Eens Weg . Блейк Пирс
schouders op. Maar ze keek ook op en zocht in de ogen van Marie naar geruststelling, aanmoediging. En op dat ogenblik besefte ze dat dat precies was wat ze hier hoopte te vinden.
Maar tot haar teleurstelling liet Marie haar blik zakken en schudde ze langzaam haar hoofd. Riley bleef op antwoord wachten, maar in plaats daarvan volgde er een eindeloze stilte. Riley voelde dat er een specifieke angst in Marie rondwaarde.
In de stilte keek Riley het appartement rond en haar blik viel op de huistelefoon van Marie. Ze was verbaasd toen ze zag dat deze niet aangesloten was. “Wat is er met je telefoon?” vroeg Riley.
Marie keek nu beslist getroffen en Riley wist dat ze een echte zenuw geraakt had.
“Hij blijft me bellen,” fluisterde Marie bijna onhoorbaar.
“Wie?”
“Peterson.”
Rileys hart zat in haar keel. “Peterson is dood,” antwoordde ze met trillende stem. “Ik heb de boel daar in brand gestoken. Ze hebben zijn lichaam gevonden.”
Marie schudde haar hoofd. “Degene die ze vonden had iedereen wel kunnen zijn. Het was hem niet.”
Riley werd overspoeld door een golf van paniek. Haar eigen ergste angsten kwamen weer aan de oppervlakte. “Iedereen zei dat hij het was,” zei Riley.
“En jij gelooft dat echt?”
Riley wist niet wat ze moest zeggen. Het was niet het juiste moment om haar eigen angsten aan Marie toe te vertrouwen. Tenslotte had Marie waarschijnlijk waanvoorstellingen. Maar hoe kon Riley haar overtuigen van iets wat ze zelf niet helemaal geloofde?
“Hij blijft bellen,” zei Marie weer. “Hij belt en ademt en hangt op. Ik weet dat hij het is. Hij leeft. Hij stalkt me nog steeds.”
Riley voelde een koude, griezelige angst. “Het is waarschijnlijk gewoon een of andere hijger,” zei ze, terwijl ze deed alsof ze kalm was. “Maar ik kan vragen of het Bureau het uitzoekt. Ik kan ervoor zorgen dat ze een surveillanceauto sturen als je bang bent. Ze kunnen de telefoontjes traceren.”
“Nee!” zei Marie scherp. “Nee!”
Riley staarde haar verward aan. “Waarom niet?” vroeg ze.
“Ik wil hem niet kwaad maken,” fluisterde Marie.
Riley was overdonderd en voelde een paniekaanval opkomen. Ze besefte plotseling dat het helemaal geen goed idee was geweest om hier te komen. Sterker nog, ze voelde zich slechter dan eerst. Ze wist dat ze geen moment langer in deze beklemmende eetkamer kon zitten. “Ik moet gaan,” zei Riley. “Het spijt me. Mijn dochter wacht.”
Plotseling greep Marie met verrassend veel kracht Rileys pols vast. Haar nagels begroeven zich in Rileys huid.
Ze staarde terug, met zoveel intensiteit in haar ijzig blauwe ogen dat het Riley beangstigde. Die achtervolgende blik brandde zich diep in haar ziel.
“Neem die zaak aan,” drong Marie aan.
Riley zag in haar ogen dat Marie de nieuwe zaak en Peterson door elkaar haalde, ze voegde ze samen tot één.
“Zorg dat je die klootzak vindt,” voegde ze eraan toe. “En dood hem voor mij.”
Hoofdstuk 5
De man bleef op korte, maar discrete afstand van de vrouw. Hij keek slechts vluchtig haar kant op. Hij legde voor de vorm een paar spullen in zijn mandje, zodat het leek alsof hij gewoon een klant was. Hij feliciteerde zichzelf met hoe onopvallend hij kon zijn. Niemand kon zijn echte macht raden.
Maar hij was nooit het soort man geweest dat veel aandacht trok. Als kind had hij zich nagenoeg onzichtbaar gevoeld. Nu, na al die tijd, kon hij zijn eigen onbeduidendheid in zijn voordeel gebruiken.
Een paar tellen geleden had hij pal naast haar gestaan, iets meer dan een halve meter bij haar vandaan. Ze was zo druk bezig geweest met shampoo uitzoeken dat ze hem niet eens opgemerkt had.
