Karolingsche Verhalen. Alberdingk Thijm Josephus Albertus

Karolingsche Verhalen - Alberdingk Thijm Josephus Albertus


Скачать книгу
id="n9">

9

vrienden– zoowel bevriende vreemden als bloedverwanten.

10

vromelijk– dapper.

11

Nigromantie– zwarte kunst, tooverij. (Verbasterd uit Νεκρωμαντεια

12

Genoten– het kollegie der XII Pairs, die met Karei te recht zaten; zijn staf in den oorlog.

13

Roeland:'s Konings neef, zijn beroemdste Paladijn.

14

Heidenen: Sarrazijnen, Saxers en Lombardiërs.

15

Bisschop Tulpijn: mede een van Carels Pairs of Genoten, die den Rijksraad uitmaakten.

16

Willem: Willem van Oranje, in de Legende de H. Willem van Gellone.

17

Willem van Orangiën: deze Paladijn, uit het Huis van Narbonne, en Bisschop Tulpijn, die over den Doop van Ritsaert stonden, dienden dus toch den Koning. Verg. boven: "Vrouwe Aye was dragende, maar hield het geheim, dat het niemand konde weten, behalve eene Jonkvrouwe…

18

blioud: cierlijk opperkleed, met of zonder mouwen. Zie Viollet le Duc, op het woord Bliaut (Dict. du mob., III, I, 38 – 60).

19

heusch-, hoofsch-, hoveschheid is het tegenovergestelde van dorperheid, en beteekent al wat edel en goed is in den aard, of in de form.

20

Espetijn (erspentijn, serpent?): draak.

21

Montagu en Valencijn (Valenciennes). In sommige bronnen: heet dit laatste Valkensteyn.

22

Schutbladen: zie de noot 2 bij Carel en Elegast.

23

Drossaart:(hier) huismeyer, spijsverzorger, scbotelschikker.

24

Deze tocht van de Vier Heemskinderen naar Parijs wordt gewoonlijk voorgesteld op den titel van het oude verhaal. 't Is jammer, dat Dr. J.C. Matthes, alleen Reinout op Beyaert laat zitten: bl. 23.

25

Markgrave beteekent eigenlijk een Graaf, die grensbewaker is; hier zoû het zijn – bewaker van den afstand tusschen Lodewijk en het volk.

26

bezant: een muntstuk.


Скачать книгу