Wetenschappelijke analyse van de Bijbelse brieven van de apostelen. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel. Andrey Tikhomirov
uw tong voor het kwade en uw mond voor het kwade woord; (de morele en ethische normen van de nieuwe religie vaststellen).
11 wend u af van het kwade en doe het goede, zoek vrede en streef ernaar, de zedelijke en ethische normen van de nieuwe religie vast te stellen.
12 Want de ogen des HEEREN zijn tot den rechtvaardige gekeerd, en zijn oren tot hun gebed; maar het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hen van de aarde te verderven. (Personificatie van God).
13 en wie zal u kwaad doen, indien gij ten goede ijvert? (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
14 maar ook al lijdt u voor de waarheid, U bent gezegend; maar wees niet bevreesd voor hun vrees en wordt niet verward. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
15 Heilig de Here God in uw hart; Wees altijd bereid met zachtmoedigheid en eerbied te antwoorden aan iedereen die u om rekenschap vraagt van uw hoop. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
16 Heb een goed geweten, opdat zij, die uw goede leven in Christus versmaden, beschaamd worden door hetgeen zij u als schurken belasteren. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
17 Want als het de wil van God behaagt, is het beter om te lijden voor goede daden dan voor kwaad; (de vaststelling van morele en ethische normen van de nieuwe religie).
18 omdat ook Christus, om ons tot God te brengen, eens voor onze zonden heeft geleden, de rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, gedood naar het vlees, maar levend gemaakt door de geest, (Christus heeft geleden als verzoening voor de zonden van Adam en Eva, evenals de gehele mensheid, «gedood naar het vlees, maar levend gemaakt door de geest»).
19 tot wie hij afdaalde en predikte tot de geesten in de gevangenis (Jezus Christus handelde, vanuit een religieus oogpunt, op de instructies van zijn god-vader Yahweh, die hem naar verluidt naar de «zondige» aarde stuurde, zodat Jezus de zonden van alle mensen zou verlossen met zijn martelaarschap).
20 eens ongehoorzaam aan Gods lankmoedigheid, die hen te wachten stond, in de dagen van Noach, tijdens de bouw van de ark, waarin enkelen, dat is acht zielen, uit het water gered werden. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament. Er wordt beweerd dat 8 zielen werden gered in de Ark Van Noach).
21 op dezelfde wijze redt de doop, gelijk aan dit beeld, niet het wassen van vleselijke onreinheid, maar een belofte aan God van een goed geweten, ons vandaag door de opstanding van Jezus Christus (vermelding van de doop, de opstanding van Jezus Christus).
22 Die, opgevaren zijnde naar den hemel, aan de rechterhand Gods woont, en aan welken de engelen, en de machten, en de machten zich onderworpen hebben. (Na de opstanding zit Jezus Christus vermoedelijk rechts (Slavisch.) – aan de rechterkant, aan de rechterkant, «verblijft aan de rechterhand van God en aan wie de engelen en machten en machten zich hebben onderworpen»).
Hoofdstuk 4
1 Zo dan, gelijk Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo zult gij ook uzelven wapenen met dezelfde gedachte; want die in het vlees lijdt, houdt op te zondigen (de noodzaak vaststellend om in het vlees te lijden, dat wil zeggen, lichamelijk).
2 opdat de rest van de tijd in het vlees niet meer zal leven naar menselijke begeerten, maar naar de wil van God. («De wil van God – - de installatie van het priesterschap).
3 want het is genoeg, dat gij in het verleden van uw leven hebt gehandeld naar de wil van de heiden, u overgeeft aan onreinheid, begeerlijkheid (sodomie, bestialiteit, gedachten), dronkenschap, overmaat aan eten en drinken en absurde afgoderij; (het vaststellen van de noodzaak om te vechten tegen «slechte» daden. Vanuit een religieus oogpunt wordt echter alles in de wereld gedaan volgens de wil van God, inclusief «slechte» daden).
4 Waarom verwonderen zij zich, dat gij niet aan dezelfde losbandigheid met hen deelneemt, en zij belasteren u. (Heidenen gedragen zich slecht, maar aangezien ze zeggen dat «de nederige en onderdanige dienaren van God» zich goed gedragen, beginnen ze de «uitverkorenen» te belasteren).
