Het verhaal van de honingbij. Edwardes Tickner

Het verhaal van de honingbij - Edwardes Tickner


Скачать книгу
dus voor te stellen wat een voorname plaats het bijenbedrijf moet hebben ingenomen bij alle volken. Voor alle mogelijke doeleinden was er enkel maar honing, en men ziet ze aanhoudend genoemd in de oude kloosterkronieken, en in de aardige kookboeken, die nog uit de Middeleeuwen zijn overgebleven.

      Wel is waar kan men, wat het suikerriet betreft, teruggaan tot de eerste eeuw v. C.. – Strabo, die juist vóor het begin van de Christelijke jaartelling schreef, verhaalt hoe Nearchus, vlootvoogd van Alexander den Groote, een belangrijke ontdekkingsreis maakte in den Indischen oceaan, en berichten meebracht over een wonderbaar “honingdragend riet,” dat hij bij de inboorlingen had gevonden. Er wordt ook vermeld, dat de Spanjaarden het suikerriet uit het Oosten meebrachten en het plantten op Madeira, in het begin van de 15e eeuw; en van daar breidde zich in deze en de volgende eeuw de kultuur uit naar West-Indië en Zuid-Amerika. Gedurende de Middeleeuwen was het in zeer beperkt gebruik bij de rijkste en edelste familiën van Europa; het had toen Venetië als handels-centrum. Maar suikerriet was alleen een kostbare luxe in het dieet, of een medicinaal bestanddeel, zelfs bij de hoogsten in den lande, tot ver in de zeventiende eeuw; toen begon het langzamerhand den honing uit de volksgunst te verdringen. Doch het is zeer wel mogelijk dat de middel- en laagste klassen in Engeland geen ander verzoetingsmiddel dan honing bezaten en konden betalen, voor welk doel ook, tot ongeveer drie honderd jaar geleden. Onder de Angel-Saksen voorzagen de bijenkorven het geheele volk, van den Koning af tot den minsten daglooner, en niet alleen van voedsel, maar tegelijk ook van drank en licht. Wij lezen hoe op de Koninklijke feestmalen de Mede werd rondgediend, en hoe die drank in ieder klooster algemeen werd gebruikt. Zelfs in die oude tijden waren er herbergen aan de groote wegen, waar men drank kon krijgen, en in hoofdzaak Meê, hoewel er ook een soort van bier werd gebrouwen. Geen priester was het echter vergund deze taveernen te bezoeken, maar een groote opoffering was dat zeker niet, daar hun dagelijksch rantsoen aan Mede hen rijkelijk voorzag. Ethelwold stond ieder half dozijn van zijn monniken aan het middagmaal een “sentarium” Mede toe, wat in onze moderne maat waarschijnlijk gelijk staat met verscheidene gallons. (1 gallon = 4.5 liter!)

      In de Angel-Saksische tijden werden er drie verschillende dranken uit honing gebrouwen. De gewoonste, de eigenlijke “Mede,” die men kan beschouwen als den algemeenen drank van de groote menigte, werd gemaakt van het stukgewreven overschot van de raten, nadat de honing er uit was gedrukt; dit werd in water gedrenkt en naderhand gezeefd en in aarden vaten weggezet, tot het ging gisten en tot Mede werd. En hoe langer het bewaard werd des te sterker werd de drank. Een tweede soort, uit honing, water en moerbeiensap, werd Morat genoemd; en dit was waarschijnlijk de drank van de gezeten burgers. Een derde brouwsel, bekend als Pigment, werd uit de zuiverste honing gestookt, met verschillende kruiden vermengd en dan door bijvoeging van een zekere wijnsoort versterkt. En dit was waarschijnlijk de Mede, die aan de koninklijke tafel geschonken werd. De bediening van ’s Konings Schenker in die dagen kan geen sinecure geweest zijn; want het was bij de Angelsaksische koningen het gebruik, hun gasten op vier feestmalen per dag te onthalen, en de hoeveelheden drank, die volgens oude berichten dan geschonken werden, schijnen ongeloofelijk, zelfs in de annalen van zulk een stevig drinkend ras. En de nationale matigheid werd, als een der voordeelen van de Normandische overheersching, niet weinig gebaat, door de nieuwe regeling van William I, die deze gastmalen beperkte tot slechts één per dag.

      Als wij aannemen, dat gedurende de regeering van Harald de populariteit van ons goed oud Engelsch brouwsel haar hoogtepunt bereikt had, is het eveneens zeker, dat met de komst van de Noormannen een langzame daling kwam in zijn waardeering door het volk. In den nasleep van Hertog William’s ongeordend leger, volgden de verkoopers van de buitenlandsche dranken uit druivensap; en al spoedig zal wijn de plaats hebben ingenomen van de Saksische Mede, eerst bij de vreemde edelen en later bij de eigen “Thanes.” Van dien tijd af ging de roem van de Mede gaandeweg achteruit, en heden ten dage is het bereiden van Mede een verloren gegane kunst, nog maar heel zeldzaam te vinden bij enkele ouderwetsche luiden, in afgelegen plaatsjes.

