Raji: Boek Twee. Charley Brindley
afwassen, de andere studenten bedienen. Zie je die gasten door het raam in de keuken?"
We keken alle drie die richting uit en dan weer naar Clayton.
"Zodra de kantine leeg is, moeten ze de volledige ruimte schoonmaken en alle schotels wassen."
"En 's morgens," vroeg ik, "hoe zij raken in klas voor starttijd?"
"Ze mogen te laat komen in de eerste les, maar ze moeten aan de andere studenten vragen wat ze gemist hebben."
"Oh, hemeltje," fluisterde Hobbs. "Liz, hoeveel strafpunten heb je?"
Liz opende haar hand en spreidde haar vijf vingers terwijl ze kauwde op een hap vlees.
Hobbs staarde naar zijn bord. "Ik heb er al zeven."
"Waarom eigenlijk zij doen ons werken?" vroeg ik.
“Discipline, denk ik,” zei Liz.
"En die discipline zal van ons maken goede studenten?"
"Wel," zei Liz, "na een week KD, zal je allicht wel zorgen dat je bed opgemaakt is, je kleren ophangen en de vloer geveegd is voor je gaat ontbijten en je zal wel op tijd in de les zijn."
Het politiefluitje weerklonk wanneer Miss Elvira Gulch bij de deur ging staan boos kijken naar de studenten die naar buiten gingen.
Liz slurpte van haar melk en sprong dan recht. "Ik wil niet nog een strafpunt van Mevrouw Sterkearm."
Hobbs en ik grepen ons dienblad vast en volgden Liz naar de afvalbak. Hobbs had geen hap gegeten.
* * * * *
Op dinsdag hing Pepper Darling de lijst met strafpunten uit aan het mededelingenbord.
Alle laatstejaars stonden te wachten om ernaar te kunnen kijken zodra Pepper de tweede punaise in het bord duwde.
"Wow!" schreeuwde Kirkpatrick en hij tikte met zijn vinger op de bovenste regel. "Kijk naar Hobbs! Hij heeft er al zeven. Misschien zal ik toch geen KD krijgen volgende week. Ik sta bijna helemaal onderaan de lijst."
Pepper wrong zich tussen de jongens en ging terug naar haar bureau.
"Dat zou je wel willen," zei Layzard. "Hobbs is de winnaar nog niet."
"Oh, ja?" zei Kirkpatrick. "Als je nog een keer de avondklok niet respecteert, spring je meteen naar bovenaan de lijst."
"Maak je maar geen zorgen, Kirkpatrick."
"Kijk waar de onnozele wichtjes staan," zei Elmer Harkey en hij wees naar het midden van de lijst.
Liz, Hobbs en ik stonden achterin het groepje studenten en probeerden de lijst te zien over het hoofd van de laatstejaars.
Harkey merkte ons op. "Hé, jongens, laat de drie dames eens door." Hij grijnsde en stapte opzij terwijl hij de andere laatstejaars uit de weg duwde. Ze maakten plaats zodat een doorgang naar het mededelingenbord ontstond.
"Shoot," zei Liz. "Nummer vijf op de lijst."
"En ik ben nummer zes," zei ik.
Toen Hobbs naar de lijst keek, liet hij zijn schouders hangen.
Een van de laatstejaars gaf hem een schouderklopje. "Maak je geen zorgen, man, het is maar een week dat je op moet om 3 uur en gaat slapen om 10 uur. Tenzij je 's avonds na de KD nog wil studeren, dan wordt het misschien 1 uur 's nachts en dan moet je weer op om 3 uur."
Hobbs duwde de hand van de jongen weg en baande zich zo snel mogelijk een weg door het lachende groepje.
"Jullie zijn een bende stomkoppen." Liz keek boos naar de laatstejaars. "Dat weten jullie toch, hé?"
"Hé, Emmerharkje, ik denk dat ze je uitscheldt."
"Ja, wel, volgende week," zei Elmer Harkey, "zal ze ons, stomkoppen, bedienen aan tafel."