5 Zij zullen antwoord geven aan hem die spoedig de levenden en de doden moet oordelen. (Jahweh zal spoedig allen oordelen).
6 Want daarom is ook aan de doden gepredikt, dat zij, geoordeeld zijnde naar de mens in het vlees, naar God in de geest zouden leven. (De doden hebben ook geleerd dat zij geoordeeld zullen worden voor hun zonden, het is noodzakelijk om te leven «naar God in de geest», dat wil zeggen, om te doen zoals de priesters-intriganten bevelen).
7 maar het einde is nabij. Wees dus verstandig en waakzaam in je gebeden. (De verklaring dat alles zogenaamd tot een einde komt, dus je moet redelijk zijn en de hele tijd bidden).
8 heb vooral ijverige liefde voor elkaar, want liefde bedekt veel zonden. (Door de noodzaak van liefde vast te stellen, bevordert liefde roekeloos en «blind» geloof, daarom is liefde gunstig voor moraliseerders-priesters).
9 wees elkaar vreemd zonder te morren. («We zijn vreemd liefhebbend», dat wil zeggen, gastvrijheid voor vreemden, liefde bevordert interpenetratie,» soulfulness" tussen mensen, dan is het mogelijk om elkaar beter te beheersen, daarom is liefde gunstig voor moraliseerders-priesters).
10 dien elkander, een iegelijk met de gave, die hij ontvangen heeft, als goede huizenbouwers der veelvoudige genade Gods. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
11 indien iemand spreekt, [spreekt] als de woorden Gods; indien iemand dient, [dient] naar de kracht, die God geeft, opdat God in alles verheerlijkt worde door Jezus Christus, denwelken heerlijkheid en kracht is in alle eeuwigheid. Amen. (Het vaststellen van morele en ethische normen van de nieuwe religie. Eindeloze lof van Jezus Christus).
12 geliefden! schuw niet weg van de vurige verzoeking die tot u is gezonden voor de beproeving, als vreemde avonturen voor u («vurige verzoeking» – de vuurproef).
13 maar als u deelneemt aan het lijden van Christus, verheugt u, en in de manifestatie van zijn heerlijkheid zult u zich verheugen en triomferen. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
14 indien zij u vervloeken om den Naam van Christus, zo zijt gij gezegend; want de Geest der heerlijkheid, de Geest Gods rust op u. Hij wordt door hen gelasterd en door U verheerlijkt. (Het vaststellen van de morele en ethische normen van de nieuwe religie).
15 Laat niemand van u lijden als een doodslager, of een dief, of een schurk, of als iemand die het eigendom van een ander aantast; (doden, stelen of roven is slecht, maar lijden voor de zaak van Jezus is goed).
16 maar als u een christen bent, schaam u dan niet, maar prijs God voor zo ' n lot. (Het vaststellen van morele en ethische normen van de nieuwe religie. Eindeloze lof van Jezus Christus).
17 Want de tijd is gekomen, dat het oordeel begint bij het huis Gods; maar indien het eerst bij ons begint, Wat is het einde dergenen, die het evangelie Gods ongehoorzaam zijn? (De beproeving zal beginnen met het «huis van God» – de tempel van Jahweh, de vermelding van het"Evangelie van God»).
18 en indien de rechtvaardige nauwelijks behouden wordt, waar zal de goddeloze en zondige verschijnen? (Alles in de wereld wordt gedaan volgens de wil van God, wat betekent dat de goddelozen en zondaars niet schuldig zijn aan hun zonden en wandaden. Alleen God en zijn zoon zijn schuldig, samen met een bepaalde «geest»).
19 daarom, die lijden naar de wil van God, laten zij hun ziel aan Hem overgeven als een getrouwe Schepper, goed doende. («Zij die lijden naar de wil van God», alles wordt gedaan naar de wil van God).
Hoofdstuk 5
Ik smeek uw herders, medeherder en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot in de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: (analogie met herders-herders).
2 Weid Gods kudde, zoals Gij hebt, en houd er toezicht op, niet met geweld, maar gewillig en welgevallig aan God, niet uit verachtelijk eigenbelang, maar uit ijver, (analogie met herders-herders).
3 en niet heersen over het erfdeel, maar de kudde tot voorbeeld stellen.
4 en wanneer