Een Land Van Vuur . Морган Райс
nauwelijks gedacht aan terug vliegen, was nauwelijks vanaf de kust van het Land van de Druïden opgestegen, toen hij alweer hier was, boven de Hoge Eilanden, en recht op de groep draken af vloog. Thor had het gevoel alsof hij hier op magische wijze heen getransporteerd was, alsof ze door een gat in de tijd of de ruimte waren gereisd—alsof zijn moeder hem hierheen had gelanceerd, hen in staat had gesteld het onmogelijke te bereiken en sneller en verder te vliegen dan ooit tevoren. Alsof zijn moeder hem had weggestuurd met het geschenk van snelheid.
Terwijl Thor zijn ogen samen kneep en tussen het wolkendek door tuurde, kwamen de draken in het zicht. Ze cirkelden boven de Hoge Eilanden, doken naar beneden en spuwden vuur. Thor keek naar beneden en zijn hart viel toen hij zag dat het eiland al door vlammen was verzwolgen. Hij vroeg zich angstig af of iemand het had overleefd; hij zou niet weten hoe. Was hij te laat?
Maar toen Mycoples naar beneden dook werd Thor als een magneet tot één enkele persoon in de chaos onder hem aangetrokken: Gwendolyn.
Daar was ze, zijn aanstaande bruid. Ze stond trots en onbevreesd op de binnenplaats, een baby in haar armen, omgeven door iedereen waar Thor van hield. Ze stonden in een cirkel om haar heen en hieven hun schilden naar de hemel terwijl de draken omlaag doken om aan te vallen. Thor keek vol afschuw toe hoe de draken hun enorme kaken openden en zich voorbereidden om vlammen te spuwen, vlammen waarvan Thor wist dat ze in slechts een moment Gwendolyn en iedereen waar hij van hield zouden verzwelgen.
“DUIKEN!” schreeuwde Thor naar Mycoples.
Mycoples had geen aansporing nodig: ze dook sneller naar beneden dan Thor zich kon voorstellen, zo snel dat het hem de adem benam, en hij hield zich, bijna ondersteboven, vast voor zijn leven. Voor hij het wist was ze bij de drie draken die op het punt stonden om Gwendolyn aan te vallen. Met een luid gebrul, wijd open kaken en uitgestrekte klauwen viel Mycoples de nietsvermoedende draken aan.
Mycoples liet zich dragen door haar neerwaartse momentum en beukte tegen de draken in. Ze klapte tegen hun ruggen aan en klauwde naar de één en beet naar de ander—en haalde de derde met haar vleugels onderuit. Ze stopte hen vlak voor ze vuur konden spuwen en dreef ze met hun koppen de aarde in.
Ze kwamen tegelijk op de grond terecht en de stofwolken stegen op terwijl Mycoples hun koppen zo ver de aarde in duwde dat ze vast kwamen te zitten. Op het moment dat ze landden draaide Thor zich om. Hij zag de geschrokken blik in Gwendolyns ogen, en hij dankte God dat hij haar net op tijd had gered.
Er kwam een luid gebrul. Thor draaide zich om en keek recht in de ogen van de woeste draken.
Mycoples vloog alweer omhoog en ging onbevreesd op de draken af. Thor was wapenloos, maar hij voelde zich anders: voor het eerst in zijn leven had hij het gevoel dat hij geen wapens nodig had. Hij voelde dat hij de kracht die in hem zat kon oproepen, en dat hij erop kon vertrouwen. Zijn ware kracht. De kracht van zijn moeder waar hij mee doordrongen was.
Terwijl ze naderden stak Thor zijn pols omhoog en richtte zijn gouden armband. Er schoot een licht uit de zwarte diamant in het midden. De draak die het dichtst bij hen was, in het midden van de groep, werd door het gele licht verzwolgen. De draak vloog naar achteren en hij klapte tegen de anderen aan.
Mycoples was ziedend en vastberaden om zich te wreken. Ze dook onbevreesd het nest draken in en vocht zich er een weg doorheen. Ze liet haar tanden in één van de draken zinken, smeet een ander door de lucht, en baande zich een pad door hen heen. Ze klampte zich aan één van de draken vast tot hij slap werd, en liet hem toen vallen; hij viel als een enorm rotsblok uit de lucht, en de klap deed de aarde beven. Thor kon de impact zelfs van hier horen.
Thor wierp een blik naar beneden en zag Gwen en de anderen vluchten, en hij wist dat hij de draken weg van het eiland moest lokken, weg van Gwendolyn, om hen een kans te geven om te ontsnappen. Als hij de draken naar de zee kon lokken, kon hij het gevecht daar voortzetten.
“Naar de open zee!” schreeuwde Thor.
