Moord in het landhuis. Фиона Грейс
De status van haar aanvraagformulier was van ‘in behandeling’ naar ‘goedgekeurd’ veranderd.
Met een gilletje sprong Lacey op van haar stoel en ze pompte met haar vuist in de lucht. Alle senioren die op de andere computers van de bibliotheek patience zaten te spelen, keken haar geschrokken aan.
‘Sorry!’ riep Lacey, in een poging haar opwinding te temperen.
Ze ging weer terug zitten, ademloos van bewondering. Het was haar gelukt. Ze had groen licht gekregen om haar plan in gang te zetten. En het was allemaal zo moeiteloos gegaan. Lacey kon er niets aan doen, maar ze vermoedde dat het lot er een handje bij geholpen had...
Er was nog één laatste hindernis. Stephen en Martha moesten akkoord gaan om de winkel aan haar te verhuren.
*
Lacey was onrustig toen ze door het stadscentrum slenterde. Ze wilde niet te ver van de winkel afdwalen, want zodra ze een telefoontje van Stephen ontving, zou ze meteen met haar chequeboek en een pen teruggaan en de verdomde deal tekenen voordat haar kritische stemmetje zei dat ze het niet moest doen. Maar Lacey was uitzonderlijk getalenteerd in etalages kijken en ging aan de slag om alles te bekijken wat het stadje te bieden had. Terwijl ze zo rond slenterde, bleven haar goedkope bootschoenen van het vliegveld achter de straatstenen hangen, waardoor ze struikelde en haar enkel verdraaide. Op dat moment besefte Lacey dat ze, als ze als potentiële nieuwe ondernemer serieus genomen wilde worden, van haar hele casual kringloop-look af moest zien te komen.
Ze liep naar de boetiek die naast de lege winkel zat waarvan ze hoopte dat die snel van haar zou zijn.
Ik kan net zo goed kennis gaan maken met de buren, redeneerde ze.
Ze stapte naar binnen en ontdekte dat het een zeer minimalistisch ogende plek was met slechts een paar selecte items. De vrouw achter de toonbank keek op toen ze binnenkwam, en haar neus ging verwaand omhoog toen haar blik over Lacey’s kleding dwaalde. De vrouw was dun en zag er tamelijk streng uit, maar haar golvende bruine haar was op precies dezelfde manier gekapt als dat van Lacey. Haar zwarte jurk deed haar op een soort kwaadaardige kloon van zichzelf lijken, dacht ze geamuseerd.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw met een zwakke, onaangename stem.
‘Nee, dank u,’ antwoordde Lacey. ‘Ik weet precies wat ik wil.’
Ze koos een tweedelig pakje uit het rek, het type dat ze in New York gewend was te dragen, en toen wachtte ze even. Wilde ze een replica van zichzelf maken? Zich kleden als de vrouw die ze eerder was geweest? Of wilde ze een nieuw iemand zijn?
Ze keerde zich om naar de winkelbediende. ‘Eigenlijk heb ik misschien toch wat hulp nodig.’
Het gezicht van de vrouw bleef onbewogen toen ze achter de toonbank vandaan stapte en naar Lacey toe liep. Blijkbaar nam ze aan dat Lacey tijdverspilling was. Iemand die haar kleding in een kringloopwinkel koopt, kon het zich toch zeker niet veroorloven om in een boetiek als deze te winkelen? Lacey verheugde zich op het moment dat ze met haar bankpasje in het oordelende gezicht van deze vrouw zou kunnen wapperen.
‘Ik heb iets nodig voor mijn werk,’ zei Lacey. ‘Formeel, maar niet te stijf, begrijpt u?’
De vrouw knipperde met haar ogen. ‘En wat voor werk doet u?’
‘Antiek.’
‘Antiek?’
Lacey knikte. ‘Yep. Antiek.’
De vrouw koos iets uit het rek. Het was modieus, een beetje scherp, met een vleugje mannelijkheid in de snit. Lacey nam het mee naar de paskamer en trok het aan om te kijken of de maat goed was. De weerspiegeling die naar haar terug staarde, deed een grijns om haar lippen verschijnen. Ze zag er – durfde ze het te zeggen? – cóól uit. De winkelbediende, met haar pinnige gezicht, had een onberispelijke smaak en een indrukwekkende kijk op hoe ze haar klanten er op hun best kon laten uitzien.
Lacey verliet de paskamer. ‘Het is perfect. Ik neem het. En nog vier in andere kleuren.’
