Aan de Zuidpool. Roald Amundsen
aan boord terug. Indien bij toeval alles goed gaat, leggen de spannen in een paar minuten de twee kilometer af, die het kamp van de aanleg plaats der Fram scheiden.
Daar is op 21 Januari ons schip weg! In den nacht heeft een felle wind met sneeuwbuien het verplicht, het ruime sop te kiezen. Dien morgen sloeg de zee nog met kracht tegen de Barrière. In afwachting van de terugkomst der Fram blijven wij niet werkeloos en gaan voort met het vervoer naar het station van veertig zeehonden, die den vorigen avond door kapitein Nilson zijn geschoten. Terwijl wij ons met dat werk bezighouden, komt het schip in de baai terug. Intusschen wordt ijverig aan het huis gewerkt. Het dak is er op gekomen, en de timmerlui kunnen nu onder beschutting arbeiden. Hoewel ze veel last hebben van de koude, klagen ze nooit. Kom ik na mijn dagtaak in de tent, dan is een van hen met den avondmaaltijd bezig. Er is niet veel afwisseling, altijd flensjes en zwarte koffie. Maar wat smaakt het goed! Tusschen de beide liefhebber-koks ontstond een wedijver, wie de mooiste flensjes en pannekoeken kon bakken, en ieder meende de baas te zijn. Naar mijn meening waren hun talenten gelijk. De mannen in het benedenkamp waren ook niet te beklagen, dank zij Wisting, die een voortreffelijk kok bleek. Hij was een baas in het klaarmaken van pingoeïns en in meeuwen à la Béchamel.
Op 22 Januari is het Zondag en rustdag, welverdiend na den arbeid van de week. We vereenigen ons allen aan boord behalve de weinigen, die voor de bewaking van de tenten moeten zorgen.
Den 23sten gingen we voort met het vervoer van de levensmiddelen. Daar het terrein bij het station heel ongelijk is, brengen wij ze niet geheel tot aan de hut, maar naar een heuvel op zoo wat een 600 meter afstands. Later, als de Fram vertrokken is, zullen we ze dichter bij huis brengen. Daar de tijd ons er later voor ontbrak, bleef een groot deel van den voorraad daar liggen. In den aanvang gaf het transport veel moeilijkheden. De honden, die gewend zijn aan het lagere kamp, weigeren een nieuwen weg in te slaan, en het traject tusschen het dépôt en het schip is soms heel bezwaarlijk met de ledige sleden, want als de honden hun kameraden ergens hooren, trekken ze ons in die richting mee.
Wij hebben ongeveer negenhonderd colli's; op elke reis heeft een slee er zes, van samen 300 kilo's; naar onze berekening moet een week voldoende wezen voor het transport. Inderdaad zijn op Zaterdag 28 Januari op den middag alle lasten ter plaatse. Het dépôt ziet er werkelijk indrukwekkend uit met de lange rijen kisten, elk voorzien van een duidelijk zichtbaar nummer; het zal in het vervolg gemakkelijk wezen, vlug te vinden, wat men noodig heeft.
Thans is ons huis voltooid. Hoeveel verschilt het landschap, dat er nu omheen ligt, van dat, waar het oorspronkelijk is gebouwd. Daarginder groen en kabbelend water, terwijl hier niets dan ijs is. Prachtig is ook hier soms het uitzicht, maar niets haalt toch bij het vaderland. Zooals ik reeds heb gezegd, hebben wij kabels meegebracht, om het huis stevig aan den bodem van de Barrière te bevestigen; maar bij de rustige atmosfeer, die er sinds onze aankomst is geweest, lijkt ons die voorzorg overbodig. Door de fondamenten schijnt het huis voldoende stevig te staan. De voorgevel is geteerd, en het dak bedekt met geteerd papier Het is al uit de verte duidelijk te onderscheiden.
In den namiddag heffen we de beide kampen op, en we installeeren ons in het nieuwe huis, dat Framheim zal heeten. Welk een indruk van comfort, gezelligheid en netheid krijgen we bij het binnentreden! Een blinkend linoleum bedekt den vloer, zoowel in de kamer als in de keuken. Het tweede deel van ons programma is nu afgeloopen, en wel in veel minder tijd, dan ik had durven hopen. De weg, die naar het doel leidt, komt meer en meer open te liggen. We beginnen, in de verte het tooverkasteel te onderscheiden. Ze slaapt nog, de schoone slaapster, die er woont, maar de kus zal komen, die haar zal wekken! Het was een vroolijke avond, de eerste in het nieuwe huis. Bij de tonen van de grammophoon werd er gedronken op de toekomst onder gepraat en gelach en gezang. De honden waren ondergebracht bij het station, aan kabels vastgebonden in een vierkant van 30 meter zijde. Natuurlijk tracteeren onze buren ons op wat muziek. Onder de leiding van een van hen geven ze overdag en 's nachts concerten. Vreemde dieren. Wat willen ze toch te kennen geven door dat gehuil? Plotseling weerklinkt te midden van de diepe stilte, die ons omringt, een gehuil van een enkeling; er volgen twee of drie, en geleidelijk neemt het aantal huilers toe, tot ten slotte de honderd honden van de partij zijn. Gewoonlijk blijven ze bij het concert zitten en heffen den kop zoo hoog op, als ze kunnen. In dien tijd schijnen ze vol aandacht en laten zich niet afleiden door wat het ook zij. Opmerkelijk, hoe het concert eindigt. Plotseling als met één slag houden allen zich stil. Bladzijde 119
Wie legt hun die plotselinge en onmiddellijke stilte op! Ik ben geneigd te denken, dat het een lied is, dat ze hebben ingestudeerd. Bezitten die dieren het vermogen, elkander hun gedachten door geblaf kenbaar te maken! Na onze langdurige vertrouwdheid met de Eskimohonden twijfelt niemand van ons er meer aan. Wat mij betreft, ik kon zoo goed de beteekenis van de verschillende toonhoogten van hun geblaf onderscheiden, dat, zonder de honden te zien, alleen door ze te hooren, ik ried, wat ze uitvoerden. Elke daad, elk gevoel, ze drukken ze uit door een eigen geluid. Om hun aanhankelijkheid tegenover hun meester aan den dag te leggen, hebben ze een aparten klank. Als een van hen iets verkeerds doet, als bij voorbeeld binnen te gaan in het magazijn, waar het vleesch wordt bewaard, beginnen de anderen, die er niet hebben kunnen binnenkomen, hard te loopen en te gillen.
