De bol van Kandra. Морган Райс
rende naar de deur en deed hem stevig dicht. Ze draaide zich om naar Oliver. Ze had een diepe frons tussen haar wenkbrauwen. “Wie ben je?”
Oliver voelde een kramp in zijn borst. Wat moest juffrouw Belfry wel niet van hem denken? Als ze bang voor hem was, of hem net als zijn klasgenoten als een freak zag, zou hij daar kapot van zijn.
Ze liep naar hem toe. “Hoe deed je dat?”
Maar toen ze dichterbij kwam, besefte Oliver dat het geen schok of angst was dat hij in haar ogen zag. Het was verwondering. Een blik van ontzag.
Ze pakte een stoel en ging naast hem zitten terwijl ze hem doordringend aankeek. Haar ogen glommen van intrige. “Wie ben je, Oliver Blue?”
Oliver herinnerde zich het kompas. Het had hem hier heen geleidt, naar juffrouw Belfry. Het was een teken van het universum dat zij iemand was die hij kon vertrouwen. Iemand die hem kon helpen bij zijn zoektocht.
Hij slikte zijn zenuwen door en begon te praten.
“Ik heb krachten. Macht over de elementen en de krachten van de natuur. Ik kan door de tijd reizen en de geschiedenis veranderen.”
Juffrouw Belfry was muisstil. Ze staarde hem aan en knipperde een paar keer met haar ogen. Uiteindelijk sprak ze.
“Ik had altijd al het vermoeden dat er iets anders was aan jou.” Er klonk bewondering in haar toon.
Oliver was verbijsterd. Juffrouw Belfry dacht helemaal niet dat hij een freak was. Zijn hart maakte een sprongetje van vreugde.
“U gelooft me?” vroeg hij.
Ze knikte. “Ja. Dat doe ik.” Toen schoof ze een beetje dichterbij en keek hem doordringend aan. “Nu. Vertel me alles.”
En dat deed Oliver. Hij begon bij het begin, bij de dag van de storm. Voor juffrouw Belfry was dat afgelopen nacht geweest, maar voor Oliver waren er sindsdien al vele dagen verstreken.
Hij vertelde haar over Armando Illstrom en Lucas. Over zijn ontmoeting met Ralph Black en hun reis naar de School voor Zieners. Over hoe de school zelf zich tussen twee dimensies bevond en alleen toegankelijk was via een speciaal portaal in 1944. Hij vertelde haar over de lessen, over Dokter Ziblatt en de interdimensionale portalen. Hij vertelde haar over de food court en de zwevendede tafel, over Hazel Kerr, Simon Cavendish en Walter Stroud, de fantastische switchit speler. Hij vertelde haar over de Bol van Kandra en het kantoor van Professor Amethyst, waar geen zwaartekracht was. Over de slaapcapsules en de test die zijn zienerstype had vastgesteld. Toen vertelde hij haar over zijn afspraakje met Esther Valentini en de aanval op de school. Hij praatte haar bij over de gebeurtenissen in Nazi Duitsland met Lucas’ bom. Hij liet haar het amulet zien dat Professor Amethyst hem geschonken had, het amulet dat warm zou worden als hij ooit in de buurt kwam van een portaal dat hem terug kon brengen naar de School voor Zieners. En tot slot vertelde hij haar over zijn ouders, over dat de Blues niet zijn echte familie waren en dat hij zijn echte moeder en vader, de mensen in zijn visioenen, wilde vinden.
Toen was hij klaar met zijn verhaal.
Juffrouw Belfry keek verbijsterd. Ze knikte langzaam terwijl haar ogen heen en weer schoten. Het zag eruit alsof ze alles dat hij haar zojuist had verteld probeerde te verwerken. Het was veel om in een keer te horen te krijgen, dacht Oliver. Hij hoopte maar dat haar hersenen niet zouden exploderen.
“Fascinerend,” zei ze uiteindelijk.
Ze leunde achterover in haar stoel en keek hem aan. Haar ogen waren gevuld met nieuwsgierigheid en verwondering.
Oliver wachtte. Hij had kriebels in zijn buik van de spanning.
Uiteindelijk tikte juffrouw Belfry op haar kin. “Mag ik dat kompas van je even bekijken?”
Hij haalde het uit zijn tas en gaf het aan haar. Ze bestudeerde het uitgebreid. Toen werd ze ineens enthousiast.
