Memoires van een nobele onbekende. Walydie Jumpstone

Memoires van een nobele onbekende - Walydie Jumpstone


Скачать книгу
chauffeuse voor deze gelegenheid, de tweede maal de betovering met de melding dat ze huiswaarts wil, naar de boerderij in St-Pauwels, waar ZE nog een etmaal logeert.

      We spreken af voor de volgende dag, zondag 12 februari 1967. In opperste gelukzaligheid rijd ik in mijn Fiat 600 naar huis al zingend: I can’t be late, I got a date with all that heaven will allow. Wie kan zeggen dat hij op één avond Juliette Binoche, Anna Galiena en Monica Belucci in de ogen heeft gekeken?

      Zondag, 12 februari 1967

      18.00: We hebben afgesproken in café-dancing De Kroon. Als ik de zaal vijf minuten te vroeg betreed, is de slagerszoon zonder brilletje ook ter plekke, toevallig of niet. Wat maakt het uit, hij maakt toch geen schijn van kans. Iets later verschijnt ZE door het gordijn dat vóór de ingang hangt. Ik laat ZE even speurend rondkijken. Ik zie haar voor het eerst van op een iets grotere afstand en beleef een déjà vu: wat een ravissante aanblik, wat een charme, wat een sprankelende uitstraling. De onschuld in persoon. Geen meisje, maar ook nog geen vrouw. Een reïncarnatie van Eliza Doolittle uit Pygmalion? Een foute gedachte komt ongewild bij me op: is ZE even kneedbaar en zal ik haar professor Higgins zijn? Neen, zo oud ben ik nog niet. Om die gedachte te verdrijven, schiet ik in actie en loop naar haar toe. We kussen elkaar op de mond en ZE kijkt me aan met ogen, zwanger van verwachting.

      De danszaal lijkt ons te sfeerloos en te onpersoonlijk en we besluiten een stemmige, intiemere gelegenheid op te zoeken. We maken een ritje met de Fiat 600 en we belanden in een loungeachtige bar, langs de oude E3, tussen St-Niklaas en Beveren. Gedempt licht en gedempte muziek van Malando, Bert Kaempfert en Mantovani. We vlijen ons neer in een comfortabele, pluche tweezitszetel, dicht bij elkaar, en we bestellen een porto en een sherry. Het is zondagavond en er zijn buiten ons geen klanten aanwezig. Onze lichamen worden als magneten tot elkaar aangetrokken. We lipkussen en strelen, all that heaven will allow. Ik voel elke huidzenuw tot leven komen en tintelen onder haar fluweelzachte aanrakingen. Haar vingertoppen glijden met Fingerspitzengefühl, elektriserend over mijn huid. Ik zweef alle kanten uit, rillingen over de rug, shivers down my spine. Mijn neurotransmitters en hormonen werken op volle capaciteit, alle zintuigen op scherp, senses on overload. Mijn adem stokt en toch voelde ik me nog nooit zo intens leven. Her sweet whispering and her tender touch are driving me crazy.

      Er is geen twijfel mogelijk. ZIJ is even verliefd op mij als ik op haar. ZE geeft zich zonder reserves volledig aan mij over. Elke vezel en spier van haar lichaam voelt ontspannen aan. Haar huid voelt strak en toch soepel, elastisch aan, fruitig en toch fris. Hij geurt als een kruising tussen een roos en een baby en smaakt zoet als een perzik. Haar adem geurt naar kweepeer en violetjes. Bedwelmd door zoveel zinnenprikkelende sensaties krijg ik een rare ingeving en fluister in haar oor: “Zouden we geen bloemen- annex fruitwinkel beginnen?” Niet begrijpend, verbaasd kijkt ze me aan.

      In de intensiteit van de lichamelijke en emotionele sensaties openbaart zich een nieuw leven met ongekende mogelijkheden. Het onbereikbare wordt bereikbaar. Ik voel me de uitverkorene, de gelukzak, de lucky one, I’m way up high.

      De uren vliegen voorbij. Tijdens de rustpauzes verdiepen we ons verder in de persoonsgebonden materies. Heden, verleden en toekomstvisioenen passeren de revue. ZE is grappig als ZE me toevertrouwt dat haar laatste vriend uit Lovendegem kwam en dat alle liefde in Love-end-egem gedoemd is vroegtijdig te eindigen.

      We spreken af voor een volgend rendez-vous, volgende zaterdag in Ninove, dicht bij haar woonplaats. ( Vijftig jaar later, tijdens een tour down memory lane belanden we als bij toeval in hotel De Kroon in Ninove. Bij het ontbijt schalt ‘Please release me…’ door de ether en herbeleven we onze magische eerste dans.)

      Zaterdag, 18 februari 1967

      14.00: Ik heb plaatsgenomen in café Cambrinus tegenover het stadhuis van Ninove, waar we elkaar zullen ontmoeten. Op een strategische plaats vóór het venster, heb ik een goed zicht op de overkant van de straat, waar ZE normaliter moet verschijnen. Om iets over twee zie ik in de verte een crèmekleurige trenchcoat langzaam groter worden. Ook het gebroken zwart kapsel wordt langzaam zichtbaar. Voor het eerst zie ik haar van op een grotere afstand in beweging. ZE loopt kaarsrecht met de haakse schouders trots achteruit. ZE zwaait uitbundig met de armen, haar rechterarm zwaait iets verder dan haar linkerarm, een en al levenslust. ZE beweegt alsof ZE het eeuwig leven bezit; haar kan niets overkomen, een en al onschuld, zich van geen kwaad bewust. De vleesgeworden elegantie met de dansende paardenstaart.

