Overwinnaar, Verliezer, Zoon . Морган Райс
de generaal. Hij kende het eiland waarschijnlijk het beste. Thanos wenste dat Akila of Iakos er was, maar de plaatsvervangende leider van Haylon was dood, en Akila was te ernstig gewond om te kunnen rennen.
Thanos zag een aantal straten die hij herkende, en gebaarde naar de generaal.
“Hier,” riep hij. “De stegen.”
Tot zijn verrassing volgden ze hem. Ze renden door smalle steegjes en namen weer een bocht. Een aantal van de mannen van Heer Justin zagen eruit alsof ze wilden omkeren om de vijand aan te vallen, maar Thanos hield hen tegen.
“Wacht ze op,” zei Thanos. “We kunnen beter verdedigen als we aan deze kant staan, en… nou, let maar op.”
Ondanks het feit dat ze hem nog niet goed kenden, bleven de mannen in positie. De soldaten van Felldust vielen aan, en op dat moment duwden de wachtende eilandbewoners de muren aan weerszijde van de steeg in, en werden ze overvallen door een regen van puin.
“Iakos heeft in de halve stad valstrikken geplaatst,” legde Thanos uit. Hij hijgde hard nu, en wenste dat ze even konden pauzeren. Maar in een strijd als deze was daar geen tijd voor.
“Kom op, we moeten in beweging blijven.”
Ze baanden zich een weg tussen struikeldraden en vallen door.
“Dit is een smerige manier van vechten,” zei Heer Justin.
Thanos legde een hand op zijn schouder. Hij begreep wat de andere man doormaakte. De voormalige plaatsvervanger van Heer West was gewend aan directe aanvallen en zorgvuldig georganiseerde duellen, niet aan gevechten in steegjes.
“We doen wat we moeten doen om te winnen,” zei hij. Thanos kon zich een tijd herinneren waar hij voorzichtig had gevochten zodat hij zijn tegenstanders niet zou doden, een tijd waarin hij op een eervolle manier had gestreden. Dat leek nu wel een eeuwigheid geleden. “We beschermen onze familie en vrienden. We beschermen de mensen van Haylon, en de mensen uit het Rijk.”
Hij zag de krijgers knikken. Toen verdwenen ze weer tussen de huizen, om de naderende strijdmachten voor te blijven.
Dat was het meest zorgwekkende van dit alles. Bij elke confrontatie gaven ze terrein op, niet in staat om stand te houden tegen zoveel tegenstanders. Zelfs toen Thanos zich weer omdraaide en een speer opzij sloeg zodat hij zijn zwaard diep in zijn tegenstander kon boren, deed hij het alleen maar zodat hij weer kon vluchten, en zich kon terugtrekken naar de volgende verzamelplek tussen de huizen.
Het leek niet meer op vechten om te winnen, eerder op simpelweg de nederlaag zo lang mogelijk uitstellen.
Thanos stond achter een barricade in de stad toen er een boodschapper verscheen uit een nabijgelegen deuropening. Thanos had hem bijna doorboord, maar slaagde erin om zichzelf op tijd tegen te houden.
“Akila zegt dat het tijd is dat de laatste mensen zich uit de stad terugtrekken. Eén van de stranden aan de andere kant van het eiland is gevallen, en we hebben iedereen nodig om de bergpassen te verdedigen.”
Thanos knikte en probeerde zijn teleurstelling te verbergen. Hij had geweten dat dit onvermijdelijk was, al sinds de troepen van Felldust de havenpoorten hadden opengebroken. Maar hij had gehoopt dat dat was omdat ze alles in die aanval hadden gestopt. Als ze ook in staat waren om de stranden te bezetten, zag het er nog slechter uit dan hij had gedacht.
“Terugtrekken naar de heuvels!” riep hij, en de mannen om hem heen keken even verrast op, om er vervolgens vandoor te gaan in de richting van de bergpassen. De mannen van Generaal Haven waren net zo snel als de mannen van Haylon, en kenden duidelijk hun weg door de bergen. De voormalige mannen van Heer West volgden Thanos op de voet. Hij hoopte alleen dat hij hen niet de dood in leidde.
