1
Analytisch, synthetisch (Viert, f. wiss. Ph., X) 1886. Zur Raumfrage (Viert, f. wiss. Phil., XII) 1887. Einige Bemerkungen über die sogenannte empiristische Periode Kants (Arch, f. Gesch. d. Phil., II) 1888. Erkenntnistheorie und Psychologie (Phil. Mon., XXV) 1888. Noch einmal: Analytisch, synthetisch (Zeitschr. f. Phil. u. phil. Kr. 96) 1889. Schets eener kritische geschiedenis von het causaliteitsbegrip in de nieuwere wijsbegeerte, Leiden 1890. Die Gesetze und Elemente des wissenschaftlichen Denkens. Ein Lehrbuch der Erkenntnistheorie in Grundzügen. Leiden u. Leipzig 1890 (3. Aufl. Leipzig I9I5). Über Erklärungshypothesen und Erklären überhaupt (Ann. d.Naturphil., I) 1902. De geschiedenis als wetenschap (Bijdr. Kon. Acad. v. Wet.) 1906. De psychologische methode in de logica (Tijdschr. voor Wijsb., II) 1908. De empiristische ruimtetheorie (Tijdschr. v. Wijsb., VI) 1912. Natuurwetenschap en philosophic (Tijdschr. v. Wijsb., X) 1916. Prof. v. d. Waals en de theorie van Hamilton (Tijdschr. v. Wijsb., XII) 1918. De wetenschap en de andere cultuurwaarden (Onze Eeuw, XIX) 1919. Leekenvragen ten opzichte van de relativiteitstheorie (De Gids, 85) 1921.
2
Die Methode der Ethik (Viert, f. wiss. Phil., VI) 1882. Zurechnung und Vergeltung (Viert, f. wiss. PhiL, VII, VIII) 1884. De wetenschap der zedekunde (De Gids, 63) 1899. Over strafrechtelijke toerekening (Tijdschr. v. Strafr., XX) 1909. Einführung in die Ethik auf Grundlage der Erfahrung. Leipzig 1914. Methoden en theorieen op het gebied der ethiek (Theol. Tijdschr., LI) 1917. De objectiviteitshypothese en de normale instincten (Tijdschr. v. Zedekunde, I) 1920. Het objectiviteitsheginsel en de koophandel (Tijdschr. v. Zedekunde, II) 1921.
3
Ästhetische Untersuchungen im Anschluß an die Lipps sehe Theorie des Komischen (Zeitschr. f. Psych, u. Physiol, der Sinnesorgane, XI) 1896. Zur Psychologie der Komik (Zeitschr. f. Psych, u. Physiol, der Sinnesorgane, XX) 1899.
4
Th. Lipps, Psychologie der Komik (Phil. Monatsh., Bd. XXIV und XXV); Komik und Humor, Hamburg u. Leipzig 1898.
5
Zur ParaDelismusfrage (Zeitschr. f. Psych. u. Physiol, der Sinnesorgane, XVII) 1897. Einführung in die Metaphysik auf Grundlage der Erfahrung. Leipzig 1905 (3. AufL 1921). Wetenschappelijke Metaphysica (De Gids, 70) 1906. Het ik en’t psychisch monisme (Tijdschr. v. Wijsb., I) 1907. De philosophic von Henri Bergson (Tijdschr. v. Wijsb., VI) 1912. In Sachen des psychischen Monismus (Zeitschr. f. Psych., 63—79): 1. Mißverständnisse in bezug auf die metaphysischen und naturwissenschaftlichen Voraussetzungen des psychischen Monismus (63, 1912); 2. Mißverständnisse in bezug auf die psychologischen Voraussetzungen des psychischen Monismus (63, 1912); 3. Psychischer Monismus und «Psychical Research» (64,1912); 4. Die Beziehung der Wahrnehmung auf ihren Gegenstand (75, 1916); 5. Leben und Traum (75, 1916); 6. Dualistischer und monistischer Psychismus (76, 1916); 7. Die neuesten Bedenken Erich Bechers (79, 1917). Spinozistisch en modern parallelisme (Bijdr. Kon. Ac. v. Wet.) 1914. Het psychisch monisme, Baam 1915. Über die Anwendbarkeit des Eneigiebegriffes in der Psychologie, Leipzig 1921.
6
«Die alten Sprachen und die neue Zeit». Mitteilungen der Freunde des hum. Gymnasiums in Wien. Heft 20 (1921).
