Verraden . Морган Райс
gedachte gaf haar kracht terwijl ze langzaam op Rexius’ troon af liep, zich voorbereidend op haar straf. Ze zou onbeschrijflijke pijn lijden, dat wist ze, maar de gedachte aan Sam zou haar erdoorheen helpen. Ze zou iets hebben om naar terug te gaan. En Sam zou beschermd zijn, zou dit alles bespaard blijven. Dat was wat het allemaal draaglijk maakte.
Maar zou hij nog van haar houden nadat ze haar straf had ondergaan? Rexius kennende zou hij haar een behandeling van Iorisch zuur geven, om haar gezicht zoveel mogelijk te beschadigen. Ze zou het grootste deel van haar schoonheid kwijtraken. Zou Sam nog van haar houden? Ze hoopte van wel.
Er daalde een stilte neer over de kamer toen de honderden vampiers dichterbij kwamen; ze wilden alles zo goed mogelijk volgen. Samantha zette enkele stappen verder naar Rexius, ging op één knie en boog haar hoofd.
Rexius, slechts een paar stappen van haar verwijderd, staarde op haar neer vanaf zijn troon; zijn harde, ijsblauwe ogen keken recht door haar heen. Hij staarde haar voor haar gevoel wel enkele minuten lang aan, hoewel Samantha wist dat het waarschijnlijk slechts enkele seconden was. Ze hield haar hoofd omlaag. Ze wist wel beter dan zijn blik te kruisen.
“Dus,” begon Rexius, en zijn schrapende stem sneed door de lucht, “de kip komt naar huis om te rusten.”
Er volgden enkele minuten stilte terwijl hij Samantha bestudeerde. Ze wist dat ze niet hoefde te proberen zichzelf te verdedigen. Ze liet haar hoofd gewoon omlaag gebogen.
“Ik heb je op een heel erg simpele missie gestuurd,” ging hij verder. “Na de mislukkingen van Kyle had ik iemand nodig die ik kon vertrouwen. Mijn meest waardevolle soldaat. Je had me nog nooit teleurgesteld, al in geen duizenden jaren,” zei hij starend. “Maar hierin, op deze simpele missie, heb je op de een of andere manier gefaald. En ook enorm gefaald.”
Samantha boog haar hoofd opnieuw.
“Nou, vertel me eens precies wat er met het Zwaard is gebeurd. Waar is het?”
“Meester,” begon ze langzaam, “ik heb het meisje gevonden. Caitlin. En Caleb. Ik heb ze allebei gevonden. En ik heb het Zwaard gevonden. Ik wist Caitlin zelfs zover te krijgen het op te geven. Het lag op de grond, slechts een stukje buiten mijn bereik. Ik had slechts enkele seconden nodig gehad om het te pakken, en dan zou ik het hebben. Dan had ik het naar u teruggebracht.”
Samantha slikte.
“Ik had niet kunnen weten wat er daarna zou gebeuren. Ik werd verrast, aangevallen door Kyle–”
Er barstte een luid gemompel los onder de vampiers in de kamer.
“Voor ik het Zwaard kon grijpen,” ging ze verder, “had Kyle het al te pakken. Hij vluchtte uit de kerk, en ik kon er niets aan doen. Ik probeerde nog hem te vinden, maar hij was al ver weg. Hij heeft het Zwaard nu in zijn bezit.”
Het gemompel in de kamer werd nog luider. De angst in de kamer was tastbaar.
“STILTE!” riep een stem.
Langzaam stierf het gemompel weg.
“Dus,” begon Rexius, “na dat alles heb je Kyle het Zwaard laten pakken. Je hebt het praktisch aan hem gegeven.”
Samantha wist wel beter, maar ze kon zichzelf niet inhouden. Ze moest wat zeggen ter verdediging. “Meester, ik kon er niets aan doen—”
Rexius onderbrak haar door simpelweg met zijn hoofd te schudden. Ze vreesde dat gebaar. Het betekende dat er slechte dingen zouden volgen.
“Dankzij jou moet ik me nu voorbereiden op twee oorlogen. Die zielige oorlog tegen de mensen, en nu ook een oorlog tegen Kyle.”
Er viel een zware stilte over de ruimte en Samantha voelde haar straf dichterbij komen. Ze was klaar om hem te accepteren. Ze hield het beeld van Sam stevig vast in haar gedachten, en het feit dat ze haar zeker niet konden doden. Dat zouden ze nooit doen. Er zou een leven zijn na dit alles, iets van een leven, en Sam zou daarbij zijn.