“Ik heb al eens eerder zoiets gezien, één keer eerder…”
“Echt waar?”
“Ja. Het was van Professor Nightingale, van Harvard. Een oude docent van mij. De meest briljante man die ik ooit heb ontmoet.”
Haar opwinding was voelbaar. Oliver zag hoe ze uit haar stoel sprong en zich naar de boekenkast haastte. Ze haalde er een tekstboek uit en gaf het aan hem.
Nieuwsgierig bekeek Oliver het boek. Hij las de voorkant. “De Theorie van Tijdreizen.” Hij snakte naar adem en zijn ogen ontmoetten de hare. “Ik… Ik begrijp het niet.”
Juffrouw Belfry ging weer op haar stoel zitten. “Professor Nightingale was gespecialiseerd in natuurkunde—met name in tijdreizen.”
Olivers hoofd tolde. “Denkt u dat hij een ziener zou kunnen zijn? Zoals ik?”
Hij had gedacht dat er geen andere zieners in zijn tijdlijn waren. Maar misschien was deze Professor Nightingale er wel een. Misschien was dat waarom het kompas hem naar juffrouw Belfry had geleid.
“Wanneer hij me leerde over een nieuwe uitvinder, praatte hij alsof hij hen persoonlijk kende.” Ze bracht haar hand naar haar mond en schudde ongelovig haar hoofd. “Maar nu realiseer ik me dat hij dat hij ze echt kende. Hij moest door de tijd zijn gereisd om hen te ontmoeten!”
Oliver voelde zich overdonderd. Zijn hart begon wild te kloppen. Maar juffrouw Belfry legde een hand op de zijne om hem te kalmeren.
“Oliver,” zei ze vriendelijk, “ik denk dat je hem moet ontmoeten. Ik denk dat de weg naar je ouders, en naar je lotsbestemming, via hem loopt.”
Ze had haar zin nog maar nauwelijks afgemaakt of juffrouw Belfry snakte naar adem.
“Oliver, kijk.”
Op dat moment zag Oliver de wijzers op zijn kompas bewegen. Eén wees naar het symbool van een iepenblad. De tweede wees naar een symbool dat op een vogel leek. De derde bleef op het symbool van de studentenbaret hangen.
Olivers ogen werden groot van verbazing.
Hij wees naar het iepenblad. “Boston.” Toen naar de vogel. “Nightingale.” En uiteindelijk naar de baret. “Professor.” Hij voelde een golf van opwinding in zijn borst. “U heeft gelijk. Ik moet naar Boston. Professor Nightingale ontmoeten. Hij heeft de volgende aanwijzing.”
Juffrouw Belfry krabbelde snel iets in haar notitieboek en scheurde toen de pagina eruit. “Hier. Dit is waar hij woont.”
Oliver pakte het papier aan en keek naar het adres in Boston. Was dit het volgende puzzelstukje in zijn zoektocht? Was Professor Nightingale ook een ziener?
Hij vouwde het papier zorgvuldig op en stopte het in zijn zak. Ineens verlangde hij ernaar om aan zijn reis te beginnen. Hij sprong op.
“Wacht,” zei juffrouw Belfry. “Oliver. Het boek.” Het tijdreisboek van Professor Nightingale lag op haar bureau. “Neem het mee,” voegde ze toe. “Ik wil het aan jou geven.”
“Dank u,” zei Oliver. Hij was haar erg dankbaar. Juffrouw Belfry was echt de beste niet-ziener docent die hij ooit had gehad.
Hij pakte het boek en liep richting de deur. Maar toen hoorde hij juffrouw Belfry hem roepen.
“Kom je ooit nog terug?”
Hij zweeg even en keek haar aan. “Ik weet het niet.”
Ze knikte verdrietig naar hem. “Nou, als dit vaarwel is, dan kan ik je alleen nog maar het beste wensen. Ik hoop dat je vind wat je zoekt, Oliver Blue.”
Oliver voelde een diepgaande dankbaarheid. Zonder juffrouw Belfry zou hij die eerste ellendige dagen in New Jersey waarschijnlijk niet overleefd hebben. “Dank u, juffrouw Belfry. Dank u voor alles.”
Oliver rende het lokaal uit, ernaar verlangend om de eerste trein naar Boston te pakken om Professor Nightingale te ontmoeten. Maar als hij voorgoed uit New Jersey wegging was er één ding dat hij eerst moest doen.
De pestkoppen.
Het was lunchtijd.
En