      Maar toch is ze te verkrijgen; en degenen van ons, die het geluk hadden die goede oude Mede te drinken, wel belegen in het vat, hebben zeker spijt gevoeld, dat er geen stevige poging gedaan wordt om ze haar ouden nationalen roem terug te geven. Mij dunkt, dat er geen gezonder drank in de wereld is, en zeker geen, die minder technische bekwaamheid vereischt. Alle oude boeken over bijenteelt geven er recepten voor, die alleen verschillen in de opgave van het aantal vreemde bijvoegsels, die den smaak moeten verhoogen, maar hem, naar ons inzicht, verknoeien. Want de edelste Mede kan gebrouwen worden van enkel honing en water; en alle bijvoeging van kruiden of wat ook, kan alleen het unieke aroma bederven. Eenige van de zestiende- en zeventiende eeuwsche ijmkers waren in hun tijd beroemd voor het brouwen van meê; en een van de allerbekwaamsten eischt voor zijn drank speciale erkenning, daar de meest competente rechters hem in niets te onderscheiden vonden van ouden Canarischen wijn. Hij geeft zorgvuldige aanwijzingen voor de bereiding van zijn Mede, en deze kunnen worden opgevolgd, en zijn dit ook in den laatsten tijd, met volmaakt succes. Als deze Mede een aantal jaren goed bewaard blijft, schuimt zij in het glas als champagne, maar zakt dadelijk weer neer; en de binnenwand van het glas blijft dan bedekt met sprankelende luchtbellen. De drank heeft de kleur van bleek goud als oude cider; maar de smaak is niet te vergelijken met dien van eenigen anderen drank uit dezen tijd. Het is van belang, dat wij van zijn bereider de verzekering hebben, dat hij zoo sterk gelijkt op den Canarischen wijn, omdat dit ons een juist begrip geeft van de innerlijke hoedanigheid van een wijnsoort, die al sedert zoo langen tijd is verloren gegaan.

      Hoofdstuk III

      IJmkers in de Middeleeuwen

      Zij, die de oude boeken over de honingbij bestudeeren, worden gewoonlijk getroffen door twee zeer opmerkelijke bijzonderheden: de oud-klassieke en romantische geur in al die boeken, en hoe daarin een groote hoeveelheid ontwijfelbare fabels behendig doorvlochten zijn met een minimum van blijvende feiten.

      Vóórdat men zich heel diep in deze merkwaardige oude berichten heeft ingewerkt, is het moeilijk zich er rekenschap van te geven, hoe door en door verzadigd zij zijn met de bekoorlijke, maar grootendeels onware ideeën van de oude klassieke bijenvaders. De schrijvers waren bijna zonder uitzondering ernstige praktische menschen, voor wie de studie en de uitoefening van hun bedrijf de uitsluitende levenstaak was. Maar zij schenen van den eerste tot den laatste bezeten te zijn door den drang om alles wat ooit door de oude Grieksche en Romeinsche litteratoren over bijen geschreven was, als waarheid hoog te houden, en door de gedachte, dat het de ergerlijkste ketterij zou zijn er éénige nieuwe waarheid uit hun eigen ondervinding en waarneming aan toe te voegen, tenzij zij die ampel ondersteunen konden met getuigenissen uit diezelfde onfeilbare bronnen.

      Zij schenen de werken van Aristoteles, Vergilius, Plinius en de rest te beschouwen als zoovele goddelijke openbaringen betreffende het mysterie van het bijenleven, als een volmaakt afgesloten geheel; en zij lieten nooit na ze aan te halen in ondersteuning van eigen beweringen of ter weerlegging van die van anderen. Ongeveer zooals godsdienstleeraren gewoon zijn twijfelaars naar bijbelplaatsen te verwijzen.

      Maar in de middeleeuwen waren het niet alleen de ijmkers, die van dit bijzonder gezichtspunt uitgingen. Het scheen toen ter tijd het heerschende standpunt te zijn bij alle klassen. En het zou haast een gerechtvaardigde gevolgtrekking zijn wanneer men daaruit opmaakte, dat bij die oude vasthoudende classici hun natuurstudie geen ander doel had, dan te bevestigen wat door hunne eerbiedig vereerde orakels reeds geboekt was. Het was genoeg, dat in de literaire jonkheid der wereld iets in het Grieksch of Latijn geschreven was; het werd als een vlekkelooze waarheid vereerd, als het eerste en het laatste woord over die zaak; en als hun persoonlijke waarnemingen niet overeen schenen te komen met eenige bewering van de oude schrijvers, dan was de tegenstelling alleen maar schijnbaar en zou zonder twijfel gemakkelijk kunnen uitgewischt worden door een grondiger onderlegd kenner van die oude bijenlitteratuur.

      Het is bij een eerste beschouwing zeker verwonderlijk, dat menschen een geheel leven in dit bedrijf konden werken en tegelijk zich aan een onwrikbaar geloof konden houden, dat zooveel zwakke punten blootgaf. Maar men moet bedenken, dat eenige juiste waarneming van het innerlijke leven der honingbijen in die tijden nog bijzonder bezwaarlijk was. Het was nagenoeg onmogelijk, iets te zien van wat er gebeurde binnen de korven, zooals men die toen gebruikte. Plinius spreekt van een bijenkorf, vervaardigd van wat hij spiegelsteen noemt; dit was waarschijnlijk talk; en men kon door de doorzichtige zijden ervan de bijen zien werken. Maar door de Engelsche ijmkers schijnt


Скачать книгу