Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring John
kinderen.
Van deze waren één man en twee vrouwen (Indianen) meer dan 100 jaren oud.
De geboorten en sterfgevallen te Manilla hebben in de volgende evenredigheid plaats:
In Binondo zijn de cijfers veel minder gunstig. Daar heeft men voor:
De statistici verklaren deze tegenstrijdigheden niet te begrijpen, maar schrijven ze voor een gedeelte toe aan het stationnaire karakter van de bevolking der stad en de groote beweging, die in den handel te Binondo heerscht.
Binondo is het belangrijkste en rijkste vlek van de Philippijnen en de eigenlijke handelstad. Twee derde gedeelten der huizen zijn van steen gebouwd en met een dak van pannen, terwijl ongeveer een derde uit Indische houten huizen bestaat, die met de nipa-palm zijn bedekt. In de plaats heerscht eene groote bedrijvigheid en levendigheid. Onlangs heeft men aanteekening gehouden van de rijtuigen, die de voornaamste straten doortrekken. Over de Puente Grande (groote brug) gingen dagelijks 1,256; over het grootste plein, Plaza de S. Gabriel, 979, en door de hoofdstraat 915. Op de Calzada, de grootste wandelplaats van de hoofdstad, trekken dagelijks 499 rijtuigen; deze vertegenwoordigen de aristocratie van Manilla. Men vindt er acht bruggen en onlangs is eene ophaalbrug door particulieren gebouwd, waar een bruggeld wordt geheven van al de voorbijgangers.
In Binondo zijn eenige goede kaden aan den oever van de Pasig, en men vindt er een aantal pakhuizen voor den vreemden handel. Vooral de stapelplaats voor tabak is zeer uitgestrekt en de grootte van het gebouw, waarin de inlandsche sigaren worden vervaardigd, kan men berekenen, naar het feit dat 9,000 vrouwen daarin dagelijks arbeiden.
De Puente Grande (die Manilla aan Binondo verbindt) was oorspronkelijk van hout gebouwd en rustte op steenen fundamenten met zeven bogen van onderscheidene grootte en op verschillende afstanden. Twee der bogen werden door de aardbeving van 1824 vernield en sedert is de brug hersteld en verbeterd. Zij is 457 voet lang en 24 voet breed. Van alle zijden heeft men een heerlijk gezigt op de werven, pakhuizen en de bedrijvigheid der bevolking aan den regteroever der rivier, of op de fortificatiën, de kerken, kloosters en openbare wandelplaatsen aan de linkerzijde.
De bevolking van Manilla en hare voorsteden bedraagt ongeveer 150,000 zielen.
De tabaksfabrieken van Manilla, de merkwaardigste van de te bezigtigen inrigtingen, zijn meermalen beschreven. Het gesnap en geraas der duizende vrouwen, die door de voortdurend uitgeoefende magt van de vrouwelijke opziensters niet konden beteugeld worden, zou hinderlijk hebben kunnen zijn voor de bewerking van de tabaksbladen; zij maakten de werkplaats maar levendig. Dit geraas vormt een vreemd contrast met de diepe stilte, die in dergelijke vertrekken heerscht, waarin de mannen arbeiden. De meeste der meisjes, wier aantal 8 tot 10,000 bedraagt, zijn ongehuwd en velen schenen naauwelijks 10 of 11 jaren oud te zijn. Sommigen wonen in dorpen op aanmerkelijken afstand van Manilla gelegen, en vormen bijna een processie als zij naar haar werk gaan of huiswaarts keeren. Terwijl wij de verschillende vertrekken doorgingen, gaf men ons proeven van de resultaten van haren arbeid, en toen wij het etablissement verlieten, schonk men ons schoone bloemruikers. Wij werden begeleid door de opzigters der administratie, die ons met al de bijzonderheden bekend maakten met de gewone Castiliaansche hoffelijkheid. Ik geloof niet dat van de 100 werklieden 1 Spaansch verstond.
De Pasig-rivier is het voornaamste kanaal, dat de communicatie met het binnenland onderhoudt. Zij loopt tusschen de handelsdistricten en de forteres van Manilla. Hare gemiddelde breedte bedraagt ongeveer 350 voet en zij is tot op 10 mijlen bevaarbaar, waar zij van 3 tot 25 voet diep is. Drie bruggen liggen er over, waaronder eene ophaalbrug. De gemiddelde beweging van booten, schuiten en vlotten, die dagelijks met eene lading onder de hoofdbrug varen, bedroeg 277, waarop zich 487 mannen en 121 vrouwen bevonden (de passagiers niet mede gerekend). Het gezamenlijk getal vaartuigen, in de Philippijnen te huis behoorende, bedroeg in 1852 (het laatste jaar waarvan ik de opgaven bezit) 4,053, vertegenwoordigende 81,752 ton en die door 30,485 zeelieden werden bevaren. Daarvan behooren 1,532 vaartuigen van 74,148 ton en met 17,133 zeevaarders alleen tot de provincie Manilla, hetgeen ⅜ der vaartuigen, ⅞ van de tonnemaat en 17/30 van de handelsscheepvaart vertegenwoordigt. De opbrengst van den kusthandel in 1852 wordt op ongeveer 4½ millioen dollars berekend, waarvan de helft aan abacá (Manilla-hennep), suiker en rijst, die de belangrijkste artikelen zijn. De provincie Albay, de meest zuidelijke van Luzon, vertegenwoordigt de grootste geldswaarde, zijnde ongeveer ¼ van de gezamenlijke. In de vijf jaren van 1850 tot 1854 wordt de gemiddelde opbrengst van den kusthandel op 4,156,459 dollars geschat, maar de opgaven zijn zeer onvoldoende en men heeft daarbij niet al de provinciën medegerekend. De commissie voor statistiek beweert dat, wanneer men al de in 1855 bekende documenten en feiten nagaat, men de waarde van den kusthandel gerust op 7,200,459 dollars kan berekenen.
