Raji Boek Vier. Charley Brindley
identieke kleren: lichtgroene rokken en gele blouses.
"Nu zijn we de twee meest mooiste van de hele wereld," zei het linkermeisje.
Ik glimlachte en zei dat dat klopte.
"Wij zijn twee dezelfde," zei het rechtermeisje. "Hoe weet je wie Marie is?"
"En wie is Suu-Kyi?" zei het ander meisje en ze strekte daarbij haar handen uit alsof ze er een lang voorwerp op liet balanceren. Ze giechelden allebei uitbundig.
Ik had geen flauw vermoeden. Ik had hun gezichtjes de hele dag bestudeerd, op zoek naar het allerkleinste trekje dat me zou helpen het verschil te zien. Een verloren sproetje, een kuiltje, de lengte van hun haar... om het even wat me zou helpen hen te herkennen, maar er was niets. Ze waren volstrekt identiek. Het enige wat ik kon doen was raden.
"Zij." Ik wees naar het meisje links, "is Suu-Kyi."
"Nee!" zei ze en ze lachte. "Ik ben Marie."
"En ik ben Suu-Kyi."
"Ik zal labeltjes maken met jullie namen en ze op jullie blouse spelden. Zo zal ik altijd weten wie Marie is en wie Suu-Kyi."
Ze lachten en zeiden dat ze me elke morgen zouden zeggen wie wie was en dat ik dat de hele dag zou moeten onthouden.
"Oké, maar vertel me nu eens wie ons avondeten zal maken."
"Ik, ik," riep Suu-Kyi en ze rende naar het bed waar ons eten op uitgestald was.
"Ik ook." Marie rende achter haar zus aan.
Ze maakten de bijzettafel leeg en legden er al het eten op dat we hadden. Het was een lekkere maaltijd met brood, bananen, kaas en water. Als dessert aten we ingelegde mango op crackers met geroosterde pinda's.
Het was even over negen toen we de tafel afgeruimd en de restjes ingepakt hadden om ze tot de volgende dag te bewaren. Nadat ze naar de badkamer gegaan waren om hun identieke nachtjaponnen aan te trekken, hing ik hun nieuwe kleren in de kast. Daarna maakte ik met het extra deken en kussens de twee uiteinden van de bank als bedden op voor hen.
Toen ik het deken tot onder de kin van het eerste meisje trok, omhelsde ze me en fluisterde ze 'goeienacht'. Ik wenste haar ook een goede nacht en fijne dromen. Toen ik het tweede meisjes onderstopte, wenste ze me een goede nacht, maar maakte geen aanstalten om me te omhelzen. Ik wist wie van de twee zij was.
"Slaap lekker, Marie."
Ik zag haar haar ogen opensperren. Maar dan glimlachte ze en gaf ze me een knuffel.
"Goeienacht, meneer Busetilear." Ze liet zich op haar kussen vallen.
Ik ging op de stoel tegenover de bank zitten om naar hen te kijken tot ze in slaap vielen. Rond tien uur trok ik mijn pyjama aan en ging stilletjes op het bed liggen.
Ik denk graag na in het donker, met de lamp uit en niets anders dan de gedempte geluiden van de late avond die van de straat beneden naar binnen dringen. 's Nachts kon ik mijn verleden overlopen, een link met het heden zoeken en de toekomst herbekijken.
Ik weet niet waarom ik aan Raji moest denken. Maar daar was ze, in al haar koppige elegantie en geestdrift. In 1928 tijdens onze studies geneeskunde wedijverden we nog om de beste van de klas te worden. Ik hoorde haar stem even helder als stond ze naast me.
"Schaakmat in drie zetten," zei ze van achter de schouder van mijn tegenstander. Dat was dertien jaar geleden.
Ik hield erg van schaken en had altijd gedacht dat ik best een goede speler was, maar ik haatte het als toeschouwers commentaar gaven terwijl ik aan het schaken was. Ik keek even naar haar en ving ondertussen een glimp op van de grijns van mijn tegenstander als reactie op Raji's opmerking.
Rajiani Navana Devaki, een Indiase uit Calcutta. Haar naam betekende 'donkere ogen' en terecht. Donkere, temperamentvolle ogen, een scherpe geest, tergend strijdvaardig, elegant en slank, mooi en een overtuigd communist.
