Verraden . Морган Райс
gewikkeld, en veranderden in ranken. Ze waren zo dik en sterk dat ze al snel helemaal niet kon bewegen.
Terwijl ze toekeek, gleed een slang op haar af door het veld. Ze probeerde te worstelen, weg te komen, maar het was onmogelijk. Ze kon alleen maar toekijken hoe hij haar naderde. Toen hij dichterbij was, sprong hij de lucht in, recht op haar keel af. Ze draaide zich om en schreeuwde terwijl ze voelde hoe de lange tanden in haar keel drongen. De pijn was verschrikkelijk.
Caitlin schrok wakker, ging rechtop in bed zitten en ademde zwaar. Ze voelde naar haar keel en voelde twee littekens die hard werden. Een ogenblik lang verwarde ze haar droom met de werkelijkheid, en ze keek rond in de kamer om een slang te zoeken. Maar die was er niet.
Ze wreef over haar keel. De wond deed nog steeds pijn, maar niet zoveel als in haar droom. Ze ademde diep in.
Caitlin baadde in het koude zweet met bonzend hart. Ze veegde het zweet van haar gezicht en slapen en voelde haar koude, natte haar eraan vastplakken. Hoe lang had ze zich al niet meer gewassen? Ze kon het zich niet herinneren. Hoe lang had ze daar al gelegen? En waar was ze precies?
Caitlin keek rond in de kamer. Het was dezelfde plek die ze zich herinnerde van een tijd geleden – uit een droom, of was ze hier echt al eerder geweest? De kamer was volledig van steen en had een hoog, gewelfd raam waardoor ze de nachtlucht zag, net als de enorme volle maan die licht naar binnen stuurde.
Ze ging op de rand van haar bed zitten en wreef over haar voorhoofd; ze probeerde het zich te herinneren. Terwijl ze dat deed, voelde ze een verschrikkelijke pijn in haar zij. Ze reikte omlaag en voelde het oppervlak van een wond. Ze probeerde zich te herinneren waar die vandaan kwam. Had iemand haar aangevallen?
Caitlin dacht hard na, en langzaam maar zeker kwamen de details terug. Boston, Freedom Trail, King’s Chapel, het Zwaard. En toen…werd ze aangevallen. Toen…
Caleb. Hij was daar ook, en keek op haar neer. Ze had haar wereld voelen wegzakken en ze had het hem gevraagd. Verander me, had ze gesmeekt…
Caitlin hief haar handen en voelde aan de twee littekens in haar keel, en wist dat hij had geluisterd.
Dat verklaarde alles. Caitlin schrok op van dat besef. Ze was veranderd. Ze was ergens heengebracht, waarschijnlijk om te herstellen, en waarschijnlijk onder Calebs toeziend oog. Ze probeerde haar armen en benen, draaide haar nek, probeerde haar lichaam uit…
Ze voelde zich anders, dat was zeker. Ze was zichzelf niet meer. Ze voelde eindeloze kracht door zich heen vloeien. Een verlangen om te rennen, te sprinten, door muren heen te breken en de lucht in te springen. Ze voelde ook iets anders: twee kleine bulten op haar rug, achter haar schouderbladen. Heel subtiel, maar ze wist dat ze er zaten. Vleugels. Ze wist het, ze voelde het: als ze wilde vliegen, zouden ze voor haar opengaan.
Caitlin voelde zich dronken van haar nieuwgevonden kracht. Ze wilde hem heel graag uittesten. Ze voelde zich erg opgefokt – ze had geen idee hoe lang ze hier was geweest – en ze wilde zien wat die nieuwe leven in kon houden. Ze voelde nog iets nieuws: een gevoel van roekeloosheid. Het idee dat ze niet kon sterven. Dat ze stomme fouten kon maken, dat ze oneindig veel levens had om mee te spelen. Ze wilde de grenzen verkennen.
Caitlin draaide zich om en keek uit het raam naar de nachtlucht. Het raam was een brede boog zonder glas, open voor de elementen. Wat je normaal zou kunnen zien in een oud, middeleeuws klooster.
In het verleden zou de oude, menselijke Caitlin hebben geaarzeld, hebben nagedacht over wat te doen en aan zichzelf zijn gaan twijfelen. Maar de herboren Caitlin kende geen aarzeling. Zodra ze het had gedacht, begon ze te sprinten, ging ze er helemaal voor.
Met slechts een korte aanloop sprong Caitlin het raamkozijn in en sprong ze de open lucht in.
Een deel van haar, een instinct, vertelde haar dat haar vleugels uit zouden klappen zodra ze in de lucht zweefde. Als ze het mis had, zou dat een hoge val betekenen, tientallen meters naar de grond. Maar de herboren Caitlin voelde zich alsof ze nooit fouten kon maken.
