Karolingsche Verhalen. Alberdingk Thijm Josephus Albertus

Karolingsche Verhalen - Alberdingk Thijm Josephus Albertus


Скачать книгу
sprak Koning Carel met grammen moede: "Ik beloof 'et: God en zijne kracht heeft ons te dezer nacht gescheiden – maar ik duld ze hier niet langer: uit den lande wil ze ik verdrijven, en bannen ze met hun vrienden uit mijn Rijk, en nemen hun al hunne goederen." Toen riep Koning Carel zijn hoogste Baroenen en Raadsheeren te zame – zoo Koningen, Hertogen, als Graven; en dede ze zitten ter vierschare, elk na zijner waerde. Daar dingde Koning Carel, en maakten Maymijns geslachte balling over al zijn Rijk. Dit gedaan wezende, vernam Haymijn en zijne vrienden met hun helpers, dat zij door een vonnis der hooger vierschare het land moesten ruimen, hetwelk zij met grooter haaste gedaan hebben.

      Grave Haymijn hadde met hem 800 Ridders, die alle vrome en uitgelezen mannen waren ter wapen; en zij namen ieder mede van hun goed dat zij bergen mochten, want zij wisten wel, dat zij des Keizers en Konings macht niet wederstaan en konden. De Koning nam het goed, dat zij gelaten hadden, en begiftigde die 't hem beliefde. Dat was Grave Haymijns volk verdrietelijk te lijden, want Haymijn en allen, die met hem verdreven waren, moesten zich des daags onthouden in het dichtste der woestijnen.

      Nu zult gij hooren van 's Graven Haymijns verder bedrijf. Des nachts ging hij met zijn volk branden en rooven al dat hij buiten vaste mure besloten wist of konde vinden; alzoo dat hij niet en spaarde Geestelijk nog Waereldlijk, waar hij ze mocht berijden ofte begaan. Veel kloosteren en kerken verwoestte hij, en sloeg veel geestelijke lieden – Monniken, Priesters, Klerken, Nonnen – ook leeke-lieden, en roofde en vernielde tót onder de muren van Parijs. Hij hadde bij hem zijns vaders broeder, Madelgijs geheeten, een stout Ridder, was geleerd in de kunsten van Nigromantie11, daar hij groote schade meê dede. En het goud, dat zij roofden in de kerken, dat sloegen zij den paerden onder de voeten. Deze oorlog duurde zestien jaar.12

      HET DERDE CAPITTEL

Hoe Koning Carel Ambassaten zond tot Haymijn van Ardennen, om peis met hem te maken

      De oorlog aldus zeer lang durende, viel ten leste den Genoten van Vrankrijk zwaar te voeren en verdrietelijk; want als Haymijn wilde, moesten ze ten strijde. Zij gingen des te rade met malkander, en kwamen over-een, dat zij den Koning bidden zouden dat hij vrede maakte met Haymijn en zijn volk.

      Als zij dus gezamendlijk besloten hadden, zijn ze gekomen daar zij Koning Carel vonden, en hebben hem oodmoedig gegroet; en als zij hem eere hadden gedaan, zeiden zij: "Heer Koning, u is bekend, hoe dat de oorlog lang gestaan heeft tusschen u en Haymijn van Ardennen; wij bidden u zeer, dat gij doch vrede met hem wilt maken, want 'et land daarvan beschadigd en geschonden wordt." Koning Carel, deze woorden en begeerten van zijn Heeren hoorende, was des niet gunstig gezind: nochtans bij hem-zelven overwegende dat de Genoten alle hem baden, zoo stemde hij toe in wat hun goed docht.

      Daar bespraken de Genoten en stelden Koning Carel voor, dat hij schrijven zoû een minnelijke groete en een brief aan Haymijn en zijn magen, dat hij beteren wilde, wat hij tegen hem en zijn vrienden misdaan had.

      Hierop zond Koning Carel Ambassaten met een brief tot Haymijn die tot Piërlepont lag, inhoudende dat hij hem Huyge, zijnen neve, den doode, opwegen zoude met gouden negen werf, opdat hij daarmede zijnen peis mocht krijgen. Als Haymijn dezen brief gelezen had, verachtte hij dien, en zeide met toornigen moede tot de drie Ambassaten: "Zegt Carel den Koning, dat ik de oorloge nog hadde liever te houden, dan ik zulken zoen aanname over mijn neve!"

      Deze drie Ambassaten zijn wederom gekeerd, en hebben deze woorden den Koning gezeid. Toen zond ze Koning Carel wederom met eenen brief tot Heymijn, inhoudende: 'ware het, dat hij hem de dood kwijtschold van zijn neve, dat hij hem geven wilde zijn zuster, Vrouw Aye, tot gemalinne; en al het goed, dat hij hem ofte zijn vrienden genomen had, dat zoude hij hem vrij wedergeven, zoo dat zij 't van niemant te leen hielden, zij, noch hun erfgenamen, die na hen komen zouden.'

      Als Haymijn dezen brief overlezen hadde, dien hem Koning Carel had gezonden, heeft hij de drie Ambassaten geheeten dat ze toeven zouden; hij wilde hem met zijn vrienden beraden. Daarop, heeft Haymijn zijn vrienden tot hem doen komen, als Aymerijn van Nerboen, Willem van Orangiën, en menig Edel Baanderheer, en zeide e't gene, dat hem Koning Carel bij zijnen brief geschreven en gemeld hadde, en bad hen alle, dat zij hem wouden helpen raden wat hier best in gedaan ware en hun-allen dochte.

