Een Schreeuw Van Eer . Морган Райс
Uiteindelijk draaide ze zich om. Ze keek uit over het meer. Het zag er zo sereen uit, het was alsof er niets was gebeurd. Ze zag haar eigen weerspiegeling, en ze leek zo ver weg. Ze werd overspoeld door dankbaarheid, en uiteindelijk ook met een gevoel van vrede. Maar ze voelde ook angst voor haar eigen toekomst. Hoe graag ze het ook uit haar hoofd wilde zetten, bleef ze het zich afvragen: welke prijs zou ze betalen voor Thors leven?
HOOFDSTUK ACHT
Thor lag hulpeloos op de grond, midden op het slagveld, vastgepind door McCloud soldaten. Hij hoorde het geschreeuw van de paarden, van de mannen die om hem heen stierven. De ondergaande zon en de opkomende maan—een volle maan, voller dan hij ooit had gezien—werden plotseling geblokkeerd door een enorme soldaat, die zijn drietand ophief en zich schrap zette om hem door Thors schedel te boren. Thor wist dat zijn tijd was gekomen.
Thor sloot zijn ogen en bereidde zich voor op de dood. Hij voelde geen angst. Alleen spijt. Hij wilde meer tijd om te leven; hij wilde ontdekken wie hij was, wat zijn lot was geweest, en meer dan alles wilde hij meer tijd met Gwen.
Het was niet eerlijk dat hij zo moest sterven. Niet hier. Niet op deze manier. Niet vandaag. Het was zijn tijd nog niet. Hij voelde het. Hij was nog niet klaar.
Plotseling voelde Thor iets in zich opwellen: het was een trots, een kracht zoals hij nog nooit had gevoeld. Zijn hele lichaam begon te tintelen en werd heet. Er schoot een sensatie door hem heen, vanaf zijn voeten, door zijn benen heen, door zijn torso, zijn armen, tot zijn vingertoppen brandden, vonkend met een energie die hij nauwelijks kon bevatten. Thor liet een hevig gebrul uit, als een draak die uit het diepst van de aarde omhoog kwam. Hij schrok er zelf van.
Thor voelde de kracht van tien mannen door zich heen stromen terwijl hij zich uit de greep van de soldaten losrukte en opsprong. Voor de soldaat zijn drietand kon bewegen, deed Thor een stap naar voren, greep hem bij zijn helm en gaf hem een kopstoot, waardoor zijn neus brak; toen schopte hij hem zo hard dat de man als een kanonskogel naar achteren vloog, en onderweg tien mannen neerhaalde.
Thor schreeuwde met een hernieuwde woede terwijl hij een soldaat bij zijn kraag greep, hem hoog boven zijn hoofd optilde en hem in de menigte gooide. Hij nam een tiental soldaten mee alsof het kegels waren. Toen greep Thor een strijdvlegel met een drie meter lange ketting uit de handen van een soldaat. Hij zwaaide ermee in het rond, keer op keer, en haalde alle soldaten die binnen een radius van ten meter van hem stonden neer.
Thor voelde hoe zijn kracht bleef stijgen, en hij liet het overnemen. Terwijl een aantal mannen hem aanvielen, hield hij zijn hand op. Tot zijn verbazing voelde hij iets tintelen, en zag hij hoe er een koude mist uit zijn handen stroomde. Zijn aanvallers stopten plotseling, bedekt met een laagje ijs. Ze stonden compleet bevroren, niet in staat om te bewegen.
Thor draaide zijn handen in elke richting, en overal om hem heen bevroren mannen; het leek alsof het slagveld was gebombardeerd met ijsblokken.
Thor keek om, en zag hoe meerdere soldaten op het punt stonden om fatale klappen uit te delen aan Reece, O’Connor, Elden en de tweeling. Hij hief zijn handpalm en bevroor hun aanvallers, waarmee hij zijn strijdbroeders van de dood redde. Ze draaiden zich naar hem om en staarden hem aan met opluchting en dankbaarheid in hun ogen.
Het McCloud leger begon op te merken dat er iets aan de hand was, en ze werden wantrouwig. Ze begonnen zich terug te trekken, te bang om te dichtbij te komen terwijl ze tientallen van hun kameraden op het slagveld zagen, bevroren op hun plek.
Maar toen klonk er een gebrul, en er stapte een man naar voren, vijf keer zo groot als de anderen. Hij moest minstens vier meter lang zijn geweest, en hij droeg een zwaard dat groter was dan Thor ooit had gezien. Thor hief een handpalm op, in een poging hem te bevriezen—maar het werkte niet bij deze man.
Hij sloeg de energie weg alsof het slechts een vervelend insect was, en kwam dreigend op Thor af. Thor begon zich te realiseren dat zijn kracht niet perfect was; hij was verrast, en begreep niet waarom hij niet sterk genoeg was om de man tegen te houden.
