Het Urantia Boek. Urantia Foundation
(14.1) Wanneer het niet mogelijk is om het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute geheel van elkaar te onderscheiden, wordt hun vermoedelijk gecombineerde functie of gecoördineerde aanwezigheid de activiteit van het Universeel Absolute genoemd.
0:11.4 (14.2) 1. Het Godheid-Absolute lijkt de alvermogende activator te zijn, terwijl het Ongekwalificeerd Absolute de immer-efficiënte mechaniseerder lijkt te zijn van het allerhoogst verenigde en ultiem gecoördineerde universum van universa, de ontelbare universa die reeds gemaakt zijn, die thans gemaakt worden en nog gemaakt zullen worden.
0:11.5 (14.3) Het Godheid-Absolute kan niet op een sub-absolute wijze reageren op enige situatie in het universum, of doet dit althans niet. De respons van dit Absolute op elke gegeven situatie lijkt altijd uit te gaan van het welzijn der gehele schepping van dingen en wezens, niet alleen in haar huidige staat van bestaan, maar ook gezien de oneindige mogelijkheden in alle toekomstige eeuwigheid.
0:11.6 (14.4) Het Godheid-Absolute is dat potentieel dat uit vrije wil en keuze van de Universele Vader werd afgescheiden van de totale, oneindige werkelijkheid, en waarbinnen alle goddelijkheidsactiviteiten — existentieel en experiëntieel — plaatsvinden. Dit is het Gekwalificeerd Absolute in tegenstelling tot het Ongekwalificeerd Absolute; om alle absolute potentieel in te sluiten moet het Universeel Absolute echter aan beide worden toegevoegd.
0:11.7 (14.5) 2. Het Ongekwalificeerd Absolute is niet-persoonlijk, buiten-goddelijk, en onvergoddelijkt. Het Ongekwalificeerd Absolute is derhalve verstoken van persoonlijkheid, goddelijkheid en alle schepper-prerogatieven. Feit noch waarheid, ervaring noch openbaring, filosofie noch absoniteit zijn in staat door te dringen tot de natuur en het wezen van dit Absolute, dat zonder universum-kwalificatie is.
0:11.8 (14.6) Wij moeten hier duidelijk stellen dat het Ongekwalificeerd Absolute een positieve werkelijkheid is, die het groot universum doordringt en zich klaarblijkelijk met dezelfde ruimte-presentie naar buiten voortzet, tot in de krachtactiviteiten en premateriële evoluties in de verbijsterende uitgestrektheden van de ruimte-regionen voorbij de zeven superuniversa. Het Ongekwalificeerd Absolute is niet maar een negativistisch filosofisch begrip, gegrond op hetgeen in metafysische spitsvondigheden wordt aangenomen ten aanzien van de universaliteit, de dominantie en het primaat van het onbepaalde en het ongekwalificeerde. Het Ongekwalificeerd Absolute is een positieve albeheersing van het universum in de oneindigheid; deze albeheersing is onbeperkt in ruimte-kracht, maar wordt duidelijk bepaald door de aanwezigheid van leven, bewustzijn, geest en persoonlijkheid, en voorts door de wilsreacties en doelgerichte mandaten van de Paradijs-Triniteit.
0:11.9 (14.7) Wij zijn ervan overtuigd dat het Ongekwalificeerd Absolute niet een ongedifferentieerde, allesdoordringende invloed is, vergelijkbaar met de pantheïstische begrippen der metafysica of met de ether-hypothese die de wetenschap eens heeft aangehangen. Het Ongekwalificeerd Absolute is onbeperkt in kracht en wordt door de Godheid bepaald, maar wij hebben geen volledig inzicht in de betrekking van dit Absolute tot de geest-werkelijkheden in de universa.
0:11.10 (14.8) 3. Het Universeel Absolute, concluderen wij op logische gronden, is onvermijdelijk geweest in de absolute vrije wilsdaad van de Vader waardoor hij universum-realiteiten onderscheidde in vergoddelijkte en onvergoddelijkte — personaliseerbare en niet-personaliseerbare — waarden. Het Universeel Absolute is het Godheidsverschijnsel dat wijst op de opheffing van de spanning die is geschapen door de vrije wilsdaad waardoor de universum-realiteiten aldus is gedifferentieerd, en het functioneert als de associatieve coördinator van deze totalen der existentiële potentialiteiten.
0:11.11 (15.1) De spanning-tegenwoordigheid van het Universeel Absolute duidt op de aanpassing van de differentie tussen godheid-realiteit en onvergoddelijkte realiteit, die inherent is aan de scheiding tussen de dynamica van door vrije wil gekenmerkte goddelijkheid en de statica der ongekwalificeerde oneindigheid.