“Ik heb een heel speciale straf voor jou bedacht,” zei Rexius langzaam, en hij begon langzaam te grijnzen.
Samantha hoorde de brede, dubbele deur achter zich opengaan en ze draaide zich om om te kijken.
Haar hart stond stil.
Daar, gesleept door twee vampiers en geketend aan handen en voeten, was Sam.
Ze hadden hem gevonden.
Hij was gekneveld, en hoezeer hij ook worstelde en probeerde geluid te maken, het lukte hem niet. Zijn ogen werden groot van schrik en angst. Ze sleepten hem met ratelende kettingen naar de rand van de kamer en hielden hem stevig tegen de muur, waardoor ze hem dwongen te kijken.
“Het lijkt erop dat je niet alleen het Zwaard bent kwijtgeraakt, maar ook gevoelens hebt ontwikkeld voor een mens, tegen alle regels van ons ras in,” zei Rexius. “Je straf, Samantha, zal zijn het kijken naar het lijden van wat jij het meest liefhebt. Ik voel dat dat wat je het meest liefhebt, niet jezelf is. Het is deze jongen. Deze zielige, kleine, menselijke jongen. Goed dan,” zei hij, en hij leunde grijnzend voorover. “Dan is dat hoe je gestraft zult worden. We zullen deze jongen verschrikkelijke pijnen laten doorstaan.”
Samantha’s hart klopte in haar keel. Dit was iets dat ze niet had voorzien, en ergens kon ze het niet laten gebeuren. Wat er ook voor nodig was.
Ze sprong op in de richting van Sams bewakers. Het lukte haar er een te bereiken, en ze schopte hem hard op de borst. Hij vloog achteruit.
Maar voor ze de andere aan kon vallen, zaten er al verscheidene vampiers op haar die haar tegen te grond hielden. Ze worstelde zo hard ze kon, maar er waren er gewoon te veel, en ze kon de kracht van al die vampiers niet tegelijk aan.
Ze keek hulpeloos toe toen enkele vampiers Sam naar voren sleepten, naar het midden van de ruimte. Ze zetten hem op de plek – precies de plek voor diegenen die een behandeling met Iorisch zuur zouden krijgen. Op een vampier was die straf onbeschrijflijk pijnlijk. Het tekende voor het leven.
Op een mens daarentegen, was de pijn onberekenbaar, en betekende deze straf een zekere, verschrikkelijke dood. Ze leidden Sam naar zijn executie. En ze dwongen haar toe te kijken.
Rexius grijnsde nog breder terwijl Sam vastgeketend werd op de plek. Toen Rexius knikte, rukte een van de dienaren de tape van zijn mond.
Sam keek onmiddellijk met bange ogen naar Samantha.
“Samantha!” gilde hij. “Alsjeblieft! Help me!”
Samantha begon ondanks zichzelf te huilen. Er was niets, helemaal niets, dat ze kon doen.
Zes vampiers rolden een enorme, ijzeren ketel op een ladder naar voren, bubbelend en sissend. Ze zetten hem recht boven Sams hoofd klaar.
Sam keek ernaar.
En het laatste dat hij zag was de vloeistof die uit de ketel stroomde, richting zijn gezicht.
VIER
Caitlin rende. Het bloemenveld reikte tot haar middel, en tijdens het rennen trok ze er een pad doorheen. De zon, bloedrood, was een enorme bal aan de horizon.
Met zijn rug naar de zon stond haar vader aan de horizon. Of tenminste: zijn silhouet. Zijn gezicht was onherkenbaar, maar ze wist dat hij het was.
Terwijl Caitlin bleef rennen – wanhopig om hem eindelijk te zien, hem te omhelzen – daalde de zon snel, te snel. Alles gebeurde te snel en binnen een paar seconden was de zon volledig ondergegaan.
Ze besefte dat ze midden in de nacht door een veld rende. Haar vader stond daar nog steeds op haar te wachten. Ze voelde dat hij wilde dat ze sneller zou rennen, dat hij haar wilde omhelzen. Maar haar benen konden maar beperkt snelheid maken, en hoe hard ze het ook probeerde, hij leek alleen maar verder weg te gaan.
Terwijl ze rende verscheen de maan aan de horizon—een enorme, bloedrode maan die de hele lucht vulde. Caitlin zag alle details, de deuken en kraters. Het was allemaal glashelder. Haar vader stond er als silhouet tegen afgebeeld, en ze probeerde nog sneller te rennen, en het leek alsof ze op de maan zelf af rende.
Maar het hield niet. Plotseling bewogen haar benen en voeten helemaal niet meer. Ze keek omlaag en zag dat de bloemen