Wandelingen door België. Unknown
En niet alleen tracht men den geest te beschaven, men doet ook het mogelijke om de positie van den werkman te verbeteren en hem in zijn eigen oog te verheffen. Te Sainte-Marie d’Oignies kan de werkman, door geregelde betaling zijner huur, zich den eigendom verzekeren van zijne woning, die, hoe nederig zij moge zijn, toch den eigenaar in eigen schatting doet rijzen en hem iets geeft van het rustige zelfgevoel van een landheer, die op zijn eigen goed zit. Ook zal het besef van eigendom hem dikwijls bewaren voor de gevaarlijke verlokkingen van eene fantastische toekomst, waarvan het toch niet zeker is dat zij inderdaad verbetering in zijn lot zou brengen. Te Mariemont, waar men hetzelfde stelsel in toepassing brengt, heb ik arbeiderswoningen gezien. Zij bestaan doorgaans uit vier vertrekken, twee beneden en twee boven, met een tuintje, dat de noodige groenten voor het gezin kan opleveren. Eene familie van vijf of zes personen heeft het in zoo’n huisje wel niet ruim, maar de woning is ten minste gezond en zindelijk; er heerscht zekere mate van welvaart, een geest van orde en spaarzaamheid, die deze arbeiderskoloniën zeer gunstig onderscheidt van de ellendige krotten in de Borinage.
Dit alles is zeker uitmuntend en voortreffelijk; en men moet zonder eenige aarzeling den ijver, de toewijding en de goede bedoelingen prijzen van hen, die dit alles in het leven riepen en, naar hun oordeel, niets onbeproefd lieten om de onvermijdelijke noodlottige en verderfelijke invloeden en werkingen der moderne industrie te keeren, en den voortgang van het kwaad te stuiten. Toch—ik mag het niet verzwijgen—is bij mij menigmaal de vraag gerezen, of aan al dien arbeid, aan al die inspanning, aan al die opoffering en toewijding niet iets ontbreekt, eene hoofdzaak ontbreekt: en of niet door het gemis van dat ééne, al het andere in het eind zal blijken ijdel en vergeefs te zijn geweest? Voorzeker, deze industrieelen en ingenieurs zijn geen grove materialisten, die meenen dat voor den mensch alles gedaan is, wanneer hij eene goede woning en overvloedig voedsel heeft, wanneer hij trouwen kan en kinderen verwekken; neen, zij weten en begrijpen dat hij ook geestelijke behoeften heeft, zij trachten zijn verstand te ontwikkelen, den kring zijner kennis uit te breiden, het licht der wetenschap ook op den werkman te doen schijnen. Maar, voor hen, immers voor de meesten hunner, is dat dan ook genoeg: dat intellektueele ontwikkeling en zedelijkheid, dat kennis en karakter al zeer weinig met elkander hebben uit te staan; dat het bezit van het eene niet den minsten waarborg oplevert voor de aanwezigheid van het andere; dat althans voor de overgroote meerderheid eene bloot verstandelijke, wetenschappelijke beschaving zonder zedelijk-godsdienstigen grondslag, zonder positieve religieuse overtuiging, inderdaad geene beschaving, maar eene verniste barbaarschheid, niet eene weldaad en zegen, maar veeleer een vloek en een zeer groot gevaar is:—ziedaar eene waarheid die, naar ik vrees, ook hier, als elders, al te zeer uit het oog wordt verloren. Zou het niet in de eerste plaats daaraan zijn toe te schrijven, dat juist onder die zoogenoemd verlichte en ontwikkelde arbeidersklasse, juist in die kringen der half-cultuur—veel erger en veel gevaarlijker dan volslagen onwetendheid—het socialisme zijne vurigste predikers en ijverigste aanhangers telt?
Maar in dergelijke vragen, hoe gewichtig ook, hebben wij ons hier niet te verdiepen. Overigens zou men zich zeer vergissen, indien men den toestand der bevolking van deze geheele streek ging afmeten naar enkele bevoorrechte dorpen, waar de voorgang en de werkzaamheid van eenige welwillende en menschlievende patroons een weldadigen invloed heeft uitgeoefend op het lot der arbeiders. Overal elders, waar die invloed zich niet heeft doen gevoelen, komt de oorspronkelijke ruwheid aan den dag, die bij de eerste aanraking uwe sympathie voor den ongelikten, onvriendelijken, brutalen en ontevreden werkman op eene harde proef stelt. Wanorde en zorgeloosheid kweeken en bevorderen de armoede, die weder op haar beurt eene gansche sleep van ellende en verkeerdheid medebrengt.
Wie nu echter niet als moralist of wijsgeer, maar enkel als kunstenaar deze bevolking gadeslaat, zal getroffen worden door eene krachtig geteekende individualiteit, door zekere oorspronkelijkheid en een waas van sombere poëzie, waardoor deze ruwe, misdeelde menschen zoo goed passen bij de omgeving, bij de woeste, onherbergzame, ruwe fysionomie van dit land van nimmer poozenden, buitensporigen arbeid. De aard zelf van dit leven in de ingewanden der aarde of tusschen de gloeiende fornuizen en smeltovens der pletterijen en glasblazerijen, schijnt hen als van nature voor te bestemmen tot zekere natuurlijke ruwheid en woestheid: zij maken bijna den indruk van wezens tot eene andere, lagere orde behoorende, gedoemd tot den onophoudelijken strijd met de elementen en de onbewuste krachten der natuur. De donkere teekening die ik, naar waarheid, van de Borinage heb opgehangen, past ook volkomen op dit eenmaal zoo schoone land, waarvan de industrie eene huilende wildernis heeft gemaakt, dat zij heeft misvormd, verscheurd, geteisterd, omgekeerd, en van alle natuurschoon, van alle frischheid en leven beroofd.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.