Wet op de loonbelasting – LB (Wet LB). Nederland
5. Ingeval bij vervreemding van een aandelenoptierecht de tegenprestatie ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst, wordt als genoten bedrag aangemerkt de waarde in het economische verkeer welke ten tijde van de vervreemding aan het recht kan worden toegekend.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aandelenoptierecht verstaan een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven in de inhoudingsplichtige vennootschap of in een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, of een daarmee gelijk te stellen recht.
7. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap verstaan:
a. een vennootschap waarin de inhoudingsplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
b. een vennootschap die voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige;
c. een vennootschap waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige.
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt, indien een inhoudingsplichtige vennootschap of een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap is betrokken bij een splitsing of een fusie op de voet van artikel 334a onderscheidenlijk artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, onder die vennootschap mede verstaan de verkrijgende vennootschap in de zin van die artikelen alsmede de vennootschap die vóór de splitsing onderscheidenlijk fusie werd aangemerkt als een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap.
Artikel 11
1. Tot het loon behoren niet:
a. [vervallen;]
b. [vervallen;]
c. aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen;
d. aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 32ba;
e. aanspraken ingevolge de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet;
f. aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in onderdeel e;
g. aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon, mits:
1°. deze aanspraken voorzien in aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende periodieke uitkeringen die niet later ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt of in periodieke uitkeringen die bij zijn overlijden ingaan en toekomen aan zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt;
2°. voor deze aanspraken als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, d, e of f, of de natuurlijke persoon tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat of heeft gestaan; en
3°. deze aanspraken niet zijn opgekomen ingevolge artikel 10a of artikel 19b;
h. aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
i. [vervallen;]
j. bedragen die worden ingehouden:
1°. als bijdrage ingevolge een pensioenregeling;
2°. als premie bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
3°. als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen f en h niet tot het loon behoren;
4°. in de plaats van premies en bijdragen als bedoeld onder 2° en 3°;
k. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
l. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met invaliditeit;
m. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar — in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of zijn kinderen en pleegkinderen, voorzover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand bepaald met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, alsmede aanspraken op de hiervoor bedoelde uitkeringen en verstrekkingen;
n. uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort;
o. een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
p. [vervallen;]
q. [vervallen;]
r. aanspraken:
1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen;
s. hetgeen wordt genoten ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van de partner van de werknemer, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming de kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek komen.
2. Bij of krachtens ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren andere aanspraken dan bedoeld in het eerste lid, indien zulks tot vergemakkelijking van de heffing van de belasting kan leiden.
3. Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel r, onder 1°, opgenomen begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
4. Voor aanspraken op periodieke uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, waarvan de uitkeringen eindigen uiterlijk op het tijdstip waarop de gerechtigde de leeftijd van 30 jaar bereikt, is de grootte van de kans op overlijden van de gerechtigde niet van belang.
Artikel 11a
1. Met aanspraken op periodieke uitkeringen die dienen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, worden gelijkgesteld de bedragen die ter vervanging van gederfd of te derven loon door de inhoudingsplichtige zijn overgemaakt naar een door de werknemer bij een bank als omschreven in het tweede lid aangehouden geblokkeerde rekening (stamrechtspaarrekening) of die ter vervanging van gederfd of te derven loon door de inhoudingsplichtige ten behoeve van de werknemer zijn overgemaakt naar een beheerder van een beleggingsinstelling als omschreven in dat lid, ter verkrijging van een of meer geblokkeerde rechten van deelneming in die instelling (stamrechtbeleggingsrecht), waarbij:
a. de met de overgemaakte bedragen behaalde rendementen worden bijgeboekt op de stamrechtspaarrekening, onderscheidenlijk worden aangewend ter verkrijging van stamrechtbeleggingsrechten,