Wet op de rechterlijke organisatie – RO (Wet RO). Nederland
5. De bestuursleden worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor een periode van zes jaar. Zij kunnen worden herbenoemd.
6. Voor de benoeming van een bestuurslid stelt de Raad een aanbeveling op. Voordat de Raad een aanbeveling opstelt, hoort hij het bestuur van het desbetreffende gerecht. Het bestuur stelt de Raad daarbij tevens op de hoogte van de zienswijze van de ondernemingsraad.
7. Een lid van het bestuur kan niet tevens zijn lid van de Raad dan wel lid van het bestuur van een ander gerecht.
8. Een lid van het bestuur kan niet tevens zijn:
a. lid van de Staten-Generaal;
b. minister;
c. staatssecretaris;
d. vice-president of lid van de Raad van State;
e. president of lid van de Algemene Rekenkamer;
f. Nationale ombudsman of substituut-ombudsman;
g. advocaat of notaris, dan wel anderszins van het verlenen van rechtskundige bijstand het beroep maken;
h. ambtenaar bij een ministerie, alsmede de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven.
9. De voorzitter van het bestuur en de sectorvoorzitters kunnen niet tevens rechterlijk ambtenaar, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 1° en 4° tot en met 9°, zijn.
10. De directeur bedrijfsvoering kan niet tevens rechterlijk ambtenaar zijn.
Artikel 16
1. De voorzitter onderscheidenlijk de sectorvoorzitter ontvangt in verband met het verrichten van de werkzaamheden als voorzitter onderscheidenlijk sectorvoorzitter een toelage op het salaris dat hij als rechterlijk ambtenaar geniet. Na het verstrijken van een benoemingsduur van ten minste zes aaneengesloten jaren ontvangt de voorzitter onderscheidenlijk de sectorvoorzitter, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden als zodanig beлindigt, gedurende drie jaren een toelage op het salaris dat hij als rechterlijk ambtenaar geniet. Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen dat salaris en de bij algemene maatregel van bestuur voor de functie van voorzitter onderscheidenlijk sectorvoorzitter vast te stellen salarishoogte. Toekenning van de toelage geschiedt door het bestuur uitgezonderd de betrokken voorzitter onderscheidenlijk sectorvoorzitter.
2. Een lid van het bestuur wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister ontslagen bij de aanvaarding van een ambt dat of een betrekking die ingevolge artikel 15 onverenigbaar is met het zijn van lid van het bestuur van het gerecht.
3. De voorzitter en de sectorvoorzitter worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister ontslagen onderscheidenlijk geschorst als lid van het bestuur indien zij als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast worden ontslagen onderscheidenlijk geschorst, tenzij dat ontslag of die schorsing alleen een rechtsprekend ambt betreft dat zij niet vervullen op basis van een aanstelling als bedoeld in artikel 5f, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
4. De voorzitter en de sectorvoorzitter worden op eigen verzoek bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister ontslagen.
5. De directeur bedrijfsvoering wordt disciplinair gestraft, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister. Onze Minister doet zijn voordracht op voorstel van de Raad.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de rechtspositie van de bestuursleden, waaronder in ieder geval regels betreffende de in het eerste lid bedoelde toelage van de voorzitter en de sectorvoorzitter alsmede het salaris van de directeur bedrijfsvoering.
Artikel 17
1. Het bestuur kan slechts beslissingen nemen indien ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.
2. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen.
3. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de president de doorslag.
Artikel 18
Het bestuur kan een of meer leden van het bestuur machtigen een of meer van zijn bevoegdheden uit te oefenen. Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19
1. Het bestuur stelt bij reglement in ieder geval nadere regels vast met betrekking tot zijn werkwijze, besluitvorming en taakverdeling, de organisatiestructuur, de machtiging, bedoeld in artikel 18, de vervanging van zijn leden in geval van ziekte of andere verhindering, de indeling in kamers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, de verdeling van zaken over de sectoren, bedoeld in artikel 20, tweede lid, alsmede de verdeling van zaken over de hoofdplaats en nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen.
2. Het reglement behoeft de instemming van de Raad. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De instemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het belang van een goede bedrijfsvoering van het gerecht.
4. Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Artikel 20
1. Het bestuur stelt binnen het gerecht ten hoogste vier organisatorische eenheden in onder de benaming sectoren.
2. Binnen een sector als bedoeld in het eerste lid worden in de enkelvoudige en meervoudige kamers de soorten zaken behandeld en beslist die door het bestuur aan die sector zijn opgedragen.
3. Met uitzondering van de raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers, die hun ambt niet vervullen op basis van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5f, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, vormen de binnen een sector werkzame rechterlijke ambtenaren, rechterlijke ambtenaren in opleiding en gerechtsambtenaren tezamen de sectorvergadering.
4. De raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers die ingevolge het derde lid niet van de sectorvergadering deel uitmaken, kunnen daar op uitnodiging aan deelnemen.
5. Gerechtsambtenaren nemen niet deel aan een stemming over de juridische kwaliteit en uniforme rechtstoepassing, bedoeld in artikel 23, derde lid.
Artikel 21
1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.
2. De sectorvoorzitter is voorzitter van de sectorvergadering.
Artikel 22
1. Met uitzondering van de raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers, die hun ambt niet vervullen op basis van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5f, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, vormen de bij een gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de seniorgerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs, die tevens raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger zijn, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding tezamen de gerechtsvergadering.
2. De president is voorzitter van de gerechtsvergadering.
3. De bij het gerecht werkzame gerechtsambtenaren, senior-gerechtsauditeurs, gerechtsauditeurs, die niet tevens raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger zijn, en de raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers, die hun ambt niet vervullen op basis van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5f, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, kunnen op uitnodiging deelnemen aan de gerechtsvergadering.
Paragraaf 2. Taken en bevoegdheden
Artikel 23
1. Het bestuur is belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht. In het bijzonder draagt het bestuur zorg voor:
a. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;
b. de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van de begroting;
c. huisvesting