Eens gelokt. Блейк Пирс
ben ik? vroeg ze zich af.
Ergens in Dublin? Nee, ze was nog in staat om enigszins wat chronologie vast te stellen. Ze was hier twee maanden geleden heen gevlogen, en was begonnen met werken zodra ze was gesetteld. Ze was zeker weten in Delaware. Met moeite herinnerde ze dat ze gestopt was om een man met zijn auto te helpen. Toen was er iets gebeurd. Iets ergs.
Maar wat was deze plaats, met al dat vreselijke geluid?
Ze realiseerde zich dat ze als een kind gedragen werd. Ze hoorde de stem van de man die haar droeg, nog net hoorbaar boven het kabaal.
“Maak je geen zorgen, we zijn op tijd gekomen.”
Ze focuste haar ogen. Haar zicht was gevuld met een duizelingwekkend aantal klokken van elk voorstelbare vorm, maat en stijl. Ze zag enorme staande klokken omringd door kleinere klokken, waaronder koekoeksklokken en klokken met kleine parades van mechanische poppetjes. Er stonden nog kleinere klokken op schappen.
Ze slaan allemaal voor het hele uur, dacht ze.
Maar in al deze herrie, had ze geen schijn van kans om het precieze aantal klokslagen te tellen.
Ze draaide haar hoofd om te zien wie haar droeg. Hij keek op haar neer. Ja, hij was het: de man die om hulp gevraagd had. Wat was ze dom geweest om voor hem te stoppen. Ze was recht in zijn val getrapt. Maar wat ging hij met haar doen?
Het lawaai van de klokken doofde en haar ogen verloren weer focus. Ze kon ze niet openhouden. Ze voelde dat ze haar bewustzijn langzaam verloor.
Ik moet wakker blijven, dacht ze.
Ze hoorde het geratel van metaal, en voelde hoe ze werd neergelegd op een koude, harde ondergrond. Er was een ander geratel, gevolgd door voetstappen, en tot slot het geluid van een deur die open en weer dicht ging. Het grote aantal klokken tikte door.
Toen hoorde ze de stemmen van twee vrouwen.
“Ze leeft nog.”
“Jammer voor haar.”
De stemmen klonken gedempt en hees. Meara kreeg het voor elkaar om haar ogen weer te openen. Ze zag dat de vloer bestond uit grijs beton. Met veel pijn draaide ze zich om en zag ze drie menselijke vormen op de vloer vlakbij haar zitten. Ze dacht tenminste dat ze menselijk waren. Het leken jonge meisjes, tieners, maar ze waren mager, amper meer dan een skelet, en hun botten waren duidelijk zichtbaar onder hun huid. Een van hen leek nauwelijks bij bewustzijn, haar hoofd hing naar voren en haar ogen staarden naar de grijze vloer. Ze deden haar denken aan foto’s die ze had gezien van gevangenen in concentratiekampen.
Waren ze überhaupt in leven? Ja, ze moesten wel in leven zijn. Ze had ze net horen praten.
“Waar zijn we?” vroeg Meara.
Ze kon het hijgende antwoord amper verstaan.
“Welkom,” zei een van hen, “in de hel.”
HOOFDSTUK EEN
Riley Paige zag de eerste stoot niet aankomen. Toch stelden haar reflexen haar niet teleur. Het voelde alsof de tijd vertraagde toen de eerste stomp op volle vaart op haar buik afkwam. Ze stapte precies op tijd naar achteren. Vervolgens kwam er een wijde linkse hoek naar haar hoofd. Ze sprong opzij en ontweek. Daarna hij ging voor een laatste stoot naar haar gezicht, waarop ze een verdedigende positie aannam en de klap opving met haar handschoenen.
Toen verliep de tijd weer op zijn normale tempo. Ze wist dat deze combinatie van stoten nog geen twee seconden had geduurd.
“Goed,” zei Rudy.
Riley lachte. Nu was Rudy degene die ontweek en op en neer bewoog, klaar voor haar aanval. Riley deed hetzelfde, bleef in beweging, maakte schijnbewegingen, probeerde hem naar haar volgende beweging te laten gissen.
“Geen haast,” zei Rudy. “Wees doordacht. Alsof het een potje schaken is.”