      Eenparig was hun uitspraak: 'wilde Koning Carel houden en doen hetgene hij hun aangezegd en geschreven had – zij waren des goedwillig den zoen aan te gaan.' Haymijn zond dan eenen brief aan Koning Carel door Adelbert en Madelgijs, zijn verwanten, inhoudende: 'Ware 't dat hij hem zijn zuster geven wilde tot vrouwe, en voords nakomen het tractaat, alzoo hij hem bij brieven gemeld had – dat hij te vrede waar den peis aan te gaan, en dien te onderhouden al zijn leven lang; met nog veel andere woorden, die in den brief geschreven stonden. Madelgijs en Adelbert kwamen dan naar Parijs, en gingen tot den Koning en deden hem eerbiedenis. Dit gedaan zijnde, gaven zij hem den brief in der hand, en zeiden "dat hij hun daarop een andwoord zoude doen hebben, want de peis en mochte niet gemaakt, noch de dood van Heer Huygen, hunnen neve, gezoend worden, 't en ware dat hij voldede den inhoud des briefs.'

      En Koning Carel ontving den brief, en dede dien voor zijn magen en hooge Baroenen lezen. Als zij den inhoud gehoord hadden, en wel staan de meeninge van Haymijn en zijn magen, zoo waren zij alle blijde, en baden den Koning, dat hij zijn woord getrouw bleve, en dan terstond het andwoord aan Haymijn berichtte; hetwelk Koning Carel gaerne dede.

      Daar werd ontboden voor den Koning – Adelbert en Madelgijs: en toen zij voor den Koning stonden zeide hij tot hen, 'dat zij huiswaards keerden en Haymijn zouden zeggen, dat hij kwame met zijn magen te Senlis, om aldaar een vast tractaat van den zoene te maken,' "want ik wil geen oorloge tegen hem voeren, en ik wil volkomen doen, hetgene dat de brief bevat." Met dezer andwoorde zijn zij van den Koning gescheiden, en zijn zoo lange gereisd tot dat ze kwamen in Piërlepont, en hebben Haymijn weêromgezegd des Konings meeninge; en dat Haymijn en zijn magen komen zouden tot Senlis, om aldaar peis te maken.

      Als Haymijn en zijn magen verstaan hadden des Konings meeninge, zijn ze blijde geweest, en hebben hen bereid naar Senlis te trekken, elk zoo hij cierlijkst en heerlijkst mocht, met al hun macht.

      En toen Koning Carel hoorde, dat Heymijn en zijn vrienden bij Senlis kwamen, is hij hun te gemoet getogen met zijne magen en menig Edelman, met Vrouwen en Jonkvrouwen, en dede zijn tente slaan in eene bloeyende vlakte, daar men den peis maken zoude; en hij is Haymijn genaderd met 300 Ridders, die in wolle gekleed en barrevoets waren, en hij is voor Haymijns voeten gevallen, zeggende: "Ik heb misdaan: ik bidde u, dat gij mij vergeeft de dood van uwen neve, om Gods wille, die ter onzer liefde onschuldelijk zijn kostbaar bloed voor ons aan den Cruice gestort heeft; ik wil het aan u en uw magen vergoeden en u helpen wat ik mag!" Als Haymijn deze woorden hadde gehoord, zoo werden zij in vriendschap vereenigd.

      HET VIERDE CAPITTEL

Hoe Haymijn trouwde met Koning Carels zuster, en bij haar won Ritsaert, Writsaert, Adelaert en Reinout; dat hij 't niet en wiste: en hoe zij ze heimelijk opvoedde

      Toen de peis gemaakt was, en men bruiloft zoude houden, werd de Bruid ter kerke geleid; aan de eene zijde leidde ze de Bisschop, aan de andere zijde ging Roelant13.

      Daar trouwde Haymijn haar met groote staatsie; en Koning Carel dede Haymijns neve, den doode, negen werf opwegen met goud, en dat goud gaf hij Haymijn wegens zijns neven dood. Als Haymijn het goud van den Koning ontvangen had, dacht hij in zich-zelven, 'hoewel de Koning peis maakte over zijn neve, hij zoû hem wel noodzaken den doodslag met mansbloed te betalen.'

      Intusschen kende Koning Carel – Haymijn en zijnen magen toe wat zij zouden winnen op de Heidenen14, dat ze 't vrij houden mochten, zonder van iemant te leen te ontvangen. Als dit gedaan was en Haymijn met zijn vrienden te vreden gesteld waren, ontvangen hebbende wat hun in den zoene beloofd was, ging Haymijn tot Koning Carel, en bad hem vriendelijk 'of 't hem beliefde, dat de Koning bij hem ten Hove bleve en deelname aan zijne bruiloft?' Maar Koning Carel zeide, 'dat hij des niet en dede.' Nu wierp Haymijn zijnen haat op den Koning, nam zijne vrouw met hem, en toog met haastigen en grammen moede van Koning Carel wech, naar Piërlepont; en Koning Carel toog met zijn volk voort van Senlis, en tot Parijs.

      En als Haymijn met zijn vrouw en vrienden gekomen


Скачать книгу

<p>11</p>

Nigromantie– zwarte kunst, tooverij. (Verbasterd uit Νεκρωμαντεια

<p>12</p>

Genoten– het kollegie der XII Pairs, die met Karei te recht zaten; zijn staf in den oorlog.

<p>13</p>

Roeland:'s Konings neef, zijn beroemdste Paladijn.

<p>14</p>

Heidenen: Sarrazijnen, Saxers en Lombardiërs.