De Opkomst Van De Draken . Морган Райс
een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
Omslagafbeelding Copyright Photosani, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.
INHOUD
“Soms zijn mensen meester over hun eigen lot:
De fout, beste Brutus, ligt niet in onze sterren,
Maar in onszelf. Wij zijn ondergeschikten.”
--William Shakespeare
Julius Caesar
HOOFDSTUK ÉÉN
Kyra stond boven op de grasheuvel; de bevroren grond was hard onder haar laarzen. Het sneeuwde, en ze probeerde de bijtende kou te negeren terwijl ze haar boog spande en zich op haar doelwit concentreerde. Ze kneep haar ogen samen en sloot zich af voor de rest van de wereld – een windvlaag, het geluid van een kraai in de verte – en dwong zichzelf om alleen de smalle spierwitte berk te zien, die een scherp contrast vormde met het landschap van paarse dennenbomen. Op een afstand van veertig meter was dit precies het soort schot dat haar broers niet konden halen, dat zelfs haar vaders mannen niet konden halen, en dat maakte haar alleen maar meer vastberaden; ze was de jongste van het stel, en het enige meisje.
Kyra had er nooit bij gehoord. Een deel van haar wilde dat natuurlijk wel, wilde doen wat er van haar verwacht werd: tijd doorbrengen met de andere meisjes en zich bezighouden met huiselijke aangelegenheden; maar diep vanbinnen wist ze dat ze zo niet was. Ze was haar vaders dochter en ze had, net als hij, de geest van een krijger. Ze kon niet ingeperkt worden door de stenen muren van hun vesting, en ze zou niet zwichten voor een leven naast een haardvuur. Ze was een betere schutter dan deze mannen – ze was al beter dan haar vaders beste boogschutters – en ze zou doen wat ze moest doen om hen, en dan voornamelijk haar vader, te bewijzen dat ze het verdiende om serieus genomen te worden. Haar vader hield van haar, wist ze, maar hij weigerde om te zien wie ze echt was.
Kyra bracht haar beste trainingen alleen door, ver van het fort, hier op de velden van Volis, en dat paste goed bij haar, omdat zij als het enige meisje in een fort van krijgers had geleerd om alleen te zijn. Ze had zich hier elke dag teruggetrokken op haar favoriete plekje, hoog op het plateau, vanaf waar ze een uitzicht had op de onregelmatige stenen muren van het fort. Er stonden goede bomen, smalle bomen die lastig waren om te raken. Het geluid van haar pijlen galmde door het heuvels; er werd hierboven geen enkele boom gespaard van haar pijlen: hun stammen waren getekend en sommige bomen helden al een beetje over.
De meeste van haar vaders boogschutters, wist Kyra, mikten op de muizen die over de velden renden. Toen ze net was begonnen, had ze dat ook geprobeerd, en ze had ondervonden dat het vrij makkelijk was om ze te doden. Maar ze had ervan gewalgd. Ze was onbevreesd, maar ook gevoelig, en ze vond het onprettig om een levend wezen te doden zonder dat het ergens goed voor was. Ze had gezworen dat ze nooit meer op een levend wezen zou mikken, tenzij het gevaarlijk was, of wanneer het haar aanviel, zoals de Wolfsvleermuizen die ’s nachts tevoorschijn kwamen en altijd te dicht bij haar vaders fort rondvlogen. Ze schroomde niet om die af te schieten, zeker niet nadat haar jongere broertje Aidan een halve maan ziek was geweest door de beet van een Wolfsvleermuis. Bovendien waren het de snelste wezens die er waren, en ze wist dat als ze er een kon raken, zeker ’s nachts, ze alles kon raken. Ze had ooit een hele nacht doorgebracht bij volle maan en pijlen afgevuurd vanuit haar vaders toren. Bij zonsopkomst was ze naar buiten gerend, en de grond was bezaaid geweest met tientallen Wolfsvleermuizen. Haar pijlen zaten er nog in, en de dorpelingen hadden zich verbijsterd verzameld rond de dode beesten.
Kyra dwong zichzelf om geconcentreerd te blijven. Ze liet het schot voor haar geestesoog voorbijkomen, zag zichzelf haar boog optillen, hem spannen en hem zonder te aarzelen loslaten. Het echte schieten, wist ze, gebeurde voor het schot. Ze had te veel boogschutters van haar eigen leeftijd gezien, in hun veertiende jaar, die hun boog spanden en twijfelden, en ze wist dat hun schoten dan verloren waren. Ze haalde een keer diep adem, hief haar boog, en in één beslissende beweging