Doodgebloed. Блейк Пирс
te zien de kleine ruimte van hun krappe appartement in te staren.
"Dat is het niet," zei ze en ze luisterde naar het geluid van Angus' voetstappen die steeds van verder weg klonken. "Het is niet zomaar een baan…" Ze balde haar vuisten langs haar lichaam. "Dat is het niet."
Ze hoorde hem een diepe zucht slaken. Ze voelde hoe hij naar haar keek, halverwege de gang. Even hoopte ze half dat hij terug zou keren en haar zou vertellen dat het allemaal een grote fout was. Maar even later zei hij: "Er ligt eten in de magnetron, Addie. Ik heb ook wat restjes in de koelkast bewaard. Daar kan je denk ik nog een paar dagen mee voort."
Toen klonk het geluid van de liftdeuren, het geschuifel van voeten en rollende wielen, en toen Adele zich omdraaide, was Angus weg.
HOOFDSTUK TWEE
De sterren knipoogden naar Marion, schalks fonkelend licht dat getuige was van de gang van de vierentwintigjarige vrouw van de kleine coffeeshop naar het hart van de stadsnacht. De vele geuren van de Seine walmden door de lucht en brachten haar de geur van muskus en van de bakkerijen die voor de nacht gesloten waren. Het gebrul van de toeters van ongeduldige chauffeurs verving de gebruikelijke geluiden van bellen die normaal door de stad galmden. Ze hoorde een zacht, zoemend geluid. Luisterde slechts even en plaatste toen het geluid als dat van een toeristenboot die langs de boogconstructie van de Pont d'Arcole schoot.
Marion ademde zachtjes uit toen ze van de coffeeshop het trottoir op liep en alles in zich opnam. Dit was haar stad. Ze woonde hier al haar hele leven en was niet van plan er ooit te vertrekken. Ook al werd je honderd, dan vond je nog steeds niet alle avonturen die deze historische plaats verborg. Ze knikte een groet naar een ouder echtpaar dat langs haar liep. Ze herkende hen van het kruispunt van hun nachtelijke routines.
"De nacht in, zie ik?" zei de oude man in schor, gedempt Frans met het lichte accent van een man van het platteland. Hij knipoogde terwijl hij langsliep en kromp ineen toen hij een oorvijg kreeg van Madame.
"Zoals altijd, Monsieur," riep Marion met een glimlach terug. "Ik ga wat vrienden ontmoeten."
Ze nam afscheid van het paar met een knikje en een verende tred. Daarna slenterde ze over het trottoir, liep naar de rivier en sloeg de hoek om. Ze liep vaak 's avonds laat alleen – het had haar nooit gestoord. Dit deel van de stad was immers goed verlicht, vol lantaarnpalen en verkeerslichten die weerkaatsten op het glas van de vele ramen van de appartementen en winkels.
Ze liep over het trottoir en sloeg een andere straat in, in de richting van de club waar haar vrienden haar opwachtten. Ze snelde over de verlichte looppaden terwijl ze op haar telefoon keek en een ongeopend bericht zag.
Maar voordat ze de sms kon lezen, hoorde Marion een geluid achter haar dat haar even afleidde van haar telefoon. Ze tuurde de verlichte straat in, bekeek de stenen trappen en trappenhuizen van de vele opdoemende gebouwen. Op een steenworp afstand hinkte een man voort, met een kleine bundel op één arm. Er ging een moment voorbij. Toen maakte de bundel een huilgeluid en de man boog beschaamd zijn hoofd, maakte sissende geluiden en probeerde het kind te kalmeren.
Marion glimlachte naar de man en zijn baby en richtte haar aandacht weer op haar telefoon. Ze tikte op het scherm om het bericht te lezen. Maar voordat dit haar lukte…
"Hallo kleine vrouwtje, is alle dingen goed en wel?"
Ze draaide zich om, geschrokken door het gebroken Frans en door de plotselinge nabijheid van de man en zijn kind. Hij liep nu naast haar en maakte om de paar stappen kirrende geluiden naar het bundeltje in zijn armen. Ze fronste naar hem en raapte haar moed bijeen. Vervolgens stopte ze haar telefoon weg. De sms zou moeten wachten. Ze hield er nooit van wanneer er werd gezegd dat Parijs zo ongastvrij was als sommigen in de toeristische districten wel zouden willen.
De man droeg zijn glimlach als make-up en zijn ogen fonkelden joviaal. Ze deden haar denken aan de weinige sterren die zich een weg hadden weten te banen door de stadslichten.
"Alle dingen zijn prima", knikte ze. "Hoe is uw avond?"