De wenkbrauwen van de winkelbediende schoten omhoog. ‘Pardon?’
Lacey’s telefoon ging. Ze keek naar het schermpje en zag Stephens nummer naar haar opflitsen.
Haar hart maakte een sprongetje. Dit was het! Het telefoontje waarop ze had gewacht! Het telefoontje dat haar toekomst zou bepalen!
‘Ik neem het,’ herhaalde Lacey tegen de winkelbediende, plotseling buiten adem van verwachting. ‘En nog vier in andere kleuren waarvan u denkt dat ze bij me passen.’
De winkelbediende keek verbijsterd toen ze naar de achterkant ging, naar die lelijke grijze opslagschuurtjes dacht Lacey, om meer setjes voor haar te vinden.
Lacey nam haar telefoon op. ‘Stephen?’
‘Hoi, Lacey. Ik ben hier met Martha. Kun je naar de winkel komen om even een praatje te maken?’
Zijn toon klonk veelbelovend en Lacey kon niet anders dan glimlachen.
‘Zeer zeker. Ik ben er met vijf minuten.’
De winkelbediende keerde terug met haar armen vol kleding. Lacey merkte het onberispelijke kleurenpalet op: crème, zwart, donkerblauw en zachtroze.
‘Wilt u ze passen?’ vroeg de winkelbediende.
Lacey schudde haar hoofd. Ze had nu haast en kon niet wachten om haar aankoop af te ronden en naar de buren te rennen. Ze bleef over haar schouder naar de uitgang kijken.
‘Nee. Als ze hetzelfde zijn als deze, dan vertrouw ik erop dat ze goed zullen zijn. Kan ik nu alles afrekenen, alstublieft?’ Ze sprak snel. Haar afnemende geduld was letterlijk hoorbaar. ‘O, en deze hou ik meteen aan.’
De winkelbediende leek niet erg onder de indruk van de manier waarop Lacey haar probeerde op te jagen. Alsof ze haar wilde stangen, nam ze de tijd om elk item aan te slaan en het voorzichtig in vloeipapier te vouwen.
‘Wacht even!’ riep Lacey, terwijl de vrouw een papieren zak tevoorschijn haalde om de kleding in te doen. ‘Ik kan niet met een tasje van een winkel rondlopen. Ik heb een handtas nodig. Een goede.’ Haar blik schoot naar de rij tassen op een plank achter het hoofd van de vrouw. ‘Kunt u er een kiezen die goed bij de kleding past?’
Te oordelen naar de gezichtsuitdrukking van de winkelbediende dacht deze dat dat ze met een complete gek te maken had. Toch draaide ze zich om, bekeek elk van de handtassen nauwkeurig, en pakte toen een oversized zwarte lederen clutch met een gouden gesp.
‘Perfect,’ zei Lacey. Ze wipte op en neer op haar tenen als een sprinter die op het startschot wacht. ‘Sla alles maar aan.’
De vrouw deed wat haar werd bevolen en begon voorzichtig de clutch met de kledingpakketjes te vullen.
‘Dat is dan...’
‘Schoenen!’ onderbrak Lacey haar plotseling. Wat een warhoofd. Het was vanwege haar waardeloze bootschoenen dat ze überhaupt naar deze winkel was gegaan. ‘Ik heb schoenen nodig!’
De winkelbediende leek op de een of andere manier nog minder onder de indruk. Misschien dacht ze dat Lacey haar in de maling nam en dat ze aan het eind weg zou rennen.
‘Onze schoenen staan hier,’ zei ze koel, en ze gebaarde met haar arm.
Lacey keek naar de kleine selectie van prachtig vervaardigde hakschoenen die ze in New York City gedragen zou hebben, waar ze pijnlijke enkels als een beroepsrisico had beschouwd. Maar nu was alles anders, herinnerde Lacey zichzelf. Ze hoefde geen schoeisel aan dat pijn veroorzaakte.
Haar blik viel op een paar zwarte brogues. De schoenen zouden de perfect bij haar nieuwe collectie pakken passen. Ze ging er meteen op af.
‘Deze,’ zei ze, terwijl ze ze op de toonbank voor de winkelbediende neerzette.
De vrouw nam niet de moeite om Lacey te vragen of ze ze wilde passen, dus sloeg ze ze aan en kuchte even in haar vuist toen het viercijferige bedrag op de display van de kassa opflitste.
Lacey