Een Heerschappij Van Koninginnen . Морган Райс
keek toe hoe het mes door de lucht zeilde en zich uiteindelijk in het hart van de soldaat boorde, dwars door zijn wapenrusting heen. Het staal van het Rijk, ongeëvenaard, tegen hen zelf gebruikt. Misschien, dacht Darius, hadden ze hun wapens wat minder scherp moeten maken.
De soldaat zakte met uitpuilende ogen op zijn knieën en viel opzij, dood.
Darius hoorde een luide kreet achter zich en sprong overeind. Hij zag de slavenmeester van zijn zerta springen. Hij trok zijn zwaard en stormde met een luide schreeuw op Darius af.
“Nu zal ik je zelf moeten doden,” zei hij. “Maar ik zal je niet alleen doden. Ik zal jou en je familie en je hele dorp langzaam martelen!”
Hij viel Darius aan.
Deze slavenmeester van het Rijk was duidelijk een betere soldaat dan de anderen, langer en breder, met betere wapens. Hij was een geharde krijger, de beste krijger waar Darius ooit tegen had gevochten. Darius moest toegeven dat hij angst voelde voor deze formidabele tegenstander—maar hij weigerde het te laten zien. Hij was vastbesloten om door zijn angst heen te vechten en zich niet te laten intimideren. Hij was niet meer dan een man, zei Darius tegen zichzelf. En alle mannen konden vallen.
Alle mannen kunnen vallen.
Darius hief zijn zwaard met beide handen terwijl de slavenmeester op hem afstormde. Hij zwaaide hem rond, en hij flitste in het licht. Darius bewoog en blokkeerde; de man haalde weer uit.
Links en rechts, links en rechts. De soldaat viel aan en Darius blokkeerde, het luide gekletter van metaal in zijn oren. De vonken vlogen alle kanten op. De man dreef hem naar achteren, steeds verder en verder, en het kostte Darius al zijn kracht om de aanvallen te blokkeren. De man was sterk en snel, en Darius had de grootste moeite om in leven te blijven.
Darius blokkeerde één aanval net iets te langzaam, en hij schreeuwde het uit van de pijn toen de slavenmeester een opening vond en zijn biceps openhaalde. Het was een oppervlakkige wond, maar wel een pijnlijke. Darius voelde het bloed, zijn eerste wond in de strijd, en hij was verbijsterd.
Het was een fout. De slavenmeester maakte gebruik van zijn twijfeling, en gaf hem een klap in zijn gezicht met zijn handschoen. Darius voelde een hevige pijn in zijn wang en kaak toen het metaal zijn gezicht ontmoette, en terwijl de klap hem een paar meter naar achteren deed struikelen, maakte Darius een mentale notitie om tijdens de strijd nooit meer naar een wond te kijken.
Terwijl Darius het bloed op zijn lippen proefde, werd hij overspoeld door een enorme woede. De slavenmeester, die weer op hem af stormde, was groot en sterk. Maar deze keer, met de pijn in zijn wang en zijn bloed op zijn tong, liet Darius daar zich niet door intimideren. De eerste aanvallen van het gevecht waren geschied, en Darius besefte dat hoe pijnlijk zijn verwondingen ook waren, ze niet ernstig waren. Hij stond nog steeds, hij ademde nog, hij leefde nog.
En dat betekende dat hij nog steeds kon vechten. Hij kon aanvallen incasseren, en hij kon doorgaan. Gewond raken was niet zo erg als hij had gevreesd. Hij mocht dan kleiner zijn, minder ervaren, maar het begon tot hem door te dringen dat zijn vaardigheden net zo scherp waren als die van ieder ander—en ze konden net zo dodelijk zijn.
Darius gaf een luide kreet en dook naar voren. Deze keer omarmde hij de strijd in plaats van hem te ontwijken. Hij was niet langer bang om gewond te raken. Darius hief zijn zwaard met een schreeuw en haalde uit naar zijn tegenstander. De man blokkeerde zijn aanval, maar Darius gaf niet op. Hij bleef aanvallen en wist de slavenmeester, ondanks zijn formaat en kracht, naar achteren te drijven.
Darius vocht voor zijn leven, voor Loti, voor zijn mensen, zijn strijdbroeders. Hij vocht sneller dan hij ooit had gedaan en liet zich niet langer vertragen door het gewicht van het staal. Eindelijk vond hij een opening. De slavenmeester schreeuwde het uit van de pijn toen Darius hem in zijn zij raakte.
Hij draaide zich om en keek Darius eerst verrast aan. Toen verscheen er een wraakzuchtige in zijn ogen.
