Raji: Boek Drie. Charley Brindley
een klas zou zijn. Twee dagen voordien hadden we samen op de harde houten stoelen gezeten tegenover het bureau van dr. Octavia Pompeii. Ze was de voorzitter van de medische afdeling en ze zag eruit alsof ze het gewicht van de volledige universiteit op haar tengere schouders meetorste. Haar mooie, rode haar was dun geworden en in de voorbije twee jaar was er wat grijs in de krullen aan haar slapen geslopen. Ze had donkere kringen onder haar trieste ogen.
Dr. Pompeii had diep ademgehaalden gezucht. “Raji, Fuse, ik heb slecht nieuws.”
Fuse en ik hadden even naar elkaar gekeken. We wisten dat de universiteit in slechte financiële papieren zat, net als alle scholen. Het personeel en de studenten waren geleidelijk aan weggebleven sinds de crash in 1929.
“De medische afdeling wordt gesloten,” had dr. Pompeii gezegd.
"Oh, nee," had ik gezegd. "Waarom?"
Ze had even met een geel potlood gespeeld. "We hebben zeventig procent van onze financiering verloren en er zijn nauwelijks inschrijvingen voor het volgende semester."
Fuse was stil gebleven, maar ik wist dat hij, net als ik, in shock was. In de loop van het voorbije semester hadden we hier al over gepraat, maar ik denk niet dat we geloofd hadden dat het echt zou gebeuren. Ze hadden even gezwegen.
"Dr. Pompeii," had Fuse dan gezegd. "Wat zal je doen?"
Mijn goeie vriend Fuse had zoals altijd eerst aan anderen gedacht.
"Eigenaardig genoeg," had ze gezegd, "ga ik weer naar school."
"Dat is fantastisch, dr. Pompeii," had ik geantwoord. "Waar ga je heen?"
“Cornell University. Ik ga orthopedie studeren." Ze had door wat papieren op haar bureau gebladerd. "Ik heb een lijst opgesteld van tien scholen waar ik wil dat jullie je kandidatuur indienen. Ik heb aanbevelingsbrieven, samen met jullie resultaten, naar alle tien gestuurd. Ik heb geen idee hoe het zit met studiebeurzen, maar jullie moeten het proberen."
"Dr. Pompeii," had Fuse gezegd, "ik denk niet..." Hij was gestopt en had naar mij gekeken. "Ik denk niet er scholen bij zijn die geld hebben voor studiebeurzen."
"Dat kan je niet weten. Als jullie bij geen van deze tien aanvaard worden, dan zoeken we tien andere. Er is niemand in het hele land die het meer verdient dan jij en Raji om een beurs te krijgen."
Ik had de lijst met scholen aangenomen. "Heel erg bedankt, dr. Pompeii," had ik gezegd toen ik ging staan. "We gaan meteen met die lijst aan de slag."
Dr. Pompeii was gaan staan en had haar hand naar me uitgestoken over de tafel. "Ik wens jullie allebei alle geluk van de wereld." Ze had haar andere hand uitgestoken naar Fuse.
"Dank je wel dr. Pompeii," had Fuse geantwoord, "bedankt voor alles wat je voor ons gedaan hebt."
* * * * *
Ik weet niet hoe het kwam, maar onze wandeling bracht ons naar de campus van de Octavia Pompeii Academy vlak in de buurt. Ik dacht terug aan die dag in augustus 1926 toen ik net startte in het eerste jaar. Fuse was niet bij de eerste vijftig geëindigd in de wedstrijd, maar hij mocht toch starten toen een andere student zijn opleiding moest stopzetten omwille van een overlijden in zijn familie.
Nu zag de ooit zo levendige academie er deprimerend uit. De ramen en deuren waren dichtgetimmerd en het onkruid overgroeide de verhardingen en de tennisvelden. We bleven staan tegenover het Hannibalhuis en keken naar drie kraaien die in het muurtje boven de deur pikten.
"Ik heb een brief naar mam geschreven," zei Fuse terwijl hij naar de kraaien bleef kijken.
"Je gaat weg, hé?"
Hij knikte en keek nog altijd niet naar me. Ik draaide me om en liep verder over het trottoir terwijl ik keek naar de barsten in de afbrokkelende cement. Hij liep naast me.
"Waar gaan we heen?" vroeg ik.
Hij stopte en keek me aan en ik zag die scheve glimlach die ik zo goed kende.
"Ik heb altijd al eens naar India willen gaan."
"Ik ook." Ik glimlachte terug.