Hij wist genoeg over haar. Hij wist dat ze Cindy heette; dat haar man een kunstgalerie bezat; dat zij in een kliniek voor gratis medische hulp werkte. Vandaag was een van haar vrije dagen. Nu stond ze met iemand te bellen; haar zus, zo te horen. Ze lachte om iets wat diegene tegen haar zei. Hij kleurde rood van woede en vroeg zich af of ze om hem lachte, net zoals alle meisjes vroeger deden. Zijn woede werd erger.
Cindy droeg een korte broek, een topje en duur uitziende hardloopschoenen. Hij had haar vanuit zijn auto bekeken terwijl ze aan het joggen was en wachtte totdat ze klaar was met rennen en naar de supermarkt ging. Hij kende haar gewoonten op een vrije dag als deze. Ze nam de boodschappen mee naar huis, ruimde ze op, nam een douche en ging daarna met haar man lunchen.
Ze had haar goede figuur voornamelijk te danken aan haar training. Ze was niet ouder dan dertig, maar de huid bij haar dijen was niet strak meer. Ze was waarschijnlijk ooit veel afgevallen, misschien nog niet zo lang geleden. Daar was ze vast en zeker trots op.
Plotseling liep de vrouw naar de dichtstbijzijnde kassa. Dat verraste de man. Ze was eerder klaar met winkelen dan normaal. Hij ging snel achter haar in de rij staan en duwde bijna een andere klant uit de weg. Hij berispte zichzelf in stilte.
Terwijl de caissière met de boodschappen van de vrouw bezig was, schoof hij naar voren en stond extreem dicht bij haar; dichtbij genoeg om haar lichaamsgeur te ruiken, nu zweterig en scherp na haar intensieve hardlopen. Het was een geur die hij binnenkort verwachtte veel, veel beter te leren kennen. Maar dan zou de geur met een ander luchtje vermengd zijn; een luchtje dat hem fascineerde vanwege de eigenaardigheid en mysterieusheid ervan.
De geur van pijn en verschrikking.
Heel even voelde de belager zich opgewonden, zelfs aangenaam licht in zijn hoofd, met verlangende verwachting.
Nadat ze haar boodschappen betaald had, duwde ze haar karretje door de automatische glazen deuren de parkeerplaats op.
Hij had geen haast om zijn eigen boodschappen te betalen. Hij hoefde haar niet naar huis te volgen. Hij was daar al geweest, was zelfs ín haar huis geweest. Hij had zelfs haar kleren aangeraakt. Hij zou weer aan zijn surveillance beginnen als ze klaar was met werken.
Het zal nu niet lang meer duren, dacht hij. Helemaal niet lang meer.
*
Nadat Cindy MacKinnon in haar auto gestapt was, bleef ze even zitten. Ze trilde en wist niet waarom. Ze dacht weer aan het eigenaardige gevoel dat ze zojuist in de supermarkt had. Het was het griezelige, irrationele gevoel dat ze bekeken werd. Maar het was meer dan dat. Het duurde even voordat ze haar vinger erop kon leggen.
Eindelijk besefte ze dat het een gevoel was dat iemand haar kwaad wilde doen.
Ze trilde hevig. Gedurende de afgelopen paar dagen had ze dat gevoel nu en dan. Ze vermande zichzelf, ervan overtuigd dat het compleet ongegrond was. Ze schudde alle restjes van dat gevoel van zich af. Terwijl ze haar auto startte, dwong ze zichzelf om aan iets anders te denken. Ze glimlachte toen ze terugdacht aan haar gesprek met haar zus, Becky. Later in de middag zou Cindy haar helpen met het grote verjaardagsfeest van haar driejarige dochtertje, compleet met gebak en ballonnen.
Het zou een prachtige dag worden, dacht ze.
Hoofdstuk 6
Riley zat naast Bill in de SUV, en terwijl hij schakelde om het voertuig met vierwielaandrijving verder de heuvels op te rijden, veegde ze haar handpalmen aan haar broek af. Ze wist niet wat ze van dat zweten moest denken en ze wist niet wat ze ervan moest denken waarom ze hier waren. Na zes weken niet werken, wist ze niet meer wat haar lichaam haar vertelde. Het voelde onwerkelijk om terug te zijn.
Riley was ongerust over de ongemakkelijke spanning. Zij en Bill hadden nauwelijks gesproken tijdens de rit, die ruim een uur duurde. Hun oude kameraadschap, hun speelsheid, hun buitengewone verstandhouding: daar was nu niets van te bespeuren. Riley wist bijna zeker waarom Bill zo terughoudend was. Niet omdat hij