Hij krijste als een gewond dier en viel Darius aan. De slavenmeester gooide zijn zwaard neer, stormde naar voren, en omhelsde Darius als een beer. Hij tilde Darius van de grond af en drukte hem zo hard tegen zich aan dat Darius zijn zwaard liet vallen. Het gebeurde allemaal zo snel en het was zo’n onverwachte actie dat Darius niet op tijd kon reageren. Hij had verwacht dat zijn tegenstander zijn zwaard zou gebruiken, niet zijn vuisten.
Darius, die kreunend boven de grond bungelde, had het gevoel dat alle botten in zijn lichaam zouden breken. Hij schreeuwde het uit van de pijn.
De slavenmeester kneep nog harder, zo hard dat Darius zeker wist dat hij zou sterven. Toen leunde hij naar achteren en beukte zijn voorhoofd tegen Darius’ neus aan.
Darius voelde het bloed eruit gutsen. Er schoot een afschuwelijke pijn door zijn gezicht en ogen. Het stak en verblindde hem. Het was een actie die hij niet had zien aankomen, en terwijl de slavenmeester naar achteren leunde om hem nog een kopstoot te geven, wist Darius zeker dat hij gedood zou worden.
Het geluid van kettingen sneed door de lucht, en ineens puilden de ogen van de slavenmeester uit hun kassen. Hij verloste zijn greep op Darius. Darius keek snakkend naar adem op, verward, en vroeg zich af waarom hij had los gelaten. Toen zag hij Loti. Ze stond achter de slavenmeester en wikkelde haar ketting om zijn nek heen. Toen begon ze met al haar macht aan de ketting te trekken.
Darius struikelde naar achteren en probeerde weer op adem te komen. Hij zag de slavenmeester een paar meter naar achteren struikelen, waarna hij over zijn schouder reikte, Loti vastgreep en haar over zijn hoofd gooide. Loti belandde met een schreeuw op haar rug, op de harde grond.
De slavenmeester liep naar voren, tilde zijn been op en Darius zag dat hij op het punt stond haar gezicht te verpletteren. De slavenmeester stond een goede drie meter bij hem vandaan, de ver voor Darius om hem op tijd te bereiken.
“NEE!” schreeuwde Darius.
Darius dacht snel na: hij bukte zich, greep zijn zwaard, stapte naar voren, en wierp hem.
Het zwaard vloog door de lucht, en Darius stond aan de grond genageld en keek toe hoe de punt de wapenrusting van de slavenmeester doorboorde, en dwars door zijn hart ging.
Zijn ogen puilden uit en Darius zag hem struikelen en op zijn knieën vallen, en toen op zijn gezicht.
Loti krabbelde snel overeind, en Darius rende naar haar toe. Hij legde een geruststellende hand over haar schouder, dankbaar, zo opgelucht dat ze in orde was.
Ineens sneed er een scherp gefluit door de lucht; Darius draaide zich om en zag de slavenmeester, die op de grond lag, zijn hand naar zijn mond brengen en een laatste keer fluiten, voor hij stierf.
De stilte werd verbrijzeld door een afschuwelijk gebrul. De grond beefde.
Darius keek om en werd overspoeld door angst toen hij de zerta recht op hen af zag denderden. Het dier stormde woedend op hen af en bracht zijn scherpe hoorns naar beneden. Darius en Loti wisselden een blik uit, wetend dat ze geen kant op konden. Binnen enkele momenten, wist Darius, zouden ze er geweest zijn.
Darius keek om zich heen en dacht snel na. Naast hen zag hij de steile berghelling, die was bezaaid met stenen en rotsen. Darius strekte zijn arm uit en drapeerde zijn andere arm om Loti heen en trok haar dicht tegen zich aan. Darius wilde liever niet zijn kracht gebruiken, maar hij wist dat hij nu geen keus had als hij wilde blijven leven.
Darius voelde een ongelofelijke hitte door zich heen stromen, een kracht die hij nauwelijks kon bedwingen, en hij zag een licht uit zijn open handpalm schieten, de steile helling op. Er volgde een gerommel, eerst geleidelijk, toen steeds luider en luider, en Darius zag dat er rotsen van de berghelling naar beneden kwamen rollen.
De zerta werd bedolven onder een lawine van rotsen, vlak voordat hij hen bereikte. Er ontstond een enorme stofwolk, een luid kabaal, en toen werd alles stil.
Darius stond daar, en er was niets dan de stilte en het stof, wervelend in de zon. Hij kon nauwelijks bevatten wat hij zojuist had gedaan. Hij draaide zich om en zag Loti hem met angst in haar ogen aankijken, en hij wist dat alles was veranderd. Zijn geheim was nu geen geheim meer. En nu was er geen weg terug.