Opstandeling, Pion, Koning . Морган Райс
bekeek de andere jongen. “Jij ziet er niet echt uit als een crimineel.”
Hij zag de blik van pijn in de ogen van de jongen. “Mijn familie… Prins Lucious kwam naar onze boerderij en stak hem in brand. Hij heeft mijn ouders vermoord. Hij heeft mijn zus meegenomen. Hij heeft mij hier zonder reden heen gestuurd.”
Het was een bekend verhaal voor Sartes. Lucious was kwaadaardig. Hij greep elke kans aan om ellende te creëren. Hij scheurde gezinnen uit elkaar omdat hij dat kon.
“Waarom zoek je geen rechtvaardigheid?” suggereerde Sartes. Hij bleef teer uit de put scheppen om te zorgen dat de wachters niet in de buurt zouden komen.
De andere jongen keek hem aan alsof hij gestoord was. “Hoe zou ik dat moeten doen? Ik ben maar in mijn eentje.”
“Het verzet is veel meer dan één persoon,” merkte Sartes op.
“Alsof het hen iets kan schelen wat er met mij zal gebeuren,” antwoordde Bryant. “Ze weten niet eens dat we hier zijn.”
“Dan moeten we naar ze toe gaan,” fluisterde Sartes terug.
Sartes zag paniek in de ogen van de jongen.
“Dat kan niet. Als je zelfs maar over ontsnappen praat, hangen de wachters ons boven de teer en laten ze ons stukje bij beetje zakken. Ik heb het gezien. Ze zullen ons doden.”
“En wat zal er gebeuren als we hier blijven?” wilde Sartes weten. “Als je vandaag aan één van de anderen was vastgeketend, wat denk je dat er dan gebeurt zou zijn?”
Bryant schudde zijn hoofd. “Maar er zijn teerputten, en wachters, en ik weet zeker dat er valstrikken zijn. De andere gevangenen zullen ook niet helpen.”
“Maar je denkt er nu wel over na, of niet?” zei Sartes. “Ja, er zitten risico’s aan verbonden, maar die zijn beter dan zeker weten dat je doodgaat.”
“Hoe zouden we het voor elkaar moeten krijgen?” vroeg Bryant. “Ze houden ons ’s nachts in de kooien, en we zijn de hele dag aan elkaar vastgeketend.”
Daar had Sartes in elk geval een antwoord op. “Dan ontsnappen we samen. We wachten op het juiste moment. Vertrouw me, ik weet het één en ander over slechte situaties ontvluchten.”
Hij zei niet dat dit lastiger zou zijn dan alles waar hij ooit mee te maken had gehad, en hij liet zijn nieuwe vriend niet weten hoe slecht hun kansen waren. Hij wilde Bryant niet nog banger maken dan hij al was, maar ze moesten wel weg.
Als ze hier nog langer bleven, wist hij, zouden ze het niet overleven.
HOOFDSTUK ACHT
Thanos voelde zich gespannen als een dier dat op het punt stond te vluchten terwijl hij tussen het trio gevangenen richting de vesting van het eiland liep. Hij betrapte zichzelf erop dat hij bij elke stap zocht naar een ontsnappingsroute. Maar op het open terrein, met de bogen van zijn gijzelnemers gespannen, vond hij er geen.
“Wel zo verstandig,” zei Elsius achter hem. “Ik wil niet beweren dat je beter af bent als je doet wat we zeggen, maar je zult langer leven. Je kunt op dit eiland nergens heen behalve naar de Verlatenen, en als je dat probeert jaag ik je op.”
“Misschien moet ik het dan maar snel doen,” zei Thanos. Hij probeerde zijn verrassing over het feit dat de andere man zijn intenties had doorzien te verhullen. “Een pijl in de rug kan zo erg niet zijn.”
“Niet erger dan een zwaard,” zei Elsius. “Oh ja, zelfs hier hebben we erover gehoord. De cipiers brengen ons nieuws wanneer ze ons nieuwelingen brengen. Maar geloof me, als ik je opjaag zal je geen snelle dood te wachten staan. Doorlopen nu, gevangene.”
Thanos deed wat hij zei, maar hij wist dat hij niet in de vesting terecht kon komen. Als dat gebeurde zou hij nooit meer daglicht zien. De beste tijd om te ontsnappen was altijd vroeg, als je de kracht er nog voor had. Dus bleef Thanos om zich heen kijken. Hij trachtte het terrein te beoordelen, zijn moment in te schatten.
