Alleen de voorbestemde. Морган Райс
oprees, zijn lijf kronkelend als een paling, met vinnen als messen en tanden die glommen in de zon.
Het beest dook vlakbij het vlot weer onder en ze werden overspoeld door een vloedgolf die het kleine vlot bijna liet kapseizen. Een deel van Royce dacht dat dat de bedoeling van het wezen was; misschien was het slim genoeg om te weten dat mensen makkelijker te eten waren als ze in het water lagen.
Omdat hij niet wist wat hij anders moest doen trok hij het kristallen zwaard.
Het beest kwam weer uit het water omhoog en Royce haalde uit, maar het zwaard schampte het alleen maar. Het ding keek op hem neer, alsof het probeerde uit te vogelen wat dat ding was dat hem pijn had gedaan. Het haalde met knarsende tanden uit naar Royce en Royce sprong zo ver mogelijk achteruit terwijl hij uithaalde met het zwaard. Toen was Gwylim bij hem, die het beest al bijtend besprong.
Het beest haalde weer uit en Royce draaide weg. Hij voelde de kracht van de vinnen tegen zijn harnas aan slaan. Had hij het harnas niet aangehad, dan zou het beest hem in tweeën gehakt hebben. De lucht werd nu uit zijn longen geperst en hij zakte even door zijn knieën.
Het beest viel weer aan en deze keer wist Royce dat hij de aanval met geen mogelijkheid zou kunnen ontwijken.
Toen was Bolis daar, bewapend met zijn geïmproviseerde speer. Hij gebruikte het ding als een harpoen en mikte op de kop van het beest. Hij raakte de zee-wyrm in een van zijn enorme ogen. Het gekrijs van het beest galmde over het water terwijl het tegen Bolis op klapte en hem van het vlot sloeg.
Tot Royce’ verbazing gooide Neave zichzelf plat, greep Bolis vast en trok hem terug naar het vlot. Hij zag ook Mark naar voren rennen. Ze konden de bloedende ridder op het nippertje uit het water trekken, voordat de grote kaken van het beest uit het water rezen. Royce liep erheen, haalde uit met het kristallen zwaard. Weer vloeide er bloed.
Het was niet genoeg; de zee-wyrm was simpelweg te groot om met een paar slagen te doden, al waren ze dan afkomstig van een kristallen zwaard. Het beest dook weer onder. Nu zag Royce het wegzwemmen. Zijn staart creëerde de ene golf na de andere.
“Hij vlucht,” zei Bolis, die naar de wonden op zijn borst greep.
Royce schudde zijn hoofd. “Zo makkelijk geeft hij het niet op.”
“Maar hij zwemt weg,” hield de ridder vol. “We hebben hem verwond en nu gaat hij op zoek naar een makkelijkere prooi.”
Royce schudde zijn hoofd. “Er is geen andere prooi in de buurt en zó goed hebben we hem niet verwond. Hij vlucht niet; hij herpakt zichzelf om het nog een keer te proberen.”
En zowaar, Royce zag het beest keren. De vinnen kwamen weer op hen af.
“Roeien!” zei Royce. “Roeien is onze enige kans!”
Hij stak het kristallen zwaard in de schede, greep een roeispaan en begon naar de kust van het eerste eiland te peddelen. Het kon hem nu niet meer schelen of ze door de getijdenstroom zouden worden meegesleurd. De anderen leken nu ook door te hebben wat er gaande was en ze peddelden voor hun levens, ongeacht hun verwondingen.
Royce voelde het moment waarop hun vlot werd meegevoerd door de stroming en ze richting het strand werden getrokken. Achter hen kwam de kop van de zee-wyrm weer boven water. Het beest opende zijn kaken, klaar om hen te verzwelgen.
Hij keek door Embers ogen op hen neer en zag een rotswand voor hen, zichtbaar van bovenaf maar vanaf het vlot niet zichtbaar door de golven. Royce wees.
“Naar rechts!”
Iedereen roeide en ze stuurden het vlot naar rechts terwijl ze door de stroming voorwaarts werden getrokken. Ze konden de rotsen nog maar net vermijden. Royce wierp een blik achterom en zag dat de zee-wyrm even vast kwam te zitten tussen de rotsen, alvorens het zich los wist te wrikken en weer onderdook.
Inmiddels was Royce alweer op zoek naar de volgende rotsen. Ze waren nu dicht bij het eiland en de stroming trok hen steeds harder voort. Ze konden alleen nog maar hun best doen om de rotsen te ontwijken.
