Dierdre bleef staan en verstevigde haar greep op haar zwaard. Ze had geweten dat de dood in aantocht was—ze had hem alleen nog niet zo snel verwacht. Maar ze wilde niet meer vluchten.
Haar vader draaide zich naar haar om en greep haar bij haar schouders.
“Je moet de stad verlaten,” eiste hij.
Dierdre zag de vaderlijke liefde in zijn ogen, en het raakte haar diep.
“Mijn mannen zullen je escorteren,” voegde hij toe. “Ze kunnen je hier ver vandaan krijgen. Ga nu! En denk aan me.”
Dierdre veegde een traan weg toen ze zag hoe liefdevol haar vader naar haar keek. Ze schudde haar hoofd en schudde zijn handen van zich af.
“Nee, Vader,” zei ze. “Dit is mijn stad, en ik zal sterven aan je—”
Voor ze haar zin kon afmaken sneed er een afschuwelijke explosie door de lucht. Eerst dacht ze dat het weer klokken waren, maar toen drong het tot haar door—kanonvuur. Niet één kanon, maar honderden.
De schokgolven alleen al brachten Dierdre uit balans. Ze gingen met zoveel kracht door de atmosfeer heen dat ze het gevoel had dat haar oren van haar hoofd af werden gereten. Toen kwam het hoge gefluit van de kanonskogels. Ze keek uit naar de zee en werd overspoeld door een golf van paniek toen ze honderden enorme kanonskogels, als ijzeren ketels in de lucht, recht op haar geliefde stad zag afvliegen.
Er volgde een geluid dat nog erger was dan het laatste: het geluid van gesteente dat door ijzer werd verbrijzeld. De ene explosie na de andere deed de lucht rommelen. Dierdre struikelde en viel terwijl om haar heen de grote gebouwen van Ur, architecturale meesterwerken, monumenten die al duizenden jaren overeind stonden, vernietigd werden. De stenen gebouwen, kerken, uitkijktorens, fortificaties, kantelen—alles werd door de kanonskogels tot puin geslagen. Ze stortten voor haar ogen in elkaar.
Er kwam een lawine van puin naar beneden terwijl het ene na het andere gebouw tegen de grond ging.
Het was weerzinwekkend. Terwijl Dierdre over de grond rolde zag ze hoe een dertig meter hoge stenen toren om begon te vallen. Ze was hulpeloos, en kon niets doen behalve toekijken hoe de honderden mensen die onder de toren stonden opkeken en het uitschreeuwden van doodsangst terwijl de stenen muur hen verpletterde.
Er volgde nog een explosie.
En nog één.
En nog één.
Overal om haar heen explodeerden gebouwen. Duizenden mensen werden verpletterd in enorme pluimen van stof en puin. Rotsen rolden als kiezelsteentjes door de stad heen terwijl gebouwen tegen elkaar aan vielen en afbrokkelden terwijl ze op de grond belandden. En de kanonskogels bleven maar komen. Ze beukten door het ene gebouw na het andere en veranderden de ooit zo majestueuze stad in een berg puin.
Dierdre krabbelde overeind en keek versuft om zich heen. Haar oren suisden. Tussen de stofwolken door zag ze straten die bezaaid waren met lijken en bloedplassen. Het was alsof de hele stad in één klap was weggevaagd. Ze keek uit naar de zee, zag de duizenden schepen die klaar waren om aan te vallen, en besefte dat al hun voorbereidingen voor niets waren geweest. Ur was al vernietigd, en de schepen waren nog niet eens bij de kust. Wat zouden al die wapens, al die kettingen met ijzeren punten, nu kunnen uithalen?
Dierdre hoorde gekreun. Ze keek om en zag één van de dappere mannen van haar vader, een man waar ze ooit zielsveel van had gehouden, op slechts enkele meters bij haar vandaan liggen, dood. Verpletterd door een berg puin die op haar geland was als ze niet was gestruikeld. Ze wilde hem helpen—toen de lucht weer begon te trillen door het lawaai van een nieuwe lading kanonskogels.
En toen nog één.
Er volgde een suizend geluid, toen meer explosies, meer vallende gebouwen. Het puin stapelde zich op en er stierven nog meer mensen. Ze werd weer uit balans gebracht; een stenen muur stortte naast haar in elkaar en miste haar maar net.
Er kwam een tijdelijke stilte in het vuren, en Dierdre ging staan. Een muur van puin blokkeerde nu haar zicht op de zee, maar ze voelde dat de Pandesianen dichtbij waren, bij het