Hij lachte en gooide zijn wetenschapsboek in de lucht. Een laatstejaars sprong omhoog en sloeg het boek weg. Het viel op de grond en gleed verder door de gang. De anderen renden erheen voor een spelletje boekje-schoppen terwijl ze elkaar duwden en porden.
Naast de lijst met strafpunten hing nog een lijst. Op die getypte lijst stonden drie namen.
"Hier is de lijst met bonuspunten," zei ik, de titel lezend bovenaan het papier.
Liz keek naar de lijst. "Clyde Breckenridge, drie punten," las ze van de lijst. "James Walker, een punt en Michael Lemondowel, een punt. Allemaal laatstejaars."
"Hoe kunnen we punten verdienen, denk je?"
Liz haalde haar schouders op. "En waar dienen ze voor?"
"Misschien heft een bonuspunt een strafpunt op."
"Hm... misschien," zei Liz. "Hé, kijk. Er heeft iemand een paardje getekend onderaan het papier."
"Als Miss Pepper dit ziet, wordt ze kwaad," zei ik.
"Ja. Kom op, de les Engels begint over vijf minuten."
* * * * *
De tweede dag dat we wetenschappen hadden, leidde Mr. Simpalus ons naar de schuur op vijf minuten wandelen van het Hannibalhuis.
Het kronkelende pad liep langs dennen en platanen en het was best aangenaam om in de ochtendzon te wandelen en ondertussen te luisteren naar Mr. Simpalus' uitleg over de planten en de dieren.
“Sciurus carolinensis.” Mr. Simpalus wees naar een tak helemaal bovenaan een grote plataan. "De grijze eekhoorn."
De twee kwetterende eekhoorns klauterden langs de tak naar de stam van de boom. Even stopten ze om naar ons te kijken en dan klommen ze naar een hogere tak, vanwaar een van de twee naar de boom ernaast sprong.
"Het zijn knaagdieren die hoofdzakelijk op de takken en in de holen van bladverliezende bomen leven."
"Wat is 'bladverliezend'?" fluisterde ik tegen Liz.
"Hun bladeren vallen eraf in de herfst."
Van ergens links van ons kwam een schril geluid, als van een geroest wiel dat dringend geolied moet worden.
“Cyanocitta cristata,” zei Mr. Simpalus. "Van de familie Corvidae en inheems over heel Noord-Amerika. Beter gekend als de blauwe gaai."
Ik doorzocht de bomen op zoek naar de blauwe vogel. Toen het geluid als van een piepend wiel opnieuw weerklonk, zag ik hem bovenin een den. "Daar is hij."
De andere cadetten rekten zich en hielden de zon uit hun ogen om de blauwe gaai te kunnen zien.
“Loblollyden,” zei Mr. Simpalus. "Een groenblijvende boom inheems voor het zuidoosten van de Verenigde Staten."
"Loblolly," zei cadet Layzard. "Da's een grappige naam."
"Dat klopt," zei Mr. Simpalus. "Vroeger aten zeemannen toen ze op zee gingen pap die ze 'loblolly' noemden. Aangezien dit soort dennenbomen houden van zachte, vochtige aarde die lijkt op de pap van de zeemannen, werden ze 'loblollydennen' genoemd."
We verlieten het bos en kwamen bij een houten afsluiting met een hek in het midden. We duwden het hek open en stapten op een groot braakliggend terrein, waar we verwelkomd werden door een kleine ezel die ons luid iaënd tegemoet kwam.
“Goeiemorgen, Dusty,” zei Mr. Simpalus.
Dusty snuffelde aan de hand van de leraar en knabbelde dan aan zijn jaszak.
Mr. Simpalus klopte op de kop van de ezel. "Ja, ik heb iets voor je."
Hij haalde een grote wortel uit zijn jaszak en gaf hem aan Dusty. Sommigen moesten lachen toen ze Dusty op de wortel zagen kauwen.
“Equus afnicanus asinus,” zei Mr. Simpalus. "Gedomesticeerd lid van de Equidae, de familie van de paarden."
Dusty at de wortel helemaal op, met loof en al.
"Het mannetje van deze soort noemen we een 'ezelhengst' en het vrouwtje is een 'ezelin'. Als je even kijkt tussen de achterpoten van Dusty, zal