Ze bereikten de rotswanden en bergpassen aan de rand van de stad. Er stonden mannen met sloophamers bij grote houten wiggen te wachten. Thanos vermoedde dat als de mannen uit Felldust hier waren, de rotswanden naar beneden zouden komen en een natuurlijke muur zouden vormen. Thanos vermoedde ook dat tenzij ze het heel goed beoordeeld hadden, de mannen het risico liepen om zelf onder de rotsen begraven te worden. Ze riskeerden hun levens om de vijand te vertragen.
Thanos kon het hen niet alleen laten doen.
Hij greep één van de hamers en negeerde de geschokte blik van de man naast zich terwijl hij zijn troepen door de pas zag filteren. Er volgden meer van Haylons krijgers, en nog meer, maar nu kon Thanos de mannen uit Felldust zien, die hen op de hielen zaten.
Hij moest aan Ceres denken. Hij hoopte dat haar zoektocht haar beter afging dan hun strijd op het eiland. Hij wilde nog zoveel met haar doen, en als hij hier stierf, zou dat nooit gebeuren. Maar hij kon niet toekijken en deze mannen hun levens alleen laten riskeren.
“We moeten nu handelen,” zei één van de mannen.
Thanos schudde zijn hoofd. “Nog niet. Er komen nog meer mannen.”
“Maar als Felldust erdoor komt…”
“Nog niet,” herhaalde Thanos.
De krijgers bleven komen, en Thanos liet zoveel mogelijk van zijn eigen mensen door. Toen de eerste krijger uit Felldust op hem afkwam, pareerde Thanos de aanval met het heft van zijn sloopkamer en sloeg terug. Hij voelde ribben meegeven onder de klap. Er kwam nog een krijger naar voren, en Haven sloeg de man neer.
“Dit is geen plek voor u, mijn prins,” zei hij.
“Ik dacht dat je zei dat ik je prins niet was,” merkte Thanos op.
Hij hoorde de man zuchten. “Dat bent u ook niet, maar u heeft gelijk. Ik kwam naar dit eiland om mensen af te slachten. Tijd om iets meer te doen.”
Hij knikte, en Thanos voelde hoe sterke handen zich rond zijn armen sloten. Een stel soldaten van het Rijk trokken hem naar achteren, terwijl Haven de hamer oppakte die Thanos had vastgehouden.
“Haven, niet doen,” zei Thanos.
Maar het was al te laat. De oude generaal haalde uit met de hamer, samen met de gekozen mannen van Haylon. Hij sloeg de hamer met de kracht van een veel jongere man tegen de wig aan, en de rotsen boven hem kraakten.
Toen ze meegaven, was het als onweer. De hele wereld leek onder de regen van rotsen te verdwijnen. Generaal Haven verdween onder die lawine, en het enige dat er achterbleef was een solide muur van rotsen.
Thanos staarde er vol ontzag naar.
Toch wist hij dat het hen slechts een beetje tijd had gewonnen.
Haylon was verloren.
Hij hoopte maar dat het Ceres makkelijker afging.
HOOFDSTUK TWEE
Ceres keek vanuit de kuil op naar de cirkel halfdode tovenaars die erom heen stonden, en probeerde haar angst te verbergen. Ze keek hen uitdagend aan en klemde haar vingers rond de gevesten van haar zwaarden, wachtend. Ze zou hen niet laten zien hoe bang ze was hier beneden.
“Je had ons kunnen bevrijden,” zei hun leider in een stem die als oud papier klonk.
“Zodat jullie alles konden verwoesten,” riep Ceres terug. “Nooit.”
“Dan nemen we je bloed, zodat we in elk geval een tijdje kunnen zijn zoals we ooit waren.”
Ceres stond daar, wachtend. Wie van hen zou als eerst aanvallen? Zouden ze gewoon hun magie op de kuil afvuren en haar verwoesten? Nee, dat konden ze niet, of wel? Niet als ze haar bloed nodig hadden. Toen kreeg ze een idee. Een idee dat haar uit deze kuil zou kunnen krijgen. Het was echter wel gevaarlijk. Heel gevaarlijk.
“Denken jullie dat ik bang voor jullie ben?” wilde Ceres weten. “Ik heb al vaker in kuilen gevochten. Kom op, jullie allemaal.”
Het zou niet werken tenzij ze allemaal op haar af kwamen. Toch was ze doodsbang toen ze zich stilletjes lieten vallen en op het harde gesteente van de kuil landden, waarna ze op haar af kwamen.
Ceres sneed en bewoog. Er was heel weinig ruimte in de kuil,