Een Lied Voor Wezen. Морган Райс

Een Lied Voor Wezen - Морган Райс


Скачать книгу

      “Ik wil hare majesteit spreken,” zei Angelica.

      “Wij zijn er niet van op de hoogte gesteld dat de koningin iemand zou ontvangen,” zei een van de wachters. Er was geen verontschuldiging, geen beleefdheid. Angelica nam zich stilletjes voor dat ze de man daarvoor zou laten boeten. Misschien als ze een manier kon vinden om hem uit te zenden naar de oorlog?

      “Ik wist tot even geleden niet dat het noodzakelijk was,” zei Angelica. “Vraag haar of ze me wil ontvangen, alsjeblieft. Het gaat over haar zoon.”

      De wachter knikte en ging naar binnen. Het noemen van Sebastians naam was voldoende om hem te motiveren, zelfs al kon Angelica’s positie dat niet. Misschien wist hij al wat de Weduwe Angelica duidelijk had gemaakt: dat wanneer het op haar zoons aankwam, er weinig was dat ze niet zou doen.

      Dat was ook wat Angelica de hoop gaf dat dit zou kunnen werken, maar het was ook wat dit gevaarlijk maakte. De Weduwe zou kunnen voorkomen dat Sebastian zou vertrekken, maar ze kon er net zo goed voor kiezen om Angelica te laten executeren voor het feit dat ze er niet in was geslaagd om hem te verleiden, zoals haar was opgedragen. Maak hem gelukkig, had de oude tang haar gezegd, laat hem niet aan andere vrouwen denken. Ze was duidelijk genoeg geweest.

      De wachter kwam al snel weer terug en hield de deur voor Angelica open. Hij boog niet zoals hij zou moeten, en kondigde haar ook niet met haar volledige titel aan.

      “Milady d’Angelica,” riep hij in plaats daarvan.

      Maar ja, wat voor titels had Angelica die het op konden nemen tegen die van een koningin? Welke macht had zij, die niet verbleekte naast de macht van de vrouw die in de zitkamer van haar vertrekken stond, haar gezicht als een zorgvuldig opgemaakt masker?

      Angelica boog, want ze durfde niets anders te doen. De Weduwe gebaarde ongeduldig dat ze moest staan.

      “Een onverwachts bezoek,” zei ze zonder te glimlachen, “en nieuws over mijn zoon. Ik denk dat we de formaliteiten wel kunnen overslaan.”

      Maar als Angelica niet had gebogen, zou Sebastians moeder het haar ongetwijfeld kwalijk hebben genomen.

      “U zei dat ik u ieder nieuwtje over Sebastian moest vertellen, Uwe Majesteit,” zei Angelica.

      De Weduwe knikte en ging in een comfortabel uitziende stoel zitten. Ze nodigde Angelica niet uit om te gaan zitten.

      “Ik weet wat ik gezegd heb. Ik weet ook wat ik gezegd heb dat er zou gebeuren als je dat niet deed.”

      Angelica kon zich de dreigementen maar al te goed herinneren. Het Masker van Lood, de traditionele straf voor verraders. Alleen de gedachte al deed haar huiveren.

      “Wel?” vroeg de Weduwe. “Ben je erin geslaagd om mijn zoon de meest gelukkige aanstaande echtgenoot ter wereld te maken?”

      “Hij zei dat hij wegging,” zei Angelica. “Hij was kwaad omdat hij vond dat hij gemanipuleerd werd, en zei dat hij achter de hoer aanging waar hij van hield.”

      “En jij hebt niets gedaan om hem tegen te houden?” wilde de Weduwe weten.

      Angelica kon nauwelijks geloven dat ze dat zei. “Wat had ik moeten doen? Hem bij de deur tackelen? Hem in zijn kamer opsluiten?”

      “Moet ik het voor je uitschrijven?” zei de Weduwe. “Sebastian mag dan geen Rupert zijn, maar hij is en blijft een man.”

      “Denkt u dat ik dat niet geprobeerd heb?” kaatste Angelica terug. Dat deed haar nog het meeste pijn. Ze was nog nooit eerder afgewezen. Wie ze ook had gewild, of dat nu uit oprecht verlangen was geweest of simpelweg om te bewijzen dat ze hem kon krijgen, ze waren allemaal op haar avances ingegaan. Sebastian was de enige die haar ooit had afgewezen. “Hij is verliefd.”

      De Weduwe zat daar en leek een beetje te kalmeren. “Dus je wil me vertellen dat je niet de echtgenote kunt zijn die ik voor mijn zoon nodig heb? Dat je hem niet gelukkig kunt maken? Dat je nutteloos voor me bent?”

      Angelica zag het gevaar te laat.