Het was al vijftien jaar geleden dat ik meegenomen was van mijn thuis in Calcutta. Als ik terugkeek op mijn leven in Amerika, was ik overtuigd dat ik die misdadigers dankbaar moest zijn dat ze me in 1912 op straat gekidnapt hadden samen met twintig andere meisjes en jonge vrouwen. Ze hadden ons als dieren in het ruim van een veeschip naar New York gebracht en dan verkocht als contractarbeiders. Na mijn dertiende verjaardag was ik weggelopen van het huis in New York City waar ik gevangengehouden werd. Twee dagen later lag ik te slapen in een schuur op het platteland in Virginia.
Wat een geluk had ik gehad dat de schuur toebehoorde aan de Fusiliers. Fuse, die toen een jongen van veertien was, ontdekte me de volgende morgen en daarna volgde het meest fantastische jaar van mijn leven met hem en zijn gezin. Marie Fusilier aanvaardde me als haar eigen dochter.
"Ik moet ook nog eens schrijven naar Mama Marie." Ik nam de hand van Fuse.
"Ik heb haar gezegd dat je met me meegaat."
"Wat aanmatigend van je."
"Ja, hé."
Die avond pakten Fuse en ik de weinige spullen in die we hadden en liftten dan mee met een vrachtwagen die aardappels vervoerde naar New York City, waar we langs de dokken van Lower Manhattan wandelden.
Twee dagen later vertrokken we met de Borboleta Nova dieaangevoerd werd door kapitein Sinaway. De Borboleta was een mooi, nieuw vrachtschip dat nog maar zes maanden eerder de scheepswerf in Lissabon verlaten had. Het schip voer naar Calcutta met een lading dynamiet en aangezien ik noch Fuse ervaring hadden met zeereizen liet de kapitein Fuse in de machinekamer kolen scheppen en ik werd aan dek tewerkgesteld als scheepsjongen. Het maakte ons niet uit wat we moesten doen - we wilden gewoon weg. Weg waarvan wisten we geen van beiden, denk ik.
Ik zag er enorm tegenop om mijn familie terug te zien, vooral mijn moeder, Hajini. Zeven jaar voordien had ze een brief voor me gestuurd naar de boerderij van de Fusiliers waarin ze liet weten dat ze een huwelijk gearrangeerd had voor me. Het was best een schok geweest voor me, te vernemen dat mijn moeder me op mijn veertiende beloofd had aan een man van zevenenveertig. Mama Marie Fusilier was er ook van geschrokken. Ze vertelde me dat een man die met een kind trouwt in Amerika de gevangenis in vliegt.
Marie hielp me om terug te schrijven naar mijn moeder in India en uit te leggen dat ik liever wachtte met trouwen tot ik minstens achttien was en dat ik dan mijn echtgenoot zelf wilde kiezen.
Mijn moeder antwoordde dat ik respectloos was en dat dergelijk gedrag niet toegelaten was. Bovendien hadden zij en mijn vader een ticket gekocht voor me om per schip van Amerika naar Calcutta te reizen. Het zou binnenkort bij me toekomen.
Het ticket kwam inderdaad toe per post. Ik stuurde het terug en liet mijn moeder weten dat ik oud genoeg was om zelf beslissingen te nemen. Daarna duurde het vier maanden voor ik weer iets van haar vernam. Toen liet ze me weten dat mijn grootmoeder op sterven lag en dat ik zo snel mogelijk moest komen om haar nog eens te zien, maar ze zei niet dat ze mijn overtocht zou betalen. Ik schreef terug dat ik zou betalen om naar India te komen om mijn grootmoeder te zien, mocht ik geld genoeg hebben, maar dat het wel een retourticket zou zijn.
Het duurde een jaar voor ik nog een brief ontving waarin ik nieuws over de hele familie kreeg van mijn moeder. Ze gaf veel details over mijn nichtjes en neefjes en liet me weten dat mijn grootmoeder nog leefde, maar steeds zwakker werd. Ik schreef terug over mijn vooruitgang op de academie en liet haar weten dat ik van plan was geneeskunde te studeren.
Er gingen vijf jaar voorbij zonder dat ik nog brieven van mijn moeder ontving.
* * * * *
Fuse
Ik had een erg gespannen week achter de rug bij Raji en haar gezin in Calcutta. Zij en haar moeder hadden precies hetzelfde temperament en waren even rechtuit. Allebei zeiden ze wat ze dachten over alles wat ter sprake kwam. Haar grootmoeder van zevenentachtig was even rechtuit,