      Ik laat haar even wachten voor het stadhuis en zie hoe ZE ongedurig de omgeving afspeurt. Ik wil haar geduld niet te lang op de proef stellen en snel haar tegemoet. Zoals in de eindscène van de film Un homme et une femme vliegen we elkaar in de armen, alsof we elkaar reeds jaren kennen. Zij is Anouk, ik ben Jean-Louis.

      Na een wandeling door het park en een intieme tête à tête op een bankje, besluiten we de warmte op te zoeken. Het café in de Koepoortstraat, vlak bij de oude Koepoortbrug, lijkt ons wel iets. Het is een bruin, ouderwets volkscafé met afgeleefde, kleurige vloertegels met een fleurig motief, en met harde, ongemakkelijke thonetachtige stoelen, al met al een weinig romantische omgeving.

      Het is zaterdagavond, het café is halfvol met de zaterdagse stamgasten. We kiezen een tafel in de hoek, zover mogelijk van de andere gasten en van de toog. We zitten naast elkaar, bestellen twee koffies om op te warmen en praten over hoe we de voorbije week overleefd hebben. Langzaam wordt de sfeer intiemer en voeren we een laagfrekwent fluistergesprek, zodat de gasten aan de lege tafel naast ons zeker niet kunnen meeluisteren. We bouwen onze eigen cocon. De complimentjes en de troetelnaampjes worden direct in het oor gefluisterd. Bij elke oorfluistering glijd ik met mijn gezicht langs haar paardenstaart, een zinnelijke sensatie die nog vijftig jaar zal nazinderen. Ik fluister in haar oor: “Je hebt prachtig glanzende haren en ze ruiken zo lekker. Welke shampoo gebruik je?” ZIJ: “Schwarzkopf”. Ik: “Vandaar dat ze zo zwart zijn, mijn schwartzkopfje”. Zelfs om mijn flauwe grappen kan ZE lachen. We vertellen de grootste onnozelheden, waar geen zinnig mens naar zou luisteren, laat staan om zou lachen.

      Ik zie dat ZE ietwat zenuwachtig wordt en dat ZE een aanloop neemt voor haar volgende oorfluistering, tot ZE met haar lippen zachtjes mijn oor beroert en innig, met een hese stem vol passie, fluistert: “Ik hou van jou”. Haar lippen blijven nog secondenlang aan mijn oorschelp plakken, die roodgloeiend aanvoelt van opwinding. Met een zwoele kus neemt haar mond afscheid van mijn oor, een sensatie die nog honderd jaar zal nazinderen.

      ZE houdt van mij, ZE houdt van mij en van niemand anders!

      ZE is van mij, ZE is van mij en van niemand anders!

      Ik ben de uitverkorene, de lucky one. Na één week is alles zonneklaar.

      We kijken elkaar diep in de ogen, we kussen elkaar ongegeneerd langdurig op de mond. Mijn hart bonst in mijn keel. Als we tot bezinning komen, hoor ik en zie ik in mijn fantasie de cafégangers applaudisseren en een staande ovatie geven voor het unieke schouwspel dat zich voor hun ogen heeft ontrold. Ik bedenk een antwoord op haar overrompelende amoureuze ontboezeming, die ik nooit zal kunnen evenaren. “Ik ook van jou” lijkt me niet spontaan meer en te voorspelbaar. Daarom flap ik eruit, voor ik het goed besef, prevelend in haar oor: “Wanneer gaan we trouwen?” ZIJ: “Volgende week”. Ik :” Afgesproken”

      Het wordt langzaam donker en we besluiten het publieke forum in te ruilen voor het intiemere forum, nu we toch onze huwelijksbeloften hebben afgelegd. We tuffen met een slowmotionvaart in onze trouwe Fiat 600 richting Geraardsbergen, waar naar het schijnt romantiek te beleven valt. Daar bijna aangekomen verandert onze trouwe vierwieler in een briesende viervoeter. Hij sputtert, schokkert en spuwt stoom uit al zijn gaten. Na een korte, maar deskundige inspectie, kom ik tot het besluit: hier helpt geen lievemoederen aan. De joint de culasse heeft het begeven.

      Het is circa tien uur, een heldere februarinacht en een onwaarschijnlijk mooie sterrenhemel. Hoeveel geluk kan je hebben, het kan geen toeval zijn dat we hier en op dit tijdstip in panne gevallen zijn. We kijken elkaar lachend aan, ons gelukkig prijzend voor de zoveelste toevalstreffer die ons te beurt valt. Het kan niet anders of iets of iemand heeft besloten ons onweerstaanbaar naar elkaar toe te drijven en onlosmakelijk aan elkaar te verbinden.

      Ergens in de buurt van Schendelbeke begeven we ons op weg naar


Скачать книгу