Wet op het financieel toezicht – Wft. Nederland
een staat die geen lidstaat is, verstrekt de Autoriteit Financiële Markten deze niet aan een persoon of instantie als bedoeld in het tweede lid, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens en inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens en inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens en inlichtingen zijn verstrekt.
5. De toezichthouder zendt onverwijld nadat met inachtneming van het eerste of tweede lid met een toezichthoudende instantie van een staat die geen lidstaat is of een persoon of instantie als bedoeld in het tweede lid, een overeenkomst is gesloten ten einde gegevens en inlichtingen te kunnen uitwisselen een afschrift van de overeenkomst aan Onze Minister.
Artikel 1:66
1. Indien een herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is bij het verrichten van diensten naar Nederland vanuit een andere lidstaat geen gevolg geeft aan een door de Nederlandsche Bank gegeven aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75, stelt deze de toezichthoudende instantie van die lidstaat daarvan in kennis.
2. Artikel 1:58, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1:67
1. Indien een clearinginstelling of natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een andere staat geen gevolg geeft aan een door de toezichthouder gegeven aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75, kan de toezichthouder indien dat noodzakelijk is, het besluit nemen dat de betrokken clearinginstelling of natura-uitvaartverzekeraar geen nieuwe overeenkomsten in Nederland mag afsluiten door middel van het verrichten van diensten, onverminderd de artikelen 1:79 en 1:80.
2. Artikel 1:58, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1:68
1. De toezichthouder kan voor de uitvoering van verdragen tot uitwisseling van gegevens of inlichtingen, dan wel voor de uitvoering van met toezichthoudende instanties gesloten overeenkomsten tot uitwisseling van gegevens of inlichtingen als bedoeld in artikel 1:65, van een ieder inlichtingen vorderen.
2. De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 1.3.4. Informatieverstrekking door toezichthouder aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
Artikel 1:69
De Nederlandsche Bank stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van een vergunning die ingevolge deze wet:
a. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank is verleend;
b. voor het uitoefenen van het bedrijf van herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is verleend aan een dochtermaatschappij van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is.
Artikel 1:69a
De Autoriteit Financiële Markten stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen desgevraagd in kennis van een vergunning die ingevolge deze wet voor het uitoefenen van het bedrijf van beleggingsonderneming is verleend aan een dochtermaatschappij van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is, indien zich ten aanzien van die staat een situatie voordoet als bedoeld in artikel 15, tweede of derde lid, van de richtlijn markten in financiële instrumenten.
Artikel 1:70
De Nederlandsche Bank stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a. een verleende verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 voor een gekwalificeerde deelneming in een bank, beleggingsonderneming, herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar, indien door de gekwalificeerde deelneming de bank, beleggingsonderneming, herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar een dochteronderneming wordt van een financiële onderneming waarop het recht van toepassing is van een staat die geen lidstaat is; en
b. een besluit tot instemming als bedoeld in artikel 3:275, zesde of achtste lid.
Artikel 1:71
1. De toezichthouder stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a. de algemene moeilijkheden die beheerders, beleggingsondernemingen, herverzekeraars, banken, levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in Nederland ondervinden bij het uitoefenen van hun bedrijf of het verlenen van financiële diensten vanuit een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is of het verrichten van diensten naar een staat die geen lidstaat is;
b. het aantal en de aard van de gevallen waarin de toezichthouder een door een beheerder, beleggingsonderneming of bank gedane aanvraag van instemming met het voornemen als bedoeld in artikel 2:72, 2:108, 2:122 of 2:127 heeft geweigerd;
c. het aantal en de aard van de gevallen waarin hij een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 1:58, tweede en derde lid, ten aanzien van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming of bank die een bijkantoor in Nederland heeft.
2. De toezichthouder stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld in kennis van de gevallen waarin hij ten aanzien van een beleggingsonderneming of een marktexploitant een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 1:58a, tweede lid, 1:58b, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 1:58c, derde lid.
Afdeling 1.4.1. Toezicht op de naleving
Artikel 1:72
1. Met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de toezichthouder aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 1:73
1. De personen, bedoeld in artikel 1:72, eerste lid, beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Voorzover de door de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 1:72 aangewezen personen voor het uitoefenen van het gedragstoezicht ten aanzien van financiële ondernemingen waaraan de Nederlandsche Bank een vergunning heeft verleend, gegevens nodig hebben over aspecten van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, onderdeel a of b, maken deze personen geen gebruik van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 5:15, 5:16 of 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht, dan nadat de Nederlandsche Bank is verzocht deze gegevens te verstrekken en is gebleken dat de Nederlandsche Bank niet aan dit verzoek tegemoet kan komen.
3. Voorzover de door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 1:72 aangewezen personen voor het uitoefenen van het prudentieel toezicht ten aanzien van financiële ondernemingen waaraan de Autoriteit Financiële Markten een vergunning heeft verleend, gegevens nodig hebben over aspecten van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:14, tweede lid, onderdeel a of b, maken de door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 1:72 aangewezen personen geen gebruik van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 5:15, 5:16 of 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht, dan nadat de Autoriteit Financiële Markten is verzocht deze gegevens te verstrekken en is gebleken dat de Autoriteit Financiële Markten niet aan dit verzoek tegemoet kan komen.
4. Van het tweede en derde lid kan, na overleg met de andere toezichthouder, worden afgeweken indien sprake is van een redelijk vermoeden van een overtreding van het bij of krachtens deze wet gestelde en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 1:74
1. De toezichthouder kan ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels van een ieder inlichtingen vorderen.
2. De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Voorzover