“Het zal niet werken,” zei Elsius. “Ik weet hoe mannen in elkaar zitten. Ik weet wat ze zullen doen. Het is ongelofelijk wat je over mensen kunt leren terwijl je ze in stukken snijdt. Ik denk dat je dan echt in hun ziel kunt kijken.”
“Weet je wat ik denk?” vroeg Thanos.
“Vertel het eens. Ik weet zeker dat je belediging mijn dag zal maken. En de jouwe zal verpesten.”
“Ik denk dat je een lafaard bent,” zei Thanos. “Ik heb over je misdaden gehoord. Je hebt een paar mensen vermoord die niet in staat waren om terug te vechten. Je hebt een tijdje een bende boeven geleid die voor je vochten. Je bent zielig.”
Thanos hoorde gelach achter zich.
“Oh, is dat alles?” zei Elsius. “Ik voel me beledigd. Wat probeerde je te doen, me dichterbij lokken zodat je kon aanvallen? Denk je nu echt dat ik zo dom ben? Jullie twee, hou hem vast. Prins Thanos, als je beweegt, krijg je een pijl op een zeer pijnlijke plek.”
Thanos voelde de handen van de twee cipiers zich rond zijn armen sluiten en hem stevig op zijn plek houden. Het waren sterke mannen, duidelijk gewend aan de omgang met opstandige gevangenen. Thanos voelde hoe hij werd omgedraaid, en toen stond hij oog in oog met Elsius. Die hield zijn boog perfect recht, klaar om te vuren.
Precies zoals Thanos had gehoopt.
Thanos verzette zich tegen de cipiers die hem vasthielden, en hij hoorde Elsius lachen.
“Zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb.”
Hij hoorde de twang van de boogpees, maar in tegenstelling tot wat ze dachten probeerde Thanos niet om los te breken. Hij draaide om zijn as en sleurde één van de wachters in de baan van de pijl. Hij voelde de schok door het lichaam van de man gaan terwijl er een pijlpunt door zijn borst naar buiten kwam.
Thanos voelde de greep van de man verslappen toen de cipier naar de pijl graaide, en hij aarzelde geen seconde. Hij beukte tegen de andere cipier aan, griste een mes van zijn riem en duwde hem tegen Elsius aan. Ze raakten verstrikt in elkaars wapens, en hij greep de boog van de stervende wachter, en zoveel mogelijk pijlen.
Thanos rende zigzaggend over gebroken rotsen richting de dichtstbijzijnde schuilplaats. Het feit dat hij richting de bomen rende in plaats van richting zijn boot redde nu waarschijnlijk zijn leven.
“Daar is niets behalve de Verlatenen!” schreeuwde Elsius hem na.
Thanos dook toen een pijl vlak langs zijn hoofd suisde. Hij voelde dat hij dichtbij genoeg was om zijn haar te doen opwaaien. De killer die op hem joeg was veel te goed.
Thanos vuurde terug maar keek nauwelijks. Als hij lang genoeg zou stoppen om goed te richten, zou hij zonder twijfel gedood worden door één van de pijlen die langs hem heen suisden. Of erger, hij zou dusdanig gewond raken dat Elsius hem zou kunnen inhalen en hem alsnog naar de vesting mee zou kunnen sleuren.
Thanos dook achter een rots en hoorde er een pijl van af stuiteren. Hij vuurde weer, rende, pauzeerde. Zijn instinct liet hem wachten terwijl er weer een pijl voorbij suisde.
Nu rende hij weer, sprintend naar de bomen. Hij probeerde zijn vlucht onvoorspelbaar te maken, maar concentreerde zich vooral op snelheid. Hoe sneller hij tussen de bomen kon komen, hoe beter. Hij vuurde nog een pijl af zonder te kijken, stapte instinctief opzij terwijl een ander pijl hem miste, en gooide zichzelf achter de dichtstbijzijnde boom, precies toen een pijlpunt zich door de stam boorde.
Thanos pauzeerde even en luisterde. Boven het harde kloppen van zijn hart hoorde hij Elsius bevelen roepen.
“Ga meer cipiers halen,” commandeerde hij. “Ik zal zelf achter onze prins aangaan.”
Thanos begon tussen de bomen door te sluipen. Hij wist dat hij nu zoveel mogelijk afstand moest afleggen, voor er nog meer gewapende cipiers achter hem aan zouden komen. Als ze met genoeg waren, zouden ze hem makkelijk kunnen omsingelen. En dan zou hij niet kunnen ontsnappen, hoe goed hij ook vocht. Maar hij moest nog altijd voorzichtig zijn. Hij kon