De complete werken van Joost van Vondel. 5. Joost van den Vondel
Vondel
De complete werken van Joost van Vondel / Met eene voorrede van H.J. Allard, leraar aan 't seminarie / te Kuilenburg
KONINGINNE VAN 'T ZUIDEN TE HIERUSALEM
Klinkert
Ei! ziet, wat schoonder Zon verlaat de Zuider palen1,
Opheffend' haar perruik, die op de vorsten smaalt2
Met steenen, daar natuur op 't Goddelijkst meê praalt;
Wat ijver perst haar doch zoo wijd te loopen dwalen?
Hoe nu, is 't om een peerl nog aan haar kroon te halen?
Ach! neen, de liefd' die heeft haar eedle borst gewond,
Om smaken, hoe den dauw, uit 's wijzen konings mond,
Veel liefelijker vloeit als honig in de dalen;
Een vrouwe, eene koninginne, en heidene, die komt
Beschamen onzen roem, hoe schoon die is verblomd3:
't Licht van dees gouden lamp wischt, met zijn groote klaarheid,
Al onzen luister uit, vermids wij, zwaar gejokt4,
Ons Kristus' wijsheid nooit zoo wijd heeft uitgelokt:
Dies derven wij het heil van de aangeboden waarheid.
Vier Uitersten 5
De dood is algemeen; wie is er ooit gebleven?
Hoe arm, hoe rijk van schat, elk loopt haar in 't gemoet,
D' een is zij bitter gal, den andren honig-zoet,
Wel hem, die sterven leert en zoekt een beter leven.
't Verstorven graan verrijst, 't en blijft niet weg gescholen,
Zoo 'n doet de mensch ook niet, diens lichaam van den doôn6
Van nieuws bezield, verschijnt voor God en 's menschen Zoon,
Die 't vierschaar zelf bekleedt, en7 't vonnis is bevolen.
Wee! wee der boozen rot! hoe wil 't8 de ziel doorsnijden
Des geens, die als een bok ter slinker zijde staat,
Als Kristus dondren zal met een vergramd gelaat:
"Vermaledijde, gaat! gaat, gij vermaledijden!"
O driemaal witten dag9! wel-zalig die mag hooren
Aan Kristi rechter hand die liefelijke stem:
"Komt hier en erft uw kroon in 't Nieuw Jeruzalem!
Gebenedijde, komt! komt hier, mijn uitverkoren!"
Uiterste Oordeel
Den Hemel vierschaar houdt, de graven barsten open,
Het aardrijk knielt alzins10 van zielen opgekropen11;
Zijn zoete en felle stem de Rechter hooren laat:
"Gebenedijde, komt! vermaledijde, gaat!"
JAAR-ZANG, OP DEN TOON VAN DEN NEGENDEN PSALM
Nu zegt vaarwel aan 't oude jaar,
Want 't is in Kristus nieuw; en waar
De strenge Mozes derft zijn klaarheid,
Hier schijnt genaad' en enkle waarheid.
't Is nu den dag der zaligheid,
Die God zijn volk heeft toegeleid;
't Jaar der verlossing is gekomen,
Feesteert12 en juicht nu, Kristen-vromen!
Men predik' en bazuin' alom
Het troost-rijk Evangeliom:
Der zonden duistre zielen-kerker
Is overweldigd van een sterker.
Des herten ooren open-sluit
En gaat het rijk des Duivels uit;
Trek uit, die13 lust te zijn ontbonden,
Den rook des vleesch, en 't juk der zonden!
Want ziet, in Kristus geldt gewis
Noch voorhuid, noch besnijdenis;
Maar een vernieuwd gemoed warachtig,
En sterk geloof, door liefde krachtig.
Besnijdt dan 't vleesch niet, maar uw hart;
En een verborgen14 Jode werdt15.
Den geest kiest voor den dooden letter,
En leeft hoe langs hoe onbesmetter!
Hiertoe Gods zoon, nu opgewekt,
Een heilig levend voorbeeld strekt;
Hierom heeft Kristus vroeg geleden,
En is op d' achtsten dag besneden.
HEMELVAART-ZANG, OP DEN TOON VAN DEN ACHTSTEN PSALM
Maakt handgeklap, en juicht, gij Kristen-scharen!
Ziet Hemelwaart op zijn triomf-koets varen
Die onlangs daalde in 't graf, na zoo veel smaads,
En heerlijk nu gaat nemen d' hoogste plaats.
Klim op, klim op, gij, God en 's Menschen zone!
Versmaad het kruis, de speer, en doorne-krone:
En 't boos geslacht, dat, met een grimmig oog,
Ontzinnig U in 't heilig aanschijn spoog.
Doet16 open ons uw vreugdenrijke troonen,
En baant het pad ten leven Adams zonen!
Ontsluit ons weêr 't gesloten Paradijs,
En zaligt ons, door uw naams lof en prijs!
Hoog-Priester, die onsterflijk zijt bevonden,
En hebt uw bloed gestort voor 's werelds zonden,
Klim op, klim op in 't alderheiligst koor!
Gods strengheid kom met uw verdiensten voor!
O, die van God gezalfd zijt tot een Koning!
Aanziet uw Kerk, uw Bruid uit 's Hemels woning,
Die hier verstrooid kent anders troost noch hoofd,
Zend haar den Geest en Trouwring, lang beloofd.
Zoo mag zij steeds in 's Bruigoms liefde blaken;
Zoo mag haar kroon noch zond noch wereld raken;
Zoo blijft haar liefd' veel sterker als de dood,
En erft ten loon haar lieve minnaars schoot.
PINXTER-ZANG, OP DE STEM VAN DEN C PSALM
Komt,
1
grenzen, landen.
2
blinkt.
3
versierd.
4
gejukt, belast; een zoogenoemde afgebroken zin, welks onderwerp in den volgenden regel voorwerp wordt.
5
Wij lasschen dit en de volgende gedichten, als waarschijnlijk uit deze zelfde jaren (1616 en v.v.), hier in; verg. ten overvloede Van Lennep, I, bl. 603.
6
uit den dooden.
7
Versta: en wien.
8
zal 't.
9
Latijnsche zegswijs voor blijde, gelukkige dag.
10
alom.
11
Nam. uit het graf.
12
Viert feest; verg. vroeger.
13
Versta: gij, die.
14
Min gelukkig voor geestelijke, vleeschelijk onbesneden.
15
Voor wordt (verg. vroeger).
16
Waarschijnlijk welluidendheidshalve voor doe, daar 't enkelv. onderwerp blijft; (verg. voor 't overige boven, bladz. 1, aant. 3).