0:11.12 (15.2) Houdt steeds dit in gedachten: potentiële oneindigheid is absoluut en niet te scheiden van eeuwigheid. Actuele oneindigheid in de tijd kan nooit anders dan gedeeltelijk zijn en moet derhalve niet-absoluut zijn; oneindigheid van actuele persoonlijkheid kan evenmin absoluut zijn, behalve in de ongekwalificeerde Godheid. En het is door de differentie in oneindigheidspotentieel tussen het Ongekwalificeerd Absolute en het Godheid-Absolute dat het Universeel Absolute wordt vereeuwigd, waardoor het kosmisch mogelijk is dat er materiële universa in de ruimte zijn, en geestelijk mogelijk dat er eindige persoonlijkheden in de tijd zijn.
0:11.13 (15.3) Het eindige kan in de kosmos alleen tezamen met het Oneindige bestaan doordat de associatieve aanwezigheid van het Universeel Absolute zo volmaakt de spanningen tussen tijd en eeuwigheid, eindigheid en oneindigheid, werkelijkheidspotentieel en werkelijkheidsactualiteit, Paradijs en ruimte, mens en God, opheft. Associatief vormt het Universeel Absolute de identificatie van de zone van voortschrijdende evolutionele realiteit, die existeert in de universa van suboneindige Godheidsmanifestatie in de tijd-ruimte en de getranscendeerde tijd-ruimte.
0:11.14 (15.4) Het Universeel Absolute is het potentieel van de statisch-dynamische Godheid dat op tijd-eeuwigheidsniveaus functioneel realiseerbaar is als eindig-absolute waarden en als experiëntieel-existentieel benaderbaar. Dit onbegrijpelijke aspect van de Godheid kan statisch, potentieel en associatief zijn, maar is, ten aanzien van de intelligente persoonlijkheden die thans werkzaam zijn in het meester-universum, niet experiëntieel creatief of evolutioneel.
0:11.15 (15.5) Het Absolute. De twee Absoluten — het gekwalificeerde en het ongekwalificeerde — die ogenschijnlijk zo uiteenlopen in functie, zoals kan worden opgemerkt door denkende schepselen, worden volmaakt en goddelijk verenigd in en door het Universeel Absolute. Ten diepste beschouwd en finaal begrepen vormen zij gedrieën één Absolute. Op suboneindige niveaus zijn zij functioneel gedifferentieerd, doch in de oneindigheid zijn zij EEN.
0:11.16 (15.6) Wij gebruiken de term het Absolute nooit als een negatie of ontkenning van iets. Evenmin beschouwen wij het Universeel Absolute als zelfbepalend, een soort pantheïstische, onpersoonlijke Godheid. In alles wat met universum-persoonlijkheid te maken heeft, is het Absolute strikt door de Triniteit beperkt en wordt het door de Godheid overheerst.
XII. De Triniteiten
0:12.1 (15.7) De oorspronkelijke, eeuwige Paradijs-Triniteit is existentieel en was onvermijdelijk. Deze nimmer-beginnende Triniteit was inherent in het feit van de differentiatie van het persoonlijke en het niet-persoonlijke door de ontkluisterde wil van de Vader, en kwam tot feitelijk bestaan toen zijn persoonlijke wil deze twee realiteiten door bewustzijn coördineerde. De post-Havona-Triniteiten zijn experiëntieel — zijn inherent aan de schepping van twee subabsolute, evolutionele niveaus van kracht-persoonlijkheidsmanifestatie in het meester-universum.
0:12.2 (15.8) De Paradijs-Triniteit — de eeuwige Godheidsverbintenis van de Universele Vader, de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest — is existentieel in actualiteit, maar alle potentieel is experiëntieel. Daarom vormt deze Triniteit de enige Godheidswerkelijkheid die de oneindigheid omvat, en daarom doen zich de universum-verschijnselen voor van de actualisering van God de Allerhoogste, God de Ultieme en God de Absolute.
0:12.3 (15.9) De eerste en tweede experiëntiële Triniteiten, de post-Havona-Triniteiten, kunnen niet oneindig zijn omdat zij afgeleide Godheden omvatten, Godheden die zijn geëvolueerd door de experiëntiële actualisatie van realiteiten die de existententiële Paradijs-Triniteit heeft geschapen of doen resulteren. Oneindigheid van goddelijkheid wordt voortdurend verrijkt, zo niet vergroot, door de eindigheid en absoniteit van schepsel- en Schepper-ervaring.
0:12.4 (16.1) Triniteiten zijn waarheden van betrekking en feiten van coördinatieve Godheidsmanifestatie. Triniteitsfuncties omsluiten Godheidsrealiteiten, en Godheidsrealiteiten zoeken altijd verwezenlijking en manifestatie in personalisatie. God de Allerhoogste, God de Ultieme en zelfs God de Absolute zijn derhalve goddelijke onvermijdelijkheden. Deze drie experiëntiële Godheden waren potentieel in de existentiële Triniteit, de Paradijs-Triniteit, maar hun wording als kracht-persoonlijkheden in het universum is deels afhankelijk van hun eigen experiëntiele functioneren in de universa van kracht en persoonlijkheid, en deels van de experiëntiële prestaties van de post-Havona-Scheppers en -Triniteiten.
0:12.5