En dat deed ze ook niet. Toen Caitlin de nacht in sprong, schoten haar vleugels naar buiten achter haar schouderbladen en ze voelde de opwinding van het vliegen, van het zweven door de lucht. Ze vond het heerlijk hoe breed en lang haar vleugels waren, en opwindend hoe de frisse nachtlucht over haar gezicht, haar en lichaam stroomde. Het was nacht, maar de maan was zo vol en zo groot dat hij de nacht zo sterk verlichtte dat het wel dag leek.
Caitlin keek omlaag en genoot van het vogelvluchtuitzicht. Ze had water gevoeld, en dat bleek er ook te zijn. Ze was op een eiland. Overal om haar heen, in elke richting, strekte zich een enorme, prachtige rivier uit, met heel stil water en verlicht door de maan. Het was de breedste rivier die ze ooit had gezien. En daar, in het midden, lag het kleine eiland waar zij had geslapen. Een klein eilandje, slechts enkele hectaren groot, met een vervallen, Schots kasteel aan een kant. De rest van het eiland werd volledig bedekt door een dik bos.
Caitlin vloog weer om het eiland heen, omhoog en omlaag met de windstromen, draaiend en duikend. Het kasteel was enorm en prachtig. Delen ervan waren in verval, maar andere delen, die je van buiten niet kon zien, waren nog in perfecte staat. Er waren binnenplaatsen en buitenplaatsen, wallen, torens, wenteltrappen en hele hectares aan tuinen. Het was groot genoeg om een klein leger te herbergen.
Toen ze omlaag dook, zag ze dat de binnenkant van het kasteel verlicht werd door toortsen. En er liepen mensen rond. Vampiers? Haar zintuigen zeiden haar dat ze dat waren. Haar eigen soort. Ze liepen rond en gingen met elkaar om. Sommigen oefenden in het zwaardvechten, anderen speelden spelletjes. Het eiland trilde van de bezigheid. Wie waren deze mensen? Waarom was zij hier? Hadden zij haar opgenomen?
Toen Caitlin haar rondje had voltooid, zag ze de kamer waar ze uitgesprongen was. Ze had bovenin de hoogste toren geslapen, die uitliep in een wal; een brede, open vlakte. Er stond een enkele, eenzame vampier op. Caitlin hoefde niet dichterbij te komen om te weten wie die vampier was. Ze wist het al, in haar hart en ziel. Zijn bloed stroomde nu door haar en ze hield van hem met heel haar hart. En nu hij haar had veranderd, hield ze van hem met nog meer dan liefde. Ze wist zelfs van deze afstand dat de ijsberende figuur buiten haar kamer Caleb was.
Haar hart bonsde bij zijn aanblik. Hij was hier. Hij was er echt. Hij stond daar buiten haar kamer te wachten. Hij moest hebben gewacht tot ze hersteld was. Al die tijd.
Wie wist hoeveel tijd er was verstreken? Hij was nooit van haar zijde geweken. Zelfs met alles dat er gebeurd was, alles dat nu gebeurde. Ze hield meer van hem dan ze in woorden kon uitdrukken. En nu zouden ze voor de eeuwigheid samen zijn.
Hij stond over de wal geleund, neerkijkend op de rivier; hij zag er zowel bezorgd als verdrietig uit.
Caitlin dook recht op hem af in de hoop hem te verrassen en hem te imponeren met haar nieuwe vaardigheden.
Caleb keek geschrokken op en zijn gezicht lichtte op van vreugde.
Maar toen Caitlin de landing inzette, voelde ze iets misgaan. Ze voelde hoe ze haar evenwicht verloor, haar coördinatie. Ze voelde zich alsof ze te snel daalde, en ze kon niet op tijd corrigeren. Toen ze over de wal vloog, schraapte haar knie over het steen en landde ze te hard, waardoor ze hard over het stenen oppervlak rolde.
“Caitlin!” riep Caleb en hij rende naar haar toe.
Caitlin lag op de harde steen en voelde een nieuwe pijn in haar been trekken. Het ging goed met haar. Als ze nog de oude Caitlin was geweest, slechts een mens, zou ze verscheidene botten hebben gebroken. Maar als de nieuwe Caitlin wist ze dat ze terug zou springen en snel, waarschijnlijk binnen enkele minuten, zou herstellen.
Maar ze schaamde zich. Ze had Caleb willen verrassen en imponeren. Nu leek ze wel een idioot.
“Caitlin?” vroeg hij opnieuw en hij knielde naast haar neer en legde een hand op haar schouder. “Gaat het?”
Ze keek naar hem met een schaapachtige grijns.
“Nou, mooie manier om indruk te maken,” zei ze, en ze voelde zich een dwaas.
Hij voelde met zijn hand aan haar been om de verwonding te controleren.
“Ik ben niet meer menselijk,” snauwde ze. “Je hoeft je geen zorgen meer om me te maken.”
Ze had onmiddellijk spijt