Voorloopig dépôt bij Framheim.
Van zijn voorvader, den wolf, heeft de Eskimohond veel meer behouden dan onze huishoud; het instinct van den strijd zit hem meer in het bloed. De strijd om het bestaan heeft den Eskimohond van der jeugd af gesterkt en heeft hem in verrassende mate het talent van matigheid en volharding bijgebracht. Daarbij heeft hij een vlug en levendig verstand, als men in aanmerking neemt het werk, waarvoor hij bestemd is en te midden waarvan hij leeft. Men zou verkeerd doen, als men laag neerzag op den Eskimohond, omdat hij niet gemakkelijk leert op te zitten en op bevel een stukje suiker op te vangen; dat zijn kunstjes, te verschillend van zijn ernstige levenstaak, dan dat hij ooit die circusnommers kan aanleeren. In hun onderlinge betrekkingen kennen deze dieren geen andere wet dan die van den sterkste. De sterkste beveelt en doet naar zijn welbehagen. Alles behoort hem, en de zwakste is tevreden met de kruimpjes, die van zijn tafel vallen. De vriendschap ontwikkelt zich gemakkelijk onder deze viervoeters, maar altijd een vriendschap, met vrees gemengd en met eerbied voor de meerdere kracht. Gehoorzamend aan het instinct van zelfbehoud, zoekt de zwakke de hulp en de bescherming van den sterke, die de rol van beschermer op zich neemt, welke hem in geval van nood een trouwen steun belooft. Datzelfde instinct blijkt ook in de betrekkingen tusschen den hond en den mensch. Het dier begrijpt, dat zijn meester voor zijn levensonderhoud zorgt en om die reden schenkt hij hem eerbied en liefde; ik kon zonder vrees een brok uit den muil van mijn twaalf honden nemen, en geen enkele zou gepoogd hebben, mij te bijten. De vrees voor straf, die in onthouding van eten bestond, verklaarde die groote onderworpenheid. Met noorsche honden zou ik die proef niet hebben durven doen. Waarin ligt nu de oorzaak van dat verschil? Ik geloof, dat bij onzen huishond de gehoorzaamheid gegrond is op de vrees voor de zweep en niet, zooals bij den groenlandschen hond, op het instinct van zelfbehoud, zoodat als de eetlust het wint van de vrees voor de karwats, de meester een knauw krijgt.
Eenige dagen later kwam Adolf Hendrik Lindström, die tot nu toe op de Fram was gebleven aan het hoofd van het keukendepartement, bij ons op het station. Zijn komst maakte bij ons het gezelschap compleet. Aan de fornuizen aan boord nam het jongste lid van de expeditie, Karinius Olsen, zijn plaats in. Lindström heeft gedurende veertien maanden zijn verantwoordelijken post ingenomen met een toewijding en bekwaamheid, waaraan ik niet genoeg hulde brengen kan. De rook steeg vroolijk uit den schoorsteen van ons huis en kondigde al uit de verte de aanwezigheid van een woning op de Barrière van de antarctische zee aan. Na een vermoeienden dag van arbeid buitenshuis was de indruk van die kleine rookpluim voor ons weldadig en aangenaam. Het was een symbool.
De aankomst van onzen kameraad was niet enkel een verbetering voor onze tafel, maar ook voor ons licht en onze luchtverversching. Hij maakte de Luxlamp Bladzijde 120in orde en ons verblijf straalde van helderheid, en daarna zorgde hij met behulp van Stubberud voor de ventilatie. De installatie van den ventilator was een heel ding, en ondanks alle moeite wou de machine nooit goed functioneeren, vooral niet in stil weer. Als de ventilator stilstond, gaven Lindström en Stubberud zich de grootste moeite, om hem weer aan den gang te helpen; dan werkten ze soms een paar uren op het dak, hoe slecht het weêr ook was, tot alles weer goed liep. Een goede ventilatie is een wezenlijke