De man haalde zijn schouders op, waardoor de wollen muts op zijn hoofd een beetje verschoof. Hij trok de muts met zijn vrije hand van zijn hoofd, en plaatste hem op het bundeltje in zijn arm.
Dit kwam haar nogal vreemd voor, en dat zei ze ook. Het was zoals haar moeder altijd zei: een Parijse vrouw mag nooit bang zijn voor haar mening.
"Zo verstik je het kind," zei ze, wijzend naar de muts.
De man knikte alsof hij ermee instemde, maar deed niets om het kledingstuk te verschuiven. Het leek haast alsof hij ergens op stond te wachten. Hij krabde aan zijn rode haar, dat in losse, bezwete lokken langs zijn gezicht viel.
Even later ving hij haar blik. "Het kind houdt van schaduw", zei hij. Zijn Frans had nog altijd een zwaar accent. "Zeg, ken jij de koers naar – naar – hoe zeg je dat – de waterstructuur? Nee – hmm, de brug!"
Marion schudde haar hoofd, even verward, maar glimlachte toen weer naar de man en keek net zo vriendelijk naar hem als hij naar haar. "Er zijn wel meer bruggen. De dichtstbijzijnde is langs deze straat, aan de overkant van de promenade en dan de trap af bij de kade."
De man kromp in verwarring ineen, schudde zijn hoofd en tikte tegen zijn oor. "Wat is dit?"
Ze herhaalde de instructies zorgvuldig. Het was duidelijk dat deze man een verdwaalde toerist was, hoewel ze zijn accent niet helemaal kon plaatsen.
Opnieuw kromp de man ineen, stak zijn vrije hand verontschuldigend in de lucht en schudde nogmaals zijn hoofd.
Marion zuchtte. Ze keek over haar schouder, de straat in, naar de richting van de club. Haar vrienden zouden daar zitten wachten. Toen richtte ze haar aandacht weer op de man en zijn kind. Haar ogen schoten naar zijn smekende uitdrukking en ze voelde een golf van medelijden.
"Ik zal het u laten zien, oké? Het is niet zo ver hiervandaan. Komt u maar mee, meneer." Ze draaide zich om en keerde op haar schreden terug. Ze onderdrukte alle bittere gedachten over toeristen, gedachten die door de helft van de stadsbevolking als de absolute waarheid werden beschouwd. Ze had helemaal niets tegen toeristen, ook al waren ze een beetje dom.
De man leek haar ditmaal wel goed genoeg te begrijpen en viel in de pas, met zijn armen om zijn kind met de muts er bovenop.
"Jij is een demon", zei de man op een intens dankbare toon.
Marion fronste.
De man aarzelde, en corrigeerde zichzelf toen fervent, “Nee – ik bedoel engel. Spijt me heel erg. Geen demon – jij is een engel!"
Marion lachte en schudde haar hoofd. Met een knipoog zei ze: "Misschien ben ik ook een beetje demon, hmm?"
Ditmaal was het de beurt aan de man om te lachen. De baby huilde weer onder de muts en de man draaide zich om en fluisterde zachtjes tegen zijn kind.
Ze staken de straat over en Marion leidde de man de trap af bij de kade. De brug was al in zicht, maar de man leek zo afgeleid door zijn kind dat Marion hem niet in steek wilde laten zonder hem er rechtstreeks naar toe te brengen.
Toen ze de trap afdaalden en onder een vochtig, stenen viaduct doken, werd het gebied minder verlicht. Er waren nu veel minder mensen.
"We zijn er," zei de man, en zijn Frans was ineens aanzienlijk verbeterd.
Marion wierp een blik op hem en merkte toen iets vreemds op. De man merkte haar blik op en haalde verontschuldigend zijn schouders op. Hij liet de deken vallen. Een kleine speelgoedbaby – het soort dat huilde als het in de buik werd gedrukt – was aan de onderarm van de man vastgebonden. De plastic ogen van de baby staarden Marion aan.
De man knipoogde. "Ik zei toch dat hij van schaduw houdt."
Marion trok verward haar wenkbrauwen op.
Een moment te laat zag ze het chirurgisch scalpel in de linkerhand van de man. Toen gaf hij haar een duw, een harde duw, en de plastic pop huilde zachtjes de nacht in.
HOOFDSTUK DRIE
Adele stond voor de stenen trappen van de school en keek met uiterst grote argwaan naar de menigte kinderen. Ze schudde eenmaal haar hoofd en keek toen naar haar moeder. Haar blik hoefde niet ver te reizen; Adele was langer dan de