Ze voelde een vleug van irritatie terwijl ze zijwaarts bleef bewegen. Hij maakte het haar gemakkelijk. Waarom moest hij het haar zo makkelijk maken?
Maar ze wist ook dat hij gelijk had. Dit was de eerste keer dat ze in de ring sparde tegen een echte tegenstander. Hiervoor had ze haar combinaties alleen nog geoefend op een boksbal. Ze moest niet vergeten dat ze pas een beginner was in deze vechtsport. Het was echt beter om niet te haasten.
Het was Mike Nevins idee geweest dat ze begon met sparren. De forensisch psychiater, die als deskundige bij de FBI werkte, was ook Riley’s goede vriend. Hij had haar vaak bijgestaan wanneer ze een persoonlijke crisis had.
Ze had de laatste tijd tegen Mike geklaagd dat ze moeite had om haar agressie onder controle te houden. Ze verloor vaak haar geduld. Ze voelde zich constant op scherp staan.
“Probeer sparren,” had Mike gezegd. “Dat is een geweldige manier om wat stoom af te blazen.”
Momenteel wist ze vrij zeker dat Mike gelijk had. Het voelde goed om te improviseren, om om te gaan met echte bedreigingen in plaats van ingebeelde, en het was ontspannen dat deze bedreigingen niet echt dodelijk waren.
Het was ook goed dat ze lid was geworden bij een sportschool die haar eens ergens anders bracht dan in het hoofdkantoor in Quantico. Ze bracht er te veel tijd door. Dit was een welkome verandering.
Maar ze had te lang getreuzeld. Ze kon in Rudy’s ogen zien dat hij zich voorbereidde op een volgende aanval.
In haar hoofd koos ze een nieuwe combinatie. Ze sprong abrupt op hem af om aan te vallen. Haar eerste stoot was een linkse hoek, die hij ontweek en pareerde met een rechtse directe die langs haar hoofdbeschermer schampte. Ze volgde nog geen seconde later met een rechtse hoek, die hij opving met zijn handschoen. Direct ging ze voor een linkse hoek, die hij ontweek door opzij te springen.
“Goed,” zei Rudy weer.
Het voelde niet goed voor Riley. Ze had geen enkele stoot kunnen raken, terwijl hij haar zelfs geschampt had tijdens het verdedigen, en ze voelde haar irritatie weer opkomen. Maar ze herinnerde zich wat Rudy haar in het begin verteld had...
“Verwacht niet veel stoten te raken. Dat doet niemand. Niet tijdens het sparren, tenminste.”
Ze keek nu naar zijn handschoenen, ze voelde aankomen dat er nog een aanval kwam. Maar toen vond er een vreemde transformatie plaats in haar verbeelding.
De handschoenen veranderden in één vlam; de witte sissende vlam van een gasbrander. Ze was weer opgesloten in de duisternis, een gevangene van de sadistische moordenaar Peterson. Hij speelde met haar, liet haar de vlam ontwijken om te ontsnappen aan de schroeiende hitte.
Maar ze was het zat om vernederd te worden. Deze keer was ze vastberaden om terug te vechten. Toen de vlam naar haar gezicht sprong, maakte ze gelijktijdig zowel een duikende beweging als een harde stoot die niet landde. De vlam kwam met een hoek op haar af, en ze verweerde zich met een directe die ook niet raakte. Maar voordat Peterson nog een beweging kon maken, gooide ze een uppercut, en voelde ze die impact op zijn kin...
"Hé!” schreeuwde Rudy.
Zijn stem bracht Riley terug naar het heden. Rudy lag gestrekt op zijn rug op de mat.
Hoe is hij daar terechtgekomen? vroeg Riley zich af.
Toen besefte ze dat ze hem geraakt had, hem hárd geraakt had.
“O god!” schreeuwde ze. “Rudy, het spijt me!”
Rudy grinnikte en stond weer op.
“Dat is niet nodig,” zei hij. “Dat was goed.”
Ze gingen weer verder met sparren. De rest van de training gebeurde er niet veel meer, en geen van hen raakte nog een stoot. Maar nu voelde het allemaal goed voor Riley. Mike Nevins had gelijk. Dit was precies de therapie die ze nodig had.
Toch bleef ze zich afvragen wanneer ze ooit van de nare herinneringen af zou komen.
Misschien nooit, dacht ze.
*