Het Urantia Boek. Urantia Foundation
Ultieme houdt een functie in met betrekking tot absoniete realiteiten. Altijd en overal in het meester-universum waar tijd en ruimte worden getranscendeerd, is een dergelijk absoniet verschijnsel een daad van het Ultieme Bewind der Godheid.
0:1.13 (2.13) Het absolute niveau kent geen beginpunten, geen einden, geen tijd en geen ruimte. Op het Paradijs, bij voorbeeld, zijn tijd en ruimte niet-existent: de tijd-ruimte-status van het Paradijs is absoluut. Dit niveau is door de Godheden van het Paradijs wel existentieel bereikt als de Triniteit, doch dit derde niveau van verenigende Godheidsuitdrukking is experiëntieel niet volledig verenigd. Altijd en overal waar het absolute niveau van de Godheid op enige wijze functioneert, zijn Paradijs-absolute waarden en betekenissen manifest.
0:1.14 (3.1) De Godheid kan existentieel zijn, zoals in de Eeuwige Zoon; experiëntieel, zoals in de Allerhoogste; associatief, zoals in God de Zevenvoudige; ongedeeld, zoals in de Paradijs-Triniteit.
0:1.15 (3.2) De Godheid is de bron van al wat goddelijk is. De Godheid is op karakteristieke wijze en immer goddelijk, maar al wat goddelijk is, is niet noodzakelijkerwijze de Godheid, ofschoon het wel met de Godheid gecoördineerd zal worden en zal uitlopen op een fase van eenheid met de Godheid — geestelijk, mentaal of persoonlijk.
0:1.16 (3.3) GODDELIJKHEID is de karakteristieke, verenigende en coördinerende eigenschap van de Godheid.
0:1.17 (3.4) Goddelijkheid is voor geschapen wezens te begrijpen als waarheid, schoonheid en goedheid; in persoonlijkheid wordt goddelijkheid gecorreleerd als liefde, barmhartigheid en dienstbetoon; op onpersoonlijke niveaus wordt goddelijkheid onthuld als gerechtigheid, kracht en soevereiniteit.
0:1.18 (3.5) Goddelijkheid kan volmaakt zijn — compleet — zoals op existentiële en schepper-niveaus van Paradijs-volmaaktheid; zij kan onvolmaakt zijn, zoals op de experiëntiële en schepsel-niveaus van de evolutie in tijd en ruimte; of zij kan relatief zijn, volmaakt noch onvolmaakt, zoals op bepaalde Havona-niveaus van existentieel-experiëntiële betrekkingen.
0:1.19 (3.6) Wanneer wij trachten ons volmaaktheid in al haar fasen en vormen van relativiteit voor te stellen, zien wij ons geconfronteerd met zeven denkbare typen:
0:1.20 (3.7) 1. absolute volmaaktheid in alle aspecten;
0:1.21 (3.8) 2. absolute volmaaktheid in sommige fasen en betrekkelijke volmaaktheid in alle andere aspecten;
0:1.22 (3.9) 3. absolute, betrekkelijke en onvolmaakte aspecten in veelsoortige verbindingen;
0:1.23 (3.10) 4. absolute volmaaktheid in sommige opzichten, onvolmaaktheid in alle andere opzichten;
0:1.24 (3.11) 5. absolute volmaaktheid op geen enkel gebied, betrekkelijke volmaaktheid in alle manifestaties;
0:1.25 (3.12) 6. absolute volmaaktheid in geen enkele fase, betrekkelijke volmaaktheid in sommige fasen en onvolmaakte volmaaktheid in andere fasen;
0:1.26 (3.13) 7. absolute volmaaktheid in geen enkele eigenschap, onvolmaaktheid in alle.
II. God
0:2.1 (3.14) Evoluerende sterfelijke schepselen ervaren een onweerstaanbare behoefte om hun eindige voorstellingen van God in symbolen uit te drukken. ’s Mensen besef van morele verplichting en zijn geestelijke idealisme vertegenwoordigen een waarde-niveau — een experiëntiële realiteit — dat zich moeilijk laat symboliseren.
0:2.2 (3.15) Kosmisch besef impliceert de erkenning van een Eerste Oorzaak, de enige realiteit die niet veroorzaakt is. God, de Universele Vader, functioneert op drie Godheidspersoonlijkheidsniveaus van suboneindige waarde en relatieve goddelijkheidsuitdrukking:
0:2.3 (3.16) 1. voorpersoonlijk — zoals in het dienstbetoon van de Vader-fragmenten als de Gedachtenrichters;
0:2.4 (3.17) 2. persoonlijk — zoals in de evolutionaire ervaring van geschapen en door voortplanting verwekte wezens;
0:2.5 (3.18) 3. bovenpersoonlijk — zoals in de geresulteerde bestaansvormen van bepaalde absoniete wezens en wezens die met dezen zijn geassocieerd.
