Pisa. De Aarde en haar Volken. Unknown
te Pisa.
Het is een onuitsprekelijk genot, na eene lange tusschenpooze, wederom de plaatsen te bezoeken, die men in den schoonen tijd der jeugd heeft bezocht. Negen jaren geleden kwam ik hier voor het eerst, en sedert dien tijd heb ik Pisa niet weergezien. De indrukken, die ik destijds ontving, waren zoo levendig en diep, dat zij nu, bij het wederzien, aanstonds met volle kracht weder ontwaken. Het was op het feest van Allerheiligen. Nog hoor ik de zware, ernstige, welluidende stem van de groote klok in den campanile, met korte tusschenpoozen, van den morgen tot den avond weergalmende over de stille stad; nog weerklinkt in mijne ooren het heerlijk koorgezang in de kathedraal met begeleiding van orgel en strijkinstrumenten. Die herinnering is voor mij onafscheidelijk van het Domplein, dat daardoor als met een hooger leven wordt bezield en mij een oude bekende, een geliefde vriend Bladzijde 22is, dien ik na eene lange scheiding met innige blijdschap wederzie.
Nog eene andere, zij het ook ernstiger herinnering knoopt zich aan dat eerste bezoek. Nauwelijks had ik het plein betreden, of eensklaps zag ik voor mij eene spookachtige gedaante, gehuld in eene tot op de voeten afhangende donkerblauwe pij, om de heupen met een touw vastgesnoerd, en het hoofd bedekt met een grooten kap van dezelfde kleur, waarin slechts twee gaten waren aangebracht voor de oogen. Ik deinsde verschrikt terug, meenende een misdadiger voor mij te hebben, wien men het dragen van dit boetekleed had opgelegd; of wel een ongelukkigen lijder aan eene of andere afschuwelijke kwaal, die zich, even als de melaatschen in de middeleeuwen, voor ieders oogen verbergen moest. De geheimzinnige gedaante hield mij eene bus voor, en sprak met zachte klagende stem: ”per i poveri incarcerati” (voor de arme gevangenen). Ik offerde mijn penninkske en spoedde mij voort. Later vernam ik, dat dit kostuum de voorgeschreven kleederdracht is van de leden der in verschillende steden van Italië bestaande liefdadige broederschappen, als zij in deze hunne bediening werkzaam zijn. Te Florence, bij voorbeeld, verschijnen de broeders van de Misericordia, die allen tot de aanzienlijkste aristokratische familiën behooren, steeds in dit sombere kostuum, wanneer zij hun liefdewerk, dat niet enkel het inzamelen van aalmoezen, maar ook de verzorging van behoeftigen, de verpleging van arme kranken en het begraven van dooden omvat, verrichten.
De dom en de monumenten die hem omringen liggen aan het uiteinde der stad, in een achterbuurt, vlak tegen de wallen van de Porta Nuova. Dit is eene afwijking van den regel, waarvan ik mij geen tweede voorbeeld kan herinneren. Overal elders verrijst de kathedraal in het midden der stad, waarvan zij ook inderdaad het levend middelpunt, het hart is, van waar leven en bezieling uitgaat; om haar heen groepeeren zich de straten en wijken, die haar grenzen steeds verder uitbreiden, maar toch immer met haar, de eerwaardige moederkerk, verbonden blijven. Men zou kunnen meenen dat de zonderlinge plaatsing, waarop wij het oog hebben, het gevolg is van latere veranderingen in de topografie der stad, maar dit is niet het geval. In 1155, toen de stad met muren werd omringd, liep de muur reeds langs de kathedraal: wel een bewijs dat deze ook toen in eene buitenwijk stond.
Deze wonderlijke, onverklaarbare afzondering, die soort van uitbanning, heeft er zeer zeker meer dan iets anders toe bijgedragen om Pisa dien stempel in te drukken van eenzaamheid en verlatenheid, dat voorkomen eener afgestorven stad te geven, dat aanstonds ieder vreemdeling treft. Maar als wij ons tot het Domplein zelf bepalen, dan moeten wij bekennen, dat juist die afzondering, die afwezigheid van alle beweging en gerucht, die indrukwekkende stilte en rust geen gering aandeel hebben in den machtigen, onuitsprekelijken indruk, dien dit plein maakt. Aan de grens eener stad van bijna dertigduizend inwoners, geniet men hier al de zaligheden der ongestoorde eenzaamheid en kan men aan zijn gedachten en droomen den vrijen teugel laten, zonder voor hinderlijke afleiding te moeten vreezen.
De Piazza del Duomo vormt een grooten onregelmatigen rechthoek en is met grasperken versierd. Wanneer men van de stad komt, heeft men rechts den campanile, in het midden de kathedraal, links de doopkapel; voorts, daarachter het Campo-Santo, en eindelijk op den achtergrond den gekanteelden muur, waarover u de frissche buitenlucht tegenwaait. Geen enkel huis, geen boom zelfs leidt uwe aandacht af van de drie ontzaglijke monumenten, die daar naast elkander staan, en haar geheel in beslag nemen. Die monumenten, gansch en al opgetrokken van prachtige blokken wit marmer, door den tijd met eene rijke en warme gele tint overtogen, teekenen zich met verrassende scherpte van omtrekken en krachtig relief af tegen den blauwen achtergrond der bergen, die in de verte boven de muren uitsteken, en tegen den helder blauwen hemel. De aanblik is zoo aangrijpend, zoo overweldigend, dat zelfs moderne toeristen daardoor onwillekeurig worden getroffen en zich misschien, ter wille van dit onvergelijkelijk schouwspel, een oponthoud tusschen twee treinen vergunnen.
