Hermaphrodisie en Uranisme. Aletrino Arnold
zich sterk gaan ontwikkelen, terwijl de Müllersche gangen in ontwikkeling achterblijven. De ondereinden der vier gangen vergroeien met elkaar, er komen daaraan twee kleine uitstulpsels te voorschijn: de aanleg voor de latere prostata en de vesiculae seminales is daar. Wordt het individu daarentegen een vrouw, dan blijven de Wolffsche gangen in ontwikkeling achter, de bovenste gedeelten der Müllersche gangen worden de tubae, uit de benedenste, die met de uiteinden der Wolffsche gangen vergroeien, wordt de uterus en de vagina.
Doch ook de uitwendige geslachtsorganen zijn oorspronkelijk hetzelfde gevormd. Vóór de zesde week ziet men aan het ondereinde van het lichaam alleen een spleet, den uitgang van de cloake, de gemeenschappelijke afvoerbuis voor urine en faecaalstoffen. Pas in de tiende week van het intrauterine leven groeit een wand van binnen naar buiten in de cloake en vervormt die tot twee gangen, de eene voor den afvoer van de faecaalstoffen, de andere voor de latere wording van het urogenitaalstelsel. In de zesde week van het embryonaal bestaan, begint zich boven de cloake een knobbeltje te verheffen. In de tweede maand zien wij, dat daarin een spleet ontstaat, die zich richt naar dat gedeelte der spleet van de cloake, waaruit het urogenitaalstelsel zal worden en die zich daarin voortzet. Rondom de spleet welven een paar huidplooien op, terwijl er rondom het geheel een paar welvingen ontwikkelen, de geslachtswrongen.
Wordt het aanstaande individu een vrouw, dan verandert er verder maar heel weinig. Het knobbeltje groeit iets uit en wordt de clitoris, waarom heen zich een huidplooi legt, het praeputium clitoridis, terwijl het vooreinde zich verdikt en tot glans clitoridis wordt. De geslachtsspleet verdiept en verwijdt zich en wordt tot vagina, terwijl de geslachtsplooien die zich verder ontwikkelen tot labia minora, de wrongen – door groote vetvorming uitgegroeid – tot labia majora worden. Bij den man is de verandering die intreedt, grooter. Het knobbeltje verlengt zich meer dan bij de vrouw en wordt de penis, de randen van de geslachtsspleet groeien over de spleet heen en vormen de urethra, de geslachtsplooien groeien aaneen, waardoor het scrotum ontstaat, dat de neergedaalde testikels zal opnemen. De verschillende deelen der geslachtsorganen kan men dus met elkaar vergelijken: de clitoris komt overeen met den penis, de ovariën met de testikels, de labia met het scrotum, de uterus met de prostata.
Geschiedt nu echter de groei dier deelen niet zoo regelmatig als wij hierboven hebben aangegeven, maar blijven sommige deelen te vroeg in hun groei staan en groeien andere deelen te ver, dan ontstaat het individu, dat men met den naam „hermaphrodiet” bestempelt.
Deze naam is afgeleid van de namen Ἑρμής (Hermes), en Ἀφροδίτη (Aphrodité), en is, volgens het verhaal door Ovidius in zijn Metamorphosen meegedeeld, ontstaan, doordat de zoon van Hermes en van Aphrodite zich in de bron Salmeikis baadde, waardoor de bronnymph verliefd op hem werd. Wijl hij haar echter verstootte, smeekte zij de Goden haar met het lichaam van haar geliefde te vereenigen. De goden willigden het verzoek in en daaruit is het tweeslachtig wezen, de „hermaphrodiet”, geworden. Geoffroy Saint-Hilaire definieert het hermaphroditisme als „de werkelijke of schijnbare, geheele of gedeeltelijke aanwezigheid van twee sexen in hetzelfde individu”.6
Reeds van de oudste tijden is het hermaphroditisme bekend en er is geen godsdienst bijna, waarin niet (bij de polytheïstische) de oppergod of (bij de monotheïstische) de godheid als een androgyne wordt gedacht en voorgesteld. De Persische Mithras-Mithradienst, de Egyptische Phtha en Isisdienst, hadden de voorstelling van een androgyne godheid. De Japansche god „de geest der aarde” wordt als twee-geslachtige godheid voorgesteld, en zelfs de Noorsche Frigadienst laat de voorstelling van androgynie herkennen. Dat de Grieken zich hun voornaamste Goden, Zeus, Aphrodite en Pan, als androgynen dachten, evenals de Romeinen hun Priapus, bewijzen de kunstvoortbrengselen, die ons van die tijden zijn overgebleven.7
Bij de Romeinen had men zeer vreemde opvattingen omtrent hermaphrodieten. Plinius verhaalt van een volk ergens in Afrika, dat geheel uit hermaphrodieten zou bestaan en deelt mee, dat hij zelf getuige er van is geweest, dat een hermaphrodiet willekeurig van geslacht kon veranderen. Bij de Wet der twaalf Tafelen was het den haruspices geoorloofd den hermaphrodiet te dooden, omdat de crimen laesae naturae niet ongestraft mocht blijven en de geboorte van een hermaphrodiet allerlei rampen voor het land voorspelde. Diodorus deelt mee, dat het verschijnen van een hermaphrodiet òf op de aanwezigheid van een God op aarde wijst, die de zachtheid van de vrouw aan de kracht van den man paart, òf dat het een voorspelling inhoudt van groote rampen die over het land zullen komen.8 Livius vermeldt eenige gevallen, waarin een hermaphrodiet ter dood is gebracht.9
