Wet op de inlichtingen – en veiligheidsdiensten – Wiv (Wiv 2002). Nederland
indien daarvoor door Onze betrokken Minister schriftelijk toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst. In het geval, bedoeld in het tweede lid, wordt, voor zover het woningen betreft, de toestemming verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
4. Het verzoek om toestemming als bedoeld in het derde lid wordt gedaan door het hoofd van de dienst en bevat ten minste:
a. het adres van de woning waarbinnen het middel dient te worden toegepast;
b. een omschrijving van het soort middel dat wordt toegepast;
c. de reden waarom de toepassing van het desbetreffende middel noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 21
1. De diensten zijn bevoegd tot:
a. de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van een dienst zijn belast met:
1°. het gericht gegevens verzamelen omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn;
2°. het bevorderen of het treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen.
b. het oprichten en de inzet van rechtspersonen ter ondersteuning van operationele activiteiten.
2. Onze betrokken Minister kan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen die medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van een aan te nemen identiteit te voorzien. De voor het bestuursorgaan geldende wettelijke voorschriften ter zake van de van deze verlangde werkzaamheden, blijven voor zover deze in de weg staan aan het verrichten van die werkzaamheden buiten toepassing.
3. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan bij instructie van de dienst tevens worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd. Een instructie als bedoeld in de eerste volzin wordt slechts gegeven, indien een goede taakuitvoering van de dienst dan wel de veiligheid van de betrokken natuurlijke persoon daartoe noodzaakt.
4. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, mag bij de uitvoering van de instructie door zijn optreden een persoon niet brengen tot ander handelen betreffende het beramen of plegen van strafbare feiten, dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
5. Bij de instructie, bedoeld in het derde lid, wordt aan de desbetreffende persoon aangegeven:
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.