0:2.6 (3.19) GOD is een woordsymbool dat alle personalisaties van de Godheid aanduidt. Deze term vraagt om een andere definitie op ieder persoonlijk niveau van Godheidsfunctie en moet binnen elk van deze niveaus nog nader worden gedefinieerd, daar hij gebruikt kan worden ter aanduiding van de diverse gelijkwaardige en ondergeschikte personalisaties van de Godheid; bijvoorbeeld de Schepper-Zonen uit het Paradijs — de vaders van de plaatselijke universa.
0:2.7 (4.1) De term God, zoals wij deze gebruiken, kan worden begrepen:
0:2.8 (4.2) uit de benaming — zoals God de Vader;
0:2.9 (4.3) uit het verband — zoals wanneer de term wordt gebruikt in de bespreking van een bepaald godheidsniveau of een bepaalde godheidsassociatie. In geval van onzekerheid aangaande de exacte interpretatie van het woord God, verdient het aanbeveling het op te vatten als aanduiding van de persoon van de Universele Vader.
0:2.10 (4.4) De term God duidt altijd op persoonlijkheid. Godheid verwijst soms wel, soms niet naar goddelijkheidspersoonlijkheden.
0:2.11 (4.5) Het woord GOD wordt in deze verhandelingen met de volgende betekenissen gebruikt:
0:2.12 (4.6) 1. God de Vader — Schepper, Beheerser en Handhaver. De Universele Vader, de Eerste Persoon van de Godheid.
0:2.13 (4.7) 2. God de Zoon — Mede-Schepper, Geest-Beheerser, en Geestelijk Bestuurder. De Eeuwige Zoon, de Tweede Persoon van de Godheid.
0:2.14 (4.8) 3. God de Geest — de Vereend Handelende Geest, de Universele Integreerder, en Schenker van Bewustzijn. De Oneindige Geest, de Derde Persoon van de Godheid.
0:2.15 (4.9) 4. God de Allerhoogste — de zich actualiserende of evoluerende God van tijd en ruimte. De persoonlijke Godheid die associatief het tijd-ruimte-experiëntieel bereiken van schepsel-Schepper-identiteit verwezenlijkt. De Allerhoogste ervaart persoonlijk het bereiken van Godheids-eenheid als de evoluerende, experiëntiële God van de evolutionaire schepselen in tijd en ruimte.
0:2.16 (4.10) 5. God de Zevenvoudige — Godheidspersoonlijkheid overal waar deze daadwerkelijk functioneert in tijd en ruimte. De persoonlijke Paradijs-Godheden en hun scheppende deelgenoten die binnen en buiten de grenzen van het centrale universum functioneren, en kracht-persoonlijkheid worden als de Allerhoogste op het eerste schepselniveau van de verenigende Godheidsopenbaring in tijd en ruimte. Dit niveau, het groot universum, is de sfeer van de afdaling in tijd en ruimte van Paradijs-persoonlijkheden, in wederkerige associatie met de opklimming in tijd en ruimte van evolutionaire schepselen.
0:2.17 (4.11) 6. God de Ultieme — de resulterende God van de supertijd en de getranscendeerde ruimte. Het tweede experiëntiële niveau van verenigende Godheidsmanifestatie. God de Ultieme impliceert de bereikte verwezenlijking van tot synthese gebrachte absoniet-bovenpersoonlijke, tijd en ruimte getranscendeerd hebbende, geresulteerd-experiëntiële waarden, gecoördineerd op finale creatieve niveaus van Godheidswerkelijkheid.
0:2.18 (4.12) 7. God de Absolute — de experiëntieel wordende God van getranscendeerde bovenpersoonlijke waarden en goddelijkheidsbetekenissen, die nu existentieel is als het Godheid-Absolute. Dit is het derde niveau der verenigende uitdrukking en uitbreiding van de Godheid. Op dit bovencreatieve niveau ervaart de Godheid uitputting van het personaliseerbare potentieel, wordt geconfronteerd met volledigheid van goddelijkheid en ondergaat ontlediging van het vermogen om zich te openbaren aan opeenvolgende, progressieve niveaus van personalisatie-als-anderen. Nu ziet de Godheid zich geconfronteerd met het Ongekwalificeerd Absolute, beroert dit en ervaart identiteit hiermede.
III. De Eerste Bron en Centrum
0:3.1 (4.13) De totale, oneindige werkelijkheid is existentieel in zeven fasen en als zeven gelijkwaardige Absoluten:
0:3.2 (5.1) 1. de Eerste Bron en Centrum;
0:3.3 (5.2) 2. de Tweede Bron en Centrum;
0:3.4