Late oogst. André Haakmat
1848 te danken waarin de klassieke vrijheidsrechten waren neergelegd.
We leven eigenlijk nog steeds in de geest van deze Grondwet al is het een drie-/viertal malen gewijzigd. Na vele oorlogen, vanaf de hoekse en kabeljauwse twisten, de strijd tussen de provincies onderling (Holland contra de rest), godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten, tussen de orangisten en de republikeinen, tussen stad en platteland wordt uiteindelijk een consensus gevonden in het principe van het elkaar tolereren als een manier om met de contradicties te kunnen leven. Eeuwen van strijd heeft tot dit inzicht geleid.
Het bewustzijn is gegroeid dat Nederland een natie is van minderheden en dat alleen door samen te werken tussen al die minderheden het land kan worden bestuurd. Nederland is om het met een modern woord te zeggen: een coalitieland par excellence. Dat behoort tot het DNA van dat land, dat is de historisch specifieke realiteit van dat land. Ik durf de voorspelling aan dat dit de komende eeuw zo zal blijven.
Wanneer nu in Nederland een politicus zou opstaan en beweren dat zijn partij bij de komende verkiezingen de meerderheid zal behalen en zonder andere partijen zal regeren en het partijprogramma zonder water in de wijn te doen integraal zal uitvoeren, dan weten we met een bedrieger van doen te hebben. Al zal het mogelijk zijn dat hij door manipulatie van de geschiedenis en retorisch talent een grote massa achter zich zal kunnen krijgen. Maar wat hij belooft, zal hij niet kunnen waarmaken omdat het haaks staat op het DNA-profiel van de Nederlandse samenleving. Anders gezegd: van de historisch specifieke situatie van die samenleving.
En waar komt het inzicht vandaan dat samenwerking nodig is? Dat komt nu juist weer door een andere historisch specifieke situatie van Nederland, namelijk de strijd tegen het water. Daardoor is Nederland namelijk ontstaan, anders was het al lang weggespoeld door de stromen van de grote rivieren Waal, Maas en Rijn. De Franse dichter Paul Verleine heeft treffend de volgende zinnen over Nederland geschreven: “God heeft de wereld geschapen, maar niet Nederland. Dat hebben de Nederlanders zelf gemaakt.” Het tot het uiterste gaan in het zoeken naar een basis om samen te werken is iedere (al dan niet) geboren maar getogen Nederlander in zijn DNA gaan zitten (Ook al is hij zich vaak hiervan niet bewust). Dat ‘polderen’ zit de Nederlander dus in het bloed!
Ik wend mijn blik nu naar de Surinaamse situatie. Natuurlijk heeft ook de Surinaamse samenleving zijn historisch specifieke situatie. Het is echter moeilijk om uit de geschiedenis van het land een algemeen verbindend, historisch specifieke situatie (zoals bijvoorbeeld de strijd van de Nederlanders tegen het water) te destilleren. lk heb er diep over nagedacht, nogal wat bronnen geraadpleegd, maar, eerlijk gezegd, ik heb tot op dit moment niet één algemeen bindend historisch-specifieke situatie kunnen vinden. Het wemelt wel van AAN EEN BEPAALDE GROEP ge- cq verbonden historisch specifieke situatie, zoals bijvoorbeeld: de slavernij (voor het zwarte deel van de bevolking), de immigratie van Nederlanders (Boeroe’s nu), Chinezen, Hindoestanen, Javanen en anderen. Voor de onafhankelijkheid is niet een gemeenschappelijke strijd gevoerd, de openlegging van het binnenland (Operation Grasshopper), de grootse projecten zoals het Tienjarenplan (111), het aanleggen van polders in Nickerie voor de industriële rijstcultuur, het Brokopondoproject (10% van het land werd daarbij geïnundeerd), het Lelydorpplan, het Creolaproject, het West-Surinameproject (de Oost/Westverbinding) – maar dit waren allemaal geen zaken die met nationale inspanning tot stand zijn gebracht. Er heeft (om een ‘verdacht’ woord te gebruiken ) voor geen van deze projecten – al is steeds gezegd dat die in landsbelang waren – ‘volksmobilisatie’ plaatsgevonden. Toen, omgekeerd, wel tot zulk een mobilisatie werd opgeroepen (ik doel hier op de staatsgreep van 25 februari 1980) wilde het volk zich door weer een andere gebeurtenis (ik doel hier op de Achtdecembermoorden van 1982) niet (meer?) laten mobiliseren. Zodoende is het enige wat wij nu nog hebben: hoe wij hier ook samenkwamen, wij zijn aan dit land verpand.
Het is weliswaar niet veel maar daar zullen we het wel mee moeten doen.