Op een’ afstand van ongeveer drie mijlen van Binondo, aan den regteroever van de Pasig, bevindt zich het buitenverblijf van den kapitein-generaal, waar hij gewoon is eenige weken gedurende het warmste jaargetijde door te brengen; men vindt er een lieve tuin; een gemakkelijk ingerigt beweegbaar bad, dat in de rivier wordt nedergelaten; eene verzameling vogels en eene kleine verzameling van viervoetige dieren, waaronder ik met een chimpanzee kennis maakte, die echter kort daarna aan de gevolgen van een longkwaal stierf.
HOOFDSTUK II.
BEZOEK AAN DE LAGUNA EN TAJABAS
Nadat wij ons gereed hadden gemaakt voor een bezoek bij de Laguna en omliggende bergen, welker prachtige ligging aan het eiland Luzon eene wereldberoemde vermaardheid gegeven heeft, begaven wij ons op weg, vergezeld door den alcalde-major de la Herran, kolonel Trasierra, een adjudant van den gouverneur, die tot mijn bijzonderen gids en bewaker benoemd was, mijn waarde vriend en getrouwe medgezel kapitein Vansittart, en eenige andere heeren. De inwoners der Laguna worden door de Indianen van Manilla Pagasilangan of Oosterlingen genoemd. Toen wij de verschillende dorpen bereikten, kwamen de Principalia of inlandsche gezagvoerders naar buiten, om ons te begroeten, en musicale troepen vergezelden ons naar en van al de pueblos. Wij vonden de Indiaansche dorpen versierd met gekleurde vlaggen en geborduurde doeken, en geweerschoten kondigden onze komst aan. De wegen waren fraai versierd met bamboes en bloemen, en alles riep ons een hartelijk, hoewel eenvoudig, welkom toe. De dikke en rijkgeschakeerde bladeren van den mangaboom, de kleine bamboes met hunne gevederde toppen in de lucht, de nog hoogere kokosnootboom, de areca en de nipa-palmen, de plataan-boomen, welker in elkander geslingerd groene bladeren zulk een rijkdom aan een tropisch landschap geven, de broodvrucht, de papaya en de sterk gekleurde wilde bloemen, die door elkander over oevers en takken groeijen; de rivier, die nu en dan zigtbaar wordt, met hare kano’s en hutten, en Indianen, mannen, vrouwen en kinderen, die den geheelen oever bevolken. Wij gingen over een uitmuntenden weg van Santa Ana naar Taguig, waar een brug van bamboes in haast was gelegd geworden, om ons den overtogt over den stroom gemakkelijk te maken; het eerste rijtuig kwam goed over, met het tweede brak de brug, en er werd eenigen tijd vereischt om het ongeval te herstellen en de andere rijtuigen in staat te stellen om voort te komen. Taguig is een fraai dorp, met warme baden en omstreeks 4,000 inwoners; men zegt, dat de visch daar bijzonder goed is. Nabij hetzelve ligt Pateros, welke naam ongetwijfeld ontstaat door de groote hoeveelheid kunstmatig uitgebroeide eenden (patos), die daar opgekweekt en in ongeloofelijke menigte op de oevers der rivier gevonden worden. Zij worden gevoed door kleine schelvisschen, die in menigte in het naburige meer zijn, en die in booten naar de paterias, op de oevers van de Pasig, gebragt worden. Die eenden-fokkerij wordt door de Indianen Itig genoemd. Elk pateria is van dat van den buurman gescheiden door een beschot van bamboes op de rivier, en met zonsondergang zwemmen de eenden van het water naar nabij gelegene gebouwen, waar zij hare eijeren gedurende den nacht leggen, en keeren ’s morgens met een groot gevolg naar de rivier terug. Als de eijeren verzameld zijn, worden zij in groote bewaarplaatsen gebragt, warme paddi schillen bevattende, die altijd op denzelfden warmtegraad gehouden worden; het geheel is met een kleed bedekt, en zij worden weggenomen door de eigenaars zoodra ze uitgebroeid zijn. Wij zagen honderden jonge eenden loopen in lage bamboe-manden, wachtende tot dat ze op de oevers der rivier overgeplaatst zouden worden. De monnik te Pasig verliet zijn klooster om ons te ontvangen. Het is een volkrijke stad, meer dan 22,000 zielen bevattende. Er is een school voor