Mycoples gehoorzaamde, en ze keerden en vlogen door de groep draken heen naar de andere kant.
Thor draaide zich om toen hij gebrul hoorde, en voelde de hitte terwijl er een muur van vlammen zijn kant op kwam. Tevreden zag hij dat zijn plan werkte: alle draken hadden de Hoge Eilanden verlaten en volgden hem nu naar de open zee. In de verte zag Thor Romulus’ vloot, die als een deken over de zee lag. Hij wist dat als hij het gevecht met de draken op de één of andere manier zou overleven, hij het nog steeds in zijn eentje zou moeten opnemen tegen een leger van een miljoen man. Hij wist dat hij die confrontatie niet zou overleven. Maar het zou de anderen in elk geval wat tijd geven.
Gwendolyn zou het in ieder geval halen.
*
Gwen stond op de verwoeste, smeulende binnenplaats van wat er over was van Tirus’ hof, nog steeds met de baby in haar armen, en keek vol verwondering en opluchting en verdriet tegelijk op naar de hemel. Haar hart zwol bij het weerzien van Thor. De liefde van haar leven leefde nog, hij was terug, en nog wel op Mycoples. Nu hij weer hier was had ze het gevoel dat een deel van haar hersteld was. Nu was alles mogelijk. Ze voelde iets dat ze al een lange tijd niet meer had gevoeld: de wil om te leven.
Haar mannen lieten langzaam hun schilden zakken terwijl ze de draken zagen keren en wegvliegen, weg van de Eilanden, naar de open zee. Gwen keek om zich heen en zag de verwoesting die ze hadden achtergelaten. De enorme bergen puin, de vlammen, en de dode draken. Het eiland zag eruit alsof het was geteisterd door oorlog.
Gwen zag ook wat de ouders van de baby moesten zijn geweest. Twee lichamen lagen vlak bij waar ze haar had gevonden. Gwen keek de baby in haar ogen en besefte dat zij alles was dat ze nog had in de wereld. Ze drukte haar stevig tegen zich aan.
“Dit is onze kans, mijn vrouwe!” zei Kendrick. “We moeten nu evacueren!”
“De draken zijn afgeleid,” voegde Godfrey toe. “Voor nu, in elk geval. Wie weet wanneer ze zullen terugkeren? We moeten hier onmiddellijk weg.”
“Maar de Ring is niet meer,” zei Aberthol. “Waar moeten we heen?”
“Als het maar weg van hier is,” antwoordde Kendrick.
Gwen hoorde vaag hun woorden; ze draaide zich om en speurde de lucht af. Ze zag Thor in de verte vliegen, en haar hart vulde zich met verlangen.
“En Thorgrin dan?” vroeg ze. “Laten we hem alleen daarboven?”
Kendrick en de anderen kregen een sombere uitdrukking op hun gezichten. De gedachte zat hen duidelijk ook dwars.
“We zouden met Thorgrin tot de dood vechten als het kon, mijn vrouwe,” zei Reece. “Maar dat kan niet. Hij is hoog in de lucht, boven zee, ver hier vandaan. Geen van ons bezit een draak. En we hebben ook zijn kracht niet. We kunnen hem niet helpen. Nu moeten we degenen helpen die we wel kunnen helpen. Dat is waar Thor alles voor heeft opgegeven. Dat is waar Thor zijn leven voor heeft gegeven. We moeten de kans grijpen die hij ons heeft gegeven.”
“De overblijfselen van onze vloot liggen nog steeds aan de andere kant van het eiland,” voegde Srog toe. “Het was wijs van u om die schepen te verbergen. Nu moeten we ze gebruiken. Iedereen die nog leeft moet hier onmiddellijk weg—voor ze terug komen.”
Gwendolyn werd overspoeld door gemengde gevoelens. Ze wilde zo graag Thor redden; maar tegelijkertijd wist ze dat hier wachten, met al deze mensen, hem niet zou helpen. De anderen hadden gelijk: Thor had zojuist zijn leven gegeven voor hun veiligheid. Het zou allemaal voor niets zijn als ze niet zou proberen om deze mensen te redden nu het nog kon.
Er kwam een andere gedachte bij haar op: Guwayne. Als ze nu zouden vertrekken en de zee op gingen, dan misschien, heel misschien, zouden ze hem vinden. En de gedachte dat ze haar zoon weer zou zien vulde haar met een nieuwe wil om te leven.
Uiteindelijk knikte Gwen. Ze drukte de baby tegen zich aan en bereidde zich voor om te vertrekken.
“Oké,” zei ze. “Laten we gaan en mijn zoon vinden.”
*
Het gebrul van de draken werd steeds luider en de groep kwam steeds dichterbij terwijl Thor en Mycoples steeds verder de zee op