II
De stichting van den dom, de “primaziale”, zoo als men te Pisa zegt, valt samen met een der roemrijkste wapenfeiten van de oude republiek: vaderlandsliefde had aan dit grootsche werk misschien evenveel aandeel als vrome godsdienstzin. Trouwens, wat schooner sieraad, wat nobeler monument voor de geliefde vaderstad, dan een tempel ter eere van dien God, aan wiens zegen zich allen in de eerste plaats dank schuldig wisten voor iedere glorie, voor elken voorspoed en alle goede gaven.—Het was in 1063: de Pisanen hadden eene schitterende overwinning behaald op de Sarraceenen te Palermo; zij waren de haven binnengedrongen en hadden zich meester gemaakt van zes groote rijk beladen schepen; vijf daarvan werden aan de vlammen prijs gegeven; het zesde werd verkocht en met de opbrengst daarvan werden, volgens eene inscriptie op den dom, de kosten voor den bouw van het heiligdom bestreden.
De nieuwe kathedraal zou verrijzen op de plek, waarop eene basiliek uit de vierde eeuw, de Santa-Reparata in Palude, stond, die zelve de plaats had ingenomen van baden, door Keizer Hadrianus gebouwd. De moerassige gesteldheid van het terrein rechtvaardigt ten volle den bijnaam in Palude; zij is ook de reden van de herhaalde zettingen of verzakkingen, zoowel van de kerk als van den campanile.
De naam van den bouwmeester Buschetto is door een geheimzinnigen nimbus omgeven. Men weet niet van waar hij geboortig was; sommigen beweren dat hij een Griek van geboorte was. Is dit werkelijk het geval, dan zou de oudste school van Bladzijde 23Pisa eene dochter zijn van die van Byzantium. En waarom ook niet? Riep niet de abt Desiderius, juist in dienzelfden tijd, de hulp in van byzantijnsche kunstenaars om de studie der kunst in zijn klooster van Monte-Cassino te reorganiseeren? Wat hiervan zij, naar het schijnt heeft Buschetto merkwaardige proeven van technische vaardigheid gegeven, die zijne tijdgenooten met bewondering vervulden en hem den bijnaam verwierven van den Daedalus zijner eeuw.
Zoo als ik zeide, werd met den bouw van den dom in 1063 een aanvang gemaakt; het werk werd met buitengewonen spoed voortgezet. Indien het Buschetto al niet vergund was de laatste hand aan den arbeid te leggen, dan was die toch bij zijn dood zoo ver gevorderd, dat zijn leerling Rainaldus dien in korten tijd ten einde kon brengen: het kolossale gebouw werd in 1100 voltooid, binnen de veertig jaren alzoo na het leggen van den eersten steen. De officieele inwijding had echter eerst in 1118 plaats, in tegenwoordigheid van Paus Gelasius II.
De dom van Pisa heeft de gedaante van een latijnsch kruis; hij is verdeeld in vijf schepen, met vensterloozen koepel boven het kruispunt van het transept. De lengte bedraagt ongeveer vijf-en-negentig el, de breedte twee-en-dertig en een halve el, de hoogte van het middenschip iets meer dan drie-en-dertig el. De voorgevel is in vijf verdiepingen verdeeld, die door acht-en-vijftig zuilen worden gedragen; de benedenste verdieping wordt gevormd door zeven blinde booggewelven, in drie waarvan deuren zijn aangebracht; de andere, die als het ware twee frontons boven elkander vormen, bestaan uit eene reeks rondbogen; op zuiltjes rustende. De zijgevels van het gebouw zijn op dezelfde wijze met blinde bogen versierd; alleen de bovenverdiepingen hebben kleine, deels getraliede vensters.—Dat men bij den bouw ruimschoots van antieke materialen gebruik heeft gemaakt, valt vooral in de apsis duidelijk in het oog. Eene menigte zuilen, van porfier, van graniet, van numidisch marmer, sommigen glad, anderen gekanneleerd of gedraaid, zijn ongetwijfeld uit romeinsche gebouwen afkomstig. Men heeft zelfs niet de moeite genomen om ze voor de nieuwe bestemming pasklaar te maken, of de kapiteelen, die zelfs in afmeting verschillen, te vervangen; korinthische en ionische nemen hier broederlijk hunne plaats in naast komposietkapiteelen.
Voorwaar, wel mag van de steenen van den dom te Pisa gezegd worden, dat zij spreken: zij hebben ons eene geschiedenis te verhalen van twintig eeuwen. Hier ziet ge eene romeinsche inscriptie, waarvan de letters ten onderste boven staan; daar, aan den voorgevel, de sarkophaag waarin Buschetto rust; op eene zuil in de kerk het woord Ugolinus, in fraaie middeleeuwsche letterteekens en voorafgegaan door een kruis; aan