      “Dat zei ik niet,” zei ze. “Ik ben alleen gekomen omdat—”

      “Omdat je wilde dat ik je problemen voor je oploste, en omdat je bang was voor wat er zou gebeuren als je niet kwam,” zei de Weduwe. Ze ging staan en prikte met haar vinger tegen Angelica’s borst. “Wel, ik ben bereid om je wat advies te geven. Als hij het meisje volgt, zij zal waarschijnlijk naar Monthys gaan, in het noorden. Is dat voldoende voor je, of moet ik ook een kaart voor je tekenen?”

      “Hoe weet u dat?” vroeg Angelica.

      “Omdat ik weet waar dit om gaat,” snauwde de Weduwe terug. “Laat het duidelijk wezen, Milady. Ik heb al iets gedaan om mijn zoon onder controle te houden. Ik heb jou gestuurd om hem af te leiden. Nu, als het nodig is, zal ik die optie verwerpen, maar dan zou er geen huwelijk zijn, en ik zou… zeer teleurgesteld in je zijn.”

      Ze hoefde er verder geen woorden aan vuil te maken. In het beste geval zou Angelica van het hof worden weggestuurd. In het ergste geval…

      “Ik maak het goed,” beloofde ze. “Ik zal ervoor zorgen dat Sebastian van mij gaat houden, en alleen van mij.”

      “Doe dat,” zei de Weduwe. “Wat het ook kost.”

      ***

      Angelica had geen tijd voor de gebruikelijke finesses van reizen. Dit was niet het moment om in een rijtuig door de stad te hobbelen, ingesloten door een menigte van aanhangers, en omgeven door genoeg dienstmeisjes om haar tot een slentergangetje te vertragen. In plaats daarvan liet ze haar dienstmeisjes haar rijkleding opduiken, en pakte ze zelf een kleine tas in met spullen die ze nodig had. Ze bond zelf haar haar naar achteren in plaats van het te laten invlechten, wetend dat er voor dergelijke zaken geen tijd zou zijn onderweg. Trouwens, er waren dingen waarbij het beter was als ze niet herkend werd.

      Ze ging Ashton in met een mantel met kap om zich heen gewikkeld, zodat niemand zou zien wie ze was. Ze zette ook een half masker op, iets dat in de stad gebruikelijk was bij gelovigen. Niemand zou het in twijfel trekken. Ze reed eerst naar de poorten van het kasteel en hield halt bij de wachters, terwijl ze een munt tussen haar vingers ronddraaide.

      “Prins Sebastian,” zei ze. “Welke kant is hij opgegaan?”

      Ze wist dat ze haar identiteit voor de wachters niet kon verbergen, maar zij zouden waarschijnlijk ook geen vragen stelen. Ze zouden er simpelweg vanuit gaan dat ze de man waar ze van hield, de man met wie ze wilde trouwen, achternaging. En dat was niet eens zo ver van de waarheid.

      “Die kant op, Milady,” zei een van de mannen, wijzend. “Dezelfde kant die de meisjes opgingen een paar dagen geleden.”

      Angelica had het kunnen weten. Hij wees, en Angelica vertrok. Ze volgde Sebastian door de stad als een hond tijdens de jacht, hopend dat ze hem kon vinden voor hij te ver ging. Ze voelde zich bijna als een soort geest die aan de stad was gebonden. Thuis was ze machtig. Daar kende ze de mensen, en wist ze met wie ze moest praten. Maar hoe verder ze van huis ging, hoe meer ze op haar verstand moest vertrouwen. Ze stelde dezelfde vragen die Sebastian gesteld moest hebben, en kreeg dezelfde antwoorden.

      Mensen die zo smerig waren dat ze hen anders nooit zou hebben aangesproken, vertelden haar over hoe Sophia en het dienstmeisje de stad uit waren gevlucht. Ze herinnerden het zich nog omdat het de meest opwindende gebeurtenis van de laatste weken uit hun trieste bestaan was geweest. Misschien zouden zij en Sebastian wel de nieuwste roddel worden. Angelica hoopte van niet. Een roddelende vissersvrouw, die voor haar op haar knieën viel toen ze passeerde, vertelde Angelica over een achtervolging door de straten van de stad. Een straatrat die zo smerig was dat Angelica niet wist of het een jongen of een meisje was, vertelde haar hoe ze in de vaten van een wagen waren gedoken om zich te verstoppen.

      “En toen zei de vrouw van de wagen dat ze met haar mee moesten gaan,” zei het smerige wezen tegen haar. “Ze zijn met zijn drieën vertrokken.”

      Angelica wierp de straatrat een kleine munt toe. “Als je tegen me liegt, zal ik erop toezien dat je van een van de bruggen wordt gegooid.”


Скачать книгу