Over het algemeen schijnen de Romeinen zich nog al veel met het hermaphroditisme te hebben bezig gehouden. In het Romeinsche recht toch wordt verschillende malen van den hermaphrodiet melding gemaakt. Ulpianus werpt de vragen op, of de hermaphrodiet mag getuigen, of hij het vaderlijk gezag mag uitoefenen, of hij mag erven en vindt een oplossing dáárin, dat hij zegt, dat het er van afhangt welke sexe er in den hermaphrodiet praevaleert.10 Later zijn de gevoelens tegenover den hermaphrodiet gunstiger gestemd geworden, vooral ten tijde van Nero, wijl deze een zoodanige voorliefde voor hermaphrodieten schijnt te hebben gehad, dat hij zijn wagen bij voorkeur door vier hermaphroditische paarden liet trekken.11
Niettegenstaande sommige kerkvaders in de middeleeuwen Jehova als androgyn beschouwden, omdat hij Adam naar zijn evenbeeld had geschapen en deze androgyn moet zijn geweest – immers „creavit Deus eum ad imaginem suam, ad imaginem Dei creavit illum, masculum et feminam creavit eos” – bracht men de hermaphrodieten toch ter dood, omdat men meende, dat zij door God gezonden waren om zijn toorn te wreken en dat zij het naderen van rampen voorspelden. Men was van meening, dat de duivel er aan had deelgenomen, wanneer een hermaphrodiet werd geboren en de moeder werd dan ook gestraft, terwijl in sommige gevallen ook de vader niet vrijliep.12 Bauhinius was nog op het einde van de 16e eeuw van oordeel, dat een hermaphrodiet moest gedood worden, terwijl Riolanus hetzelfde oordeelt in het begin van de 17e eeuw.13 Later werd men gunstiger tegenover hen gestemd en bepaalde men er zich toe, om hen eenige rechten te ontzeggen. Wanneer een hermaphrodiet wilde huwen en de sexe was onduidelijk, dan werd het aan hem overgelaten een sexe te kiezen en mocht hij volgens die sexe huwen. Veranderen van sexe of geslachtsgemeenschap hebben anders dan naar de gekozene sexe, was niet geoorloofd en werd met den dood gestraft. Bauhinius verhaalt van een hermaphrodieten monnik, die zwanger werd en ter dood werd gebracht en voegt er aan toe: „Mas, Mulier, Monacus, Mundi Mirabile Monstrum.”14 De gevallen van Anne, later Jean, Grandjean en Marie, later Marin, Lemarcis, zijn beroemd geworden. Anne Grandjean was in 1732 in Grenoble geboren en als meisje opgevoed. Toen zij volwassen was geworden, bemerkte zij dat zij eigenlijk een man was, nam den naam van Jean Baptiste aan en trouwde met een vrouw. Toen dat bemerkt werd, veroordeelde de rechtbank hem als „profanateur du Sacrément du Mariage” tot verlies van eer, een lichamelijke straf en levenslange verbanning. Hij werd vrijgesproken maar werd gedwongen om in het vervolg altijd in vrouwenkleeren te gaan en om nooit meer met een vrouw geslachtsgemeenschap te hebben.15
Marie Lemarcis, die ook bemerkte, dat zij een man was, zich daarom Marin Lemarcis noemde, en met een vrouw wilde huwen, ontkwam ter nauwernood den dood door ophanging, doordat een voor dien tijd beroemd chirurg, Duval, tegen de expertise van vele anderen, verklaarde dat hij een man was. Hij werd veroordeeld om minstens tot zijn vijf en twintigste jaar vrouwenkleeren te dragen en het werd hem verboden om geslachtelijke gemeenschap met welke sexe dan ook, te hebben.[15]
Ambroise Paré verhaalt hoe hij het heeft bijgewoond, dat een meisje, door het springen over een sloot, plotseling van meisje jongen werd. Het omgekeerde, zegt Paré, dat een jongen een meisje wordt, komt nooit voor, „omdat de natuur altijd er naar streeft het volmaakte te bereiken”.16
Door de onderzoekingen in de laatste eeuw nu, is het wezen van den hermaphrodiet beter bekend geworden en al weet men nog niet de oorzaak waardoor het hermaphroditisme ontstaat, men weet waardoor het tot stand komt. Wanneer bij
6
Geoffroy Saint-Hilaire, Histoire des Anomalies, Paris, 1836.
7
L. S. A. M. v. Römer, Ueber die androgynische Idee des Lebens, in Jahrb. f. sex. Zwischenst. Dl. V, Bd. 2, 1903.
8
Diodori Siculi, Bibliothecae etc. lib. IV, c. 6, 5, geciteerd door v. Römer, l. c. bladz. 905.
9
Laurent, Les bisexués, Paris, George Carré, 1894, bldz. 117.
10
Laurent, l. c. bldz. 118.
11
Neugebauer, Beobachtungen auf dem Gebiete des Scheinzwittertumes, in Jahrb. f. sex. Zwischenst. Dl. IV, 1902, bldz. 130.
12
Neugebauer, l. c. ibidem.
13
Laurent, l. c. bldz. 119 en 120.
14
Neugebauer, Hermaphroditismus beim Menschen, Leipzig, Dr. Werner Klinkhardt, 1908, bldz. 4.
15
Neugebauer, Hermaphroditismus enz., bldz. 83.