Zij en ik waren lid geweest van de debatclub van de Theodore Rooseveltuniversiteit. We oefenden de hele tijd; we bepaalden onze positie en verdedigden die met kalme, gecontroleerde en meestal scherpzinnige argumenten. Communisme en kapitalisme waren vaak het onderwerp van onze discus...
Ik werd wakker. Een geluid, een beweging, ik weet niet wat, maar het leek erop dat ik maar heel even geslapen had. Ik keek naar het raam en zag de maansikkel laag boven de donkere stad hangen.
Misschien was het maar een droom.
Ik sloot mijn ogen om verder te slapen, maar plots ging ik geschrokken rechtop zitten - de meisjes!
Ik sprong uit het bed, knipte de lamp aan en haastte me naar de bank. Mijn adem stokte. Het deken was opzij gegooid - Marie en Suu-Kyi waren verdwenen!
Wat is er gebeurd? Waar zijn ze?
Ik rende naar de deur, maar die was van binnen gesloten. De badkamer was leeg toen ik het licht aanstak en achter de deur keek. Het raam! Nee, we zaten op de zevende verdieping. Ik liep toch maar naar het raam en toen zag ik hen liggen, opgerold op hun slaapmatjes naast mijn bed. Ze lagen aan de andere kant van waar ik uit bed gestapt was, anders had ik op hen getrapt. Ze waren zelfs niet gedekt; ze droegen alleen hun roze nachtjaponnen.
Mijn hart ging wild tekeer en ik trippelde naar hen en bleef even kijken om zeker te zijn dat ze nog ademden. Alles was oké, ze sliepen vredig.
Ik nam het deken van de bank om het over hen te spreiden en daarna kroop ik weer in bed, waar ik met mijn hoofd op mijn hand bleef liggen kijken naar hen en de trage bewegingen van hun adem. Ik dacht aan de enorme verantwoordelijkheid die ik droeg. Ik voelde een verplichting tegenover de kinderen, maar ook nogal wat angst en ik had het heerlijke gevoel een gezin te hebben. Na een tijdje sloot ik mijn ogen, maar voor ik in slaap viel, nam ik me voor de bank de volgende avond bij mijn bed te plaatsen.
* * * * *
De volgende morgen werd ik vroeg wakker door beweging op het bed en de geur van verse sinaasappels. Ik opende een oog en zag twee lachende gezichtjes naast me. Ik opende het andere oog en zag twee sinaasappels die gepeld werden met mijn scalpel en mijn scheermes. Als ik rechtsprong en schreeuwde dat ze moesten stoppen, zou een van hen misschien haar duim eraf snijden.
"Marie en Suu-Kyi," zei ik rustig en voorzichtig, "weten jullie hoe scherp die instrumenten zijn?"
Ze knikten en gingen verder met de sinaasappels pellen.
"Zijn jullie heel erg voorzichtig?"
Ze grinnikten naar me.
Met extreem veel zelfbeheersing ging ik langzaam rechtop zitten en hield mijn adem in terwijl zij verder stukken pel van de sinaasappels sneden en af en toe een groot, sappige stuk van het druipende vlees.
"O wee. Au!" schreeuwde een van hen en liet de sinaasappel vallen.
Ik greep het scheermes en trok haar hand naar me toe om de gapende, bloedende wonde te bekijken die ik verwachtte.
Maar haar hand was alleen nat van het sinaasappelsap en verder was hij perfect in orde. Ze lachte om de uitdrukking op mijn gezicht.
"Marie!" zei ik, overtuigd dat Suu-Kyi nooit zo'n stunt zou uithalen. "Jij kleine deugniet. Zal ik je maar meteen je eerste pak slaag van de dag geven?"
Suu-Kyi keek even naar me met een brede glimlach. "O wee. Au!" schreeuwde ze net als Marie gedaan had. Ze liet haar sinaasappel vallen.
Ze lachten terwijl ik het scalpel van Suu-Kyi afpakte en schoonveegde. Ik maakte het scheermes ook schoon, klapte het dicht en duwde beide instrumenten dan onder het kussen.
"Zo, kent een van jullie het woord 'stout'?"
Ze schudden het hoofd.
"Wel, dat is het woord voor kleine meisjes die zich niet goed gedragen en hun vader de stuipen op het lijf jagen."
"Staupen?" zei eentje.
"Stijpen," zei haar zus.
"Stuipen." Ik zwaaide mijn voeten tot op de vloer. Ik rekte me uit op de rand van het bed. "Waar is ons ontbijt? Waar is mijn koffie?"