Deze vaststelling is wel een belangrijke, maar we kunnen er niet bij blijven stilstaan. De logisch erop volgende vraag wordt: Where do we go from here? (Dat is de vraag die dominee Martin Luther King ook stelde na zijn succesvolle mars op Washington.) We kunnen hierbij twee standpunten innemen. Men kan stellen dat een evenwichtssituatie is bereikt die we niet moeten proberen te veranderen; het is toch al voldoende dat alle bevolkingsgroepen Suriname als hun thuisland beschouwen en er willen blijven. We hebben inderdaad in Suriname op dit moment geen ‘back to Africa’-, ‘back to India’-, ‘back to Indonesia’- enzovoorts-movement. Deze destabiliserende bewegingen kunnen een land degraderen tot een instabiele microstaat, fail states noemen we ze tegenwoordig..
Degenen die tevreden zijn met de huidige toestand hebben ook een slogan erbij bedacht: ze spreken van ‘eenheid in verscheidenheid’! Nu ben ik er ook een voorstander van dat we de verscheidenheid in ras, cultuur en zeden en gewoonten die in Suriname bestaan zonder meer moeten behouden. Dat is rijkdom voor het land, al die verscheidenheid. Want waarom zouden wij wanneer het gaat om dieren en planten wereldwijd streven naar biodiversiteit en wat betreft de menselijke samenleving niet?
Dus ieder antwoord op de vraag: where do we go from here, wat neerkomt op een beleid gericht op – al dan niet gedwongen – assimilatie wijs ik van de hand. Maar ik wijs ook van de hand de slogan ‘eenheid in verscheidenheid’ als niet boven die verscheidenheid een groep overstijgend bindend beginsel als dak wordt gelegd, welk beginsel de onderscheiden bevolkingsgroepen met elkaar verbindt en bij elkaar houdt. Er moet met andere woorden een beschermende paraplu boven die verscheidenheid worden gespannen.
lk zal proberen uit te leggen waarom die beschermende paraplu noodzakelijk is. Verscheidenheid impliceert in de kern de aanwezigheid van verschillen. Dat is allerminst erg, maar het ligt in de natuur van de mens dat verschillen uitgroeien tot competitie, wedijver dus. Zonder een beschermende paraplu kan die wedijver ontaarden in superioriteitsgevoel bij groepen die het goed doen en inferioriteitsgevoelens bij groepen die het slecht doen. Bij het ontbreken van een gemeenschappelijk hoger ideaal (wat ik voor het gemak heb aangeduid als die beschermende paraplu) kan wedijver leiden tot animositeit van de ene groep ten opzichte van de andere. Er is dan een kleine vonk voor nodig waardoor botsingen tussen de bevolkingsgroepen kunnen ontstaan. Ja, die botsingen kunnen zelfs de vorm aannemen van genocide. Voor wat betreft de recentste geschiedenis volsta ik met te verwijzen naar Servië/Kosovo (in Europa) en naar Rwanda (Hutu/Tutsi) in Afrika en naar onze buurland Guyana in de vijftiger jaren. Niemand met het hart op de goede plaats moet dat wensen voor Suriname!
Als antwoord op de vraag where do we go from here heb ik dit antwoord. We moeten werken aan een samenbindende, groepsoverstijgende, nationale ideologie die tevens de in Suriname aanwezige rijke verscheidenheid aan rassen, talen en culturen alsook de in Suriname aanwezige rijke biodiversiteit aan planten, dieren en de natuur als rijkdom van het land tot uitgangspunt neemt. ik gebruik de term ‘nationale ideologie’ om daarmee de term nationalisme te vermijden, maar eigenlijk komt het wel daarop neer. Waarom ik die term vermijd is simpelweg gelegen in het feit dat er in de 60- en 70-er jaren van de vorige eeuw die term ook al is gebruikt, maar dat een groot deel van de bevolking die term toen heeft geassocieerd met één bepaalde bevolkingsgroep (en die term is later ook nog eens ‘gekaapt’ door één enkele politieke partij binnen die bevolkingsgroepen, t.w. de PNR). Het is om deze reden dat ik die term hier vermijd en spreek van ‘nationale ideologie’, daarbij pleonastisch het woord ‘groepsoverstijgend’ daaraan vooraf laat gaan). Deze groepsoverstijgende nationale ideologie moet fungeren als een beschermende paraplu boven al die bevolkingsgroepen zodat daaronder een gezonde wedijver kan ontstaan zonder dat dat kan overslaan in antagonisme c.q. haat van de ene groep tegenover de andere.
Die nationale ideologie verbindt alle Surinamers op de grondslag van liefde voor het land met elkaar en legt hen gezamenlijk de vrijwillig aanvaarde plicht op om het land door een gezamenlijke inspanning tot grotere welvaart ten bate van allen te brengen. Onderlinge wedijver (die moet blijven bestaan!) brengt niet meer de ene groep meer voordeel boven de andere, maar vergroot de nationale koek bij de verdeling waarvan op basis van nationale solidariteit (als kernelement van de nationale ideologie) allen profiteren.
Het voorgaande wil ik in de volgende – twee – stellingen vastleggen:
1 Alle bevolkingsgroepen in Suriname hebben het feit aanvaard dat Suriname het land is dat hen ‘toegeworpen’