Wet op het financieel toezicht – Wft. Nederland
de lidstaat waar de beleggingsonderneming of de marktexploitant haar onderscheidenlijk zijn zetel heeft daarvan in kennis te hebben gesteld, het besluit nemen dat de betrokken beleggingsonderneming of marktexploitant haar onderscheidenlijk zijn voorzieningen niet beschikbaar mag stellen voor in Nederland gevestigde leden of deelnemers op afstand, indien zij onderscheidenlijk hij blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers, of de ordelijke werking van de financiële markten kennelijk schaadt:
a. in weerwil van de maatregelen, getroffen door de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij onderscheidenlijk hij haar zetel heeft;
b. in het geval deze maatregelen ontoereikend zijn; of
c. in het geval de toezichthoudende instantie, bedoeld in onderdeel a, geen maatregelen heeft getroffen.
4. Artikel 1:58, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1:58d
1. Indien de toezichthouder een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75 geeft aan een herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor zijn bedrijf uitoefent of diensten verricht naar Nederland, stelt de toezichthouder tegelijkertijd de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat daarvan in kennis.
2. Artikel 1:58, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1:59
1. Indien een beheerder, beleggingsonderneming, betaalinstelling, elektronischgeldinstelling, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar, premiepensioeninstelling of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat zijn onderscheidenlijk haar bedrijf uitoefent of financiële diensten verleent dan wel diensten verricht naar een andere lidstaat niet voldoet aan in die andere lidstaat geldende wettelijke voorschriften, geeft de toezichthouder na daartoe een kennisgeving van de toezichthoudende instantie van die andere lidstaat te hebben ontvangen, zo spoedig mogelijk een aanwijzing aan de betrokken beheerder, beleggingsonderneming, betaalinstelling, elektronischgeldinstelling, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar, premiepensioeninstelling of schadeverzekeraar om binnen een door de toezichthouder gestelde redelijke termijn de in de aanwijzingsbeschikking bepaalde gedragslijn te volgen, ten einde de strijdigheid met de in die andere lidstaat geldende wettelijke voorschriften te beëindigen.
2. Indien niet of onvoldoende gevolg is gegeven aan de aanwijzing, kan de toezichthouder, na die toezichthoudende instantie daarvan in kennis te hebben gesteld, het besluit nemen dat de betrokken beheerder, beleggingsonderneming, betaalinstelling, elektronischgeldinstelling, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar, premiepensioeninstelling of schadeverzekeraar geen nieuwe overeenkomsten in die andere lidstaat mag afsluiten.
3. De toezichthouder doet aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat mededeling van de maatregelen genomen op grond van het eerste of tweede lid.
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen.
Artikel 1:59a
1. De Autoriteit Financiële Markten stelt een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland onverwijld in kennis van de genomen besluiten, getroffen maatregelen en geconstateerde overtredingen van hetgeen ingevolge de artikelen 4:57a tot en met 4:57c, 4:61, 4:61a en 4:61b, is bepaald en alle meldingen op grond van artikel 4:27 die betrekking hebben op de master-instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland waarin de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten deelneemt of, indien van toepassing, de beheerder, bewaarder of accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.
2. De Autoriteit Financiële Markten doet aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten onverwijld mededeling van de genomen besluiten, getroffen maatregelen en geconstateerde overtredingen van hetgeen ingevolge de artikelen 4:57a tot en met 4:57c, 4:61, 4:61a en 4:61b, is bepaald en alle meldingen op grond van artikel 4:27 die betrekking hebben op de master-instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland of, indien van toepassing, haar accountant, beheerder, of bewaarder. De Autoriteit Financiële Markten zendt een afschrift van de mededeling aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten.
§ 1.3.2.4. Raadplegen in het kader van overige procedures en kennis geven van bepaalde besluiten
Artikel 1:60
1. De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat alvorens een vergunning wordt verleend aan een beheerder die:
a. een dochtermaatschappij is van een beheerder, beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
b. een dochtermaatschappij is van een moedermaatschappij van een beheerder, beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
c. onder zeggenschap staat van een persoon die tevens zeggenschap uitoefent over een beheerder, beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.
2. De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat alvorens een vergunning wordt verleend aan een beleggingsonderneming die:
a. een dochtermaatschappij is van een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
b. een dochtermaatschappij is van een moedermaatschappij van een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
c. onder zeggenschap staat van een persoon die tevens zeggenschap uitoefent over een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.
3. De Nederlandsche Bank raadpleegt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat alvorens een vergunning wordt verleend aan een bank die:
a. een dochtermaatschappij is van een bank waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
b. een dochtermaatschappij is van een moedermaatschappij van een bank waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
c. onder zeggenschap staat van een persoon die tevens zeggenschap uitoefent over een bank waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.
4. De Nederlandsche Bank raadpleegt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat alvorens een vergunning wordt verleend aan een herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar die:
a. een dochtermaatschappij is van een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;
b. een dochtermaatschappij is van een moedermaatschappij van een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in de andere lidstaat een vergunning is verleend;
c. onder zeggenschap staat van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die tevens zeggenschap uitoefent over een beleggingsonderneming, herverzekeraar, bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend.
Artikel 1:60a
1. De Autoriteit Financiële Markten raadpleegt de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de beheerder alvorens zij besluit niet in te stemmen met de aanvraag, bedoeld in artikel 2:72, tweede lid.
2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt binnen tien werkdagen op verzoek van de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar een beheerder