De reus bereikte Thor in drie grote stappen en gaf hem een klap.
Thor ging hard tegen de grond, en voor hij zich kon omdraaien was de reus al bij hem en werd hij de lucht in getild. Hij gooide hem, en het McCloud leger schreeuwde triomfantelijk terwijl Thor een goede zes meter door de lucht zeilde voor hij de grond raakte. Thor had het gevoel alsof al zijn ribben gebroken waren.
Thor keek op en zag de reus op hem afkomen, en deze keer was er niets dat hij kon doen. Wat voor kracht hij ook had, het was op, zo leek het.
Hij sloot zijn ogen.
Alstublieft God, help me.
Terwijl de reus op hem af kwam, begon Thor een gedempt gezoem in zijn hoofd te horen; het werd sterker en sterker, en al snel werd het een gezoem dat buiten zijn gedachten plaatsvond, in het universum. Hij ervoer een vreemde sensatie die hij nog nooit eerder gevoeld had; het voelde alsof hij versmolt met het materiaal van de lucht, het zwaaien van de bomen, de bewegingen van de grassprietjes. Hij voelde een geweldig gezoem ten midden van dit alles, en terwijl hij een hand omhoog stak, voelde het alsof hij het gezoem verzamelde, uit alle hoeken van het universum, alsof hij het opriep.
Thor opende zijn ogen en hoorde een oorverdovend gezoem. Vol verbijstering keek hij toe hoe er een gigantische bijenzwerm materialiseerde in de lucht. Ze stroomden uit alle hoeken het slagveld op, en terwijl hij zijn handen ophief, voelde hij dat hij hen leidde. Hij wist niet hoe, maar hij wist dat hij het deed.
Thor bewoog zijn handen in de richting van de reus, en keek toe hoe de zwerm de lucht verduisterde, naar beneden dook, en de reus geheel bedekten. De reus hief zijn handen in paniek en gilde terwijl de bijen om hem heen zwermden. Ze staken hem duizend keer, tot hij op zijn knieën zakte, en toen, met zijn gezicht naar beneden, dood neerviel. De grond trilde van de impact van zijn lichaam.
Toen wendde Thor zijn hand richting de McCloud soldaten, die op hun paarden zaten en geschokt de gebeurtenissen gadesloegen. Ze wilden omkeren om te vluchten—maar er was geen tijd om te reageren. Thor zwaaide zijn hand in hun richting, en de zwerm bijen verliet de reus en begon de soldaten aan te vallen.
Het McCloud leger schreeuwde uit angst, en als één draaiden de soldaten hun paarden om en reden weg, terwijl de achterhoede door de zwerm werd aangevallen. Ze reden zo snel als ze konden. Sommigen van hen slaagden er niet in om op tijd weg te komen, en de ene na de andere soldaat viel van zijn paard. Het slagveld vulde zich met lijken.
Terwijl de overlevenden bleven doorgalopperen, achtervolgde de zwerm hen over de velden, de horizon in. Het oorverdovende geluid van het gezoem versmolt met het gedonder van de paardenhoeven en het geschreeuw van de mannen, tot ze uit het zicht waren verdwenen.
Thor was stomverbaasd: binnen enkele minuten was het slagveld verlaten en stil. Het enige dat er overbleef was het gekreun van de gewonde soldaten, die in hoopjes over het veld verspreid lagen. Thor keek om zich heen en zag zijn vrienden, compleet uitgeput, hijgend; ze waren bedekt met blauwe plekken en lichte verwondingen, maar ze waren in orde. Behalve, natuurlijk, de drie andere leden van de Krijgsmacht die hij niet kende. Zij hadden het niet gehaald.
Er klonk een gerommel aan de horizon. Thor draaide zich om en zag het leger van de Koning over de heuvel denderen, Kendrick voorop. Ze galoppeerden naar hen toe, en al snel hielden ze halt voor Thor en zijn vrienden, de eenzame overlevenden op het slagveld.
Thor stond daar, in shock, terwijl Kendrick, Kolk, Brom en de anderen afstegen en langzaam op Thor afliepen. Ze werden vergezeld door tientallen van de Zilveren, allemaal geweldige krijgers van het Leger van de Koning. Ze zagen dat Thor en de anderen daar alleen stonden op het bloederige slagveld, dat vergeven was van de lijken van honderden McClouds. Hij zag hun blikken, en hij zag bewondering en respect. Hij zag het in hun ogen. Het was wat hij zijn hele leven al gewild had.
Hij was een held.
HOOFDSTUK NEGEN
Erec galoppeerde in de donkere nacht over de Zuidelijke Laan, sneller dan ooit, en trachtte ondertussen de gaten in weg