“Links!” riep Royce uit.
Ze staken hun roeispanen in het water en slaagden erin om nog een aantal rotsen te ontwijken, maar nu lag er een rif voor hen en Royce zag dat ze er niet omheen konden.
“Hou je vast!” riep hij naar de anderen. Ze grepen het vlot vast op het moment dat het de rotsen onder de oppervlakte raakte. Royce voelde hoe hij naar voren werd geslingerd. Voor de tweede keer belandde hij in het water en hij vocht om boven te blijven.
Mark had gelijk gehad over het harnas—het was onmogelijk om erin te zwemmen, maar in gewone kleren kon het niet veel beter geweest zijn. Hij zwom naar de oppervlakte en kwam boven terwijl hij door de stroming werd meegesleurd.
De zee drukte hem met een verpletterende kracht het strand op en liet hem daar achter, kreunend van de pijn. Toen hij opkeek zag hij de anderen ook op het strand liggen. Bolis en Matilde bloedend, Neave en Mark onder de blauwe plekken. Zelfs Gwylim leek gehavend, ondanks de snelheid waarmee Royce hem had zien genezen.
“We leven nog,” zei Mark. Royce kon de verbazing in zijn stem horen. Hij deelde die verbazing, maar voelde ook blijdschap bij de gedachte dat zijn vrienden in veiligheid waren.
Nee, niet helemaal.
Ze leefden nog, dat was waar. Maar terwijl hij over het water uitkeek zag Royce dat hun vlot al in stukken was gebroken en door de golven werd meegevoerd. Ze konden nu niet meer weg, of zelfs maar oversteken naar een van de andere eilanden.
Ze hadden de Zeven Eilanden bereikt, maar nu leek het erop dat ze er nooit meer weg zouden komen.
HOOFDSTUK ZES
Dust slenterde in de richting van de haven en zag overal aanwijzingen. In de vlucht van een zwerm vogels zag hij dat dit de route was die hij moest volgen. Een kabbelend beekje vertelde hem dat hij de zee moest oversteken.
En elke keer dat hij zijn ogen sloot zag hij beelden van Royce.
Die zag hij al sinds hij al die rook van de priesters had geïnhaleerd en visioenen van de ene toekomst na de andere had gekregen. Hij had gezien wat er zou gebeuren als er niets veranderd werd. Hij had het geweld, de pijn en de dood gezien.
“En ik heb gekózen,” zei Dust tegen zichzelf. Het duurde even voordat de merkwaardigheid daarvan tot hem doordrong. Hij was Angarthim, een van degenen die de wereld bewandelden, de toekomst creëerden zoals de priesters zagen dat die moest zijn en zij die moesten sterven overdroegen aan de duisternis. Angarthim maakten geen beslissingen en zochten niet naar manieren om het lot te veranderen.
“De priesters begonnen ermee,” fluisterde Dust. Hij keek op en probeerde bevestiging te vinden dat hij het juiste deed. Hij vond die bevestiging in de manier waarop de wolken bewogen, in patronen die de ontwerpen van de heilige boeken weerspiegelden.
De priesters hadden getracht om dingen te wijzigen. Ze hadden geprobeerd het lot te veranderen om hun eigen verwoesting te voorkomen. Dingen verliepen niet langer volgens de route die het lot had uitgezet en nu moest iemand een keuze maken, een keuze voor iedereen. Diegene was Dust.
“Ik zal hier een eind aan maken,” zei hij. “De naderende verwoesting zal vermeden worden. Ik zal de wereld béter maken.”
Om dat te doen moest hij natuurlijk Royce tegenhouden. Dust had de toekomsten gezien, de ene na de andere mogelijkheid. Hij had enkele versies gezien waarin alles goed kwam, maar de waarheid was dat de acties van Royce in te veel versies leidden tot oorlog en erger: ze leidden tot de verwoesting van het land, een verwoesting die voorkomen moest worden.
Angarthim waren geen helden; sterker nog, zij die wisten wat ze waren leken hen als monsters en moordenaars te beschouwen en begrepen niet dat zij slechts de goedgetrainde handen van het lot waren.
“Ik luister nog steeds naar het lot,” zei Dust. Alleen in plaats van dat de priesters hem een enkele regel hadden gegeven, zag hij nu alle toekomsten voor zich. Alle mogelijkheden leken naar de haven te wijzen.
Конец