Alleen de dappere. Морган Райс
die… arrgh, wat maakt het ook uit!”
Ze zwaaide met haar hand richting de brandstapel die Royce had gebouwd en prevelde woorden in een taal die pijn deed aan zijn oren. Er begon rook van de brandstapel op te stijgen, gevolgd door de eerste vlammetjes.
“Zo, voel je je nu beter?” wilde ze weten. “Ik heb mezelf ervan weerhouden om dat te doen toen ik werd neergestoken. Ik was van plan mezelf te laten stérven. Niet dat ik de kracht had om iets anders te doen, oud als ik ben. Nu heb jíj me het in vijf minuten laten doen, verdomme!”
Royce moest toegeven dat haar woede behoorlijk intimiderend was. Er was iets bijna elementairs aan. Toch was er iets dat hij moest vragen.
“Had jij… had je de kracht om de mensen hier te redden, Lori?”
“Wil je nu proberen om mij de schuld te geven?” wilde ze weten. Ze knikte naar de plek waar de vlammen vat begonnen te krijgen. “Magie is niet simpelweg wensen om lakens van vuur, of de bliksem uit de lucht roepen, Royce. Met een ritueel dat lang genoeg is, kan ik misschien iets doen waar je van onder de indruk bent. Maar dat vonkje is zo’n beetje alles waar ik nu toe in staat ben. Ik ga nu. Probeer me niet tegen te houden, jongen. Je hebt al genoeg problemen voor me veroorzaakt.”
Ze draaide zich om. Even dacht Royce eraan om haar arm vast te grijpen, maar iets hield hem tegen. Hij staarde voor zich uit terwijl het vuur zich verspreidde en de duisternis verlichtte. Hij zag de vonken en het geflikker van de vlammen om zich heen terwijl het vuur uitgroeide tot iets dat de hele hemel leek te verzwelgen met zijn hitte.
Royce stond zo stil als hij kon, denkend aan alle mensen in dat vuur. Hij wilde hen eren door de laatste momenten die hun lichamen hadden mee te maken. De vlammenzee raasde en brandde. De vlammen rezen en vielen met de wind en de brandstof eronder, en Royce vond het lijken op een soort symfonie, geboren uit vuur.
Er kwam iets anders door het vuur heen, donker afgetekend tegen de vlammen, alsof het ze niet kon voelen. Royce kon de vorm van een grote buizerd onderscheiden, het soort dat altijd in de nabijgelegen meren dook. Maar dit was geen gewone vogel. Haar veren leken getint door het rood van het vuur waar ze niet een diep, roetzwart waren. En er was iets diep intelligents aan de blik die het dier Royce toewierp terwijl ze om hem heen cirkelde, gloeiend met sintels in het donker.
Instinctief strekte Royce een arm uit, zoals hij valkeniers had zien doen. De vogel landde zwaar op zijn onderarm en klom toen naar zijn schouders en maakte het zich naar gemakkelijk. De vogel sprak, en hij hoorde Lori’s stem.
“Deze vogel is een geschenk, hoewel alleen de goden weten waarom. Ik zal zien wat zij ziet en je vertellen wat ik kan. Zij zal je ogen zijn en helpen om te voorkomen dat de situatie verergert.”
“Wat?” zei Royce. “Wat bedoel je?”
Er kwam geen antwoord behalve het schrille gekrijs van de buizend terwijl ze de lucht in vloog. Even zag Royce een beeld van het vuur onder hem, de cirkel van vlammen die zo miezerig leken van zo hoog…
Met een schok kwam hij weer terug tot zichzelf en hij strekte zijn arm uit voor de vogel. Ze landde nonchalant alsof er niets was gebeurd, maar hij staarde haar aan. Er vonkte iets in haar ogen, iets dat hem duidelijk maakte dat ze allesbehalve een gewone buizerd was.
“Ember,” zei Royce. “Ik noem je Ember.”
***
Royce stond de hele nacht met Ember voor de vlammen. Hij negeerde de pijn in zijn benen en vocht tegen het verlangen om te bewegen. Ze stonden wakend bij het vuur terwijl het brandde. Van tijd tot tijd vloog de buizerd boven de vlammen, zwevend op de thermiek die ze creëerden.
Hij bewoog niet; hij vond dat hij dat de doden verschuldigd was.
Uiteindelijk rees de zon boven de horizon en zag Royce de mannen en vrouwen aan de bosrand vlakbij het dorp. Hij draaide zich naar hen om en hij voelde dat hij struikelde, zijn benen niet bereid om te gehoorzamen na zo lang op één plek gestaan te hebben. Als dit de mannen van de hertog waren, dan was hij net zo dood als Lori voorspeld had.
Hij werd opgevangen door sterke handen en nu herkende Royce een aantal van hen. Het waren vrienden uit het dorp en anderen van verderop gelegen dorpen in het koninkrijk. Ze waren allemaal van zijn leeftijd, sommigen gekleed als boswachters, anderen in wat ze hadden kunnen vinden. Ze droegen allemaal wapens bij zich.
Royce herkende een van de jongens die hem overeind hielp, een grote jonge man genaamd… Hendrik was het toch?
“Wat doen jullie hier?” vroeg Royce. Hij keek naar een aantal die uit zijn dorp kwamen. “Ik dacht…”
“Sommigen zijn ontsnapt,” zei Hendrik. Hij was een kop groter dan Royce, waardoor sommigen grapten dat hij het bloed van een trollensoort in zich moest hebben. “We hoorden wat er hier was gebeurd en toen we het vuur zagen zijn we gekomen.”
“Wat je hebt gedaan, de brandstapel bouwen, hier staan,” zei een meisje met kort rood haar; Royce dacht dat ze Matilde heette. “Het was júíst, op de een of andere manier, weet je?”
Royce knikte, want hij begreep het. Het lukte hem nu om zonder hulp te blijven staan, en hij keek om zich heen.
“Maar wat doen jullie hier allemaal?” vroeg hij.
“We zijn hier om je te helpen,” zei Hendrik, alsof het de meest voor de hand liggende zaak ter wereld was.
“Mij helpen?” zei Royce. “Waarmee?”
“Helpen om de hertog af te zetten,” zei Matilde. “We hebben gehoord wat je in de vechtkuil hebt gedaan en er is een opstand gaande in het koninkrijk. Wij willen er deel van uitmaken. We willen hélpen.”
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.