Een Zoektocht Van Helden . Морган Райс

Een Zoektocht Van Helden  - Морган Райс


Скачать книгу
uitdrukking op zijn gezicht. Na een lange tijd schudde hij zijn hoofd.

      “Je bent jong, jongen. Je hebt een dapper hart. Maar je bent niet klaar. Kom bij ons terug wanneer je gespeend bent.”

      Met die woorden draaide hij zich om en stormde hij ervan door, terwijl hij de andere jongens nauwelijks een blik waardig keurde. Vluchtig besteeg hij zijn paard.

      Thor stond daar, teneergeslagen, terwijl hij toekeek hoe de karavaan in beweging kwam; net zo snel als ze waren gekomen, waren ze weer weg.

      Het laatste dat Thor zag waren zijn broers, achterin het laatste rijtuig, die hem minachtend nakeken. Zij werden voor zijn ogen weggedragen, weg van hier, een beter leven in.

      Van binnen voelde Thor zich alsof hij stervende was.

      Terwijl de opwinding om hem heen langzaam wegebte, verdwenen de dorpelingen weer in hun huizen.

      “Besef je wel hoe dwaas je was, onnozele jongen?” beet Thor’s vader hem toe, terwijl hij zijn schouders vast greep. “Besef je wel dat je de kansen van je broers had kunnen ruineren?”

      Thor sloeg met een ruwe beweging zijn vaders handen van hem af, en zijn vader haalde uit en sloeg hem met de rug van zijn hand in zijn gezicht.

      Thor voelde de pijn steken en keek zijn vader aan. Een deel van hem wilde, voor het eerst, zijn vader terug slaan. Maar hij wist zichzelf te weerhouden.

      “Ga mijn schapen halen en breng ze terug. Nu! En wanneer je terug komt, hoef je geen maaltijd van me te verwachten. Je zult je maaltijd vanavond overslaan, en nadenken over wat je hebt gedaan.”

      “Misschien kom ik wel helemaal niet terug!” riep Thor, en hij draaide zich om en stormde weg, weg van zijn huis, richting de heuvels.

      “Thor!” schreeuwde zijn vader, en enkele dorpelingen stopten om te kijken wat er aan de hand was.

      Thor begon te draven, toen te rennen. Hij wilde zo ver mogelijk van deze plek vandaan. Hij had nauwelijks door dat hij huilde. De tranen liepen over zijn gezicht, terwijl al zijn dromen uiteen zag spatten.

      HOOFDSTUK TWEE

      Thor zwierf urenlang door de heuvels, ziedend, tot hij uiteindelijk een heuvel uitkoos. Hij ging zitten, met zijn armen over zijn benen gekruist, turend naar de horizon. Hij keek toe hoe de rijtuigen uit het zicht verdwenen, en hoe de stofwolk nog uren bleef hangen.

      Er zouden geen bezoeken meer zijn. Nu was hij voorbestemd om hier te blijven, in dit dorp, jarenlang, wachtend op een andere kans—als ze ooit nog zouden terugkeren. Als zijn vader het ooit zou toestaan. Nu waren alleen nog hij en zijn vader over, alleen in het huis, en zijn vader zou hem ongetwijfeld zijn toorn laten voelen. Hij zou zijn vaders knecht blijven, de jaren zouden voorbij glijden, en hij zou net als hem eindigen, hier vastgezeten, een onbenullig leven leidend—terwijl zijn broers glorie en faam verkregen. De vernedering brandde in zijn aderen: dit was niet het leven dat hij moest leiden. Hij wist het.

      Thor probeerde te bedenken wat hij moest doen, of er een manier was waarop hij zijn situatie kon veranderen. Maar hij kon niets verzinnen. Dit waren de kaarten die het leven hem had toebedeeld.

      Na uren gezeten te hebben stond hij moedeloos op, en vervolgde hij zijn weg door de heuvels, hoger en hoger. Hij kwam onvermijdelijk weer uit bij de kudde, op de hoge heuvel. Terwijl hij klom, verscheen de eerste zon in de lucht en bereikte de tweede zijn hoogtepunt, omgeven door een groenachtige tint. Thor nam zijn tijd terwijl hij wandelde, en haalde gedachteloos zijn slinger tevoorschijn, waarvan het lederen handvat door de jaren heen was versleten. Hij reikte in de buidel die aan zijn heup zat vastgebonden, en haalde zijn vingers door zijn verzameling stenen, de ene nog gladder dan de andere, met zorg geselecteerd uit de beste kreken. Soms schoot hij op vogels, soms op knaagdieren. Het was een gewoonte die hij door de jaren heen had ontwikkeld. In het begin had hij alles gemist; toen, op een keer, had hij een bewegend doelwit weten te raken. Sindsdien had hij een perfecte worp. Stenen werpen was een deel van hem geworden—en het hielp hem om zijn agressie te uiten. Zijn broers konden misschien een zwaard door een blok hout heen slaan—maar zij zouden nooit een vliegende vogel met een steen kunnen raken.

      Thor legde gedachteloos een steen in de slinger, leunde naar achteren en wierp met al zijn kracht, terwijl hij zich inbeeldde dat hij naar zijn vader slingerde. Hij raakte de tak van een verderop staande boom, en de tak brak netjes af. Zodra hij had ontdekt dat hij bewegende dieren kon doden, was hij gestopt op ze te richten, bang voor zijn eigen kracht. Hij wilde niets kwaad doen; takken waren nu zijn enige doelwitten. Tenzij er natuurlijk een vos achter zijn kudde aan kwam; maar die hadden inmiddels wel door dat ze uit de buurt moesten blijven. Thor’s schapen waren dan ook veiliger dan de andere dieren in het dorp.

      Thor’s gedachten dreven af naar zijn broers. Hij vroeg zich af waar ze nu zouden zijn, en hij begon te koken van woede. Na een dag rijden zouden ze arriveren in het Koninklijk Hof. Hij zag het helemaal voor zich. Hij zag hen arriveren, te midden van een grote fanfare en mensen gekleed in hun beste gewaden, die hen begroetten. Soldaten die hen begroetten. Leden van de Zilveren.

      Ze zouden worden opgenomen en een plek krijgen in de barakken van de Krijgsmacht. Ze zouden mogen trainen in de velden van de Koning en de beste wapens krijgen. Elk van hen zou als schildknaap van een beroemde ridder worden toegewezen. En op een dag zouden ze zelf ridders worden, hun eigen paard krijgen, hun eigen wapens, en hun eigen schildknapen. Ze zouden deelnemen aan alle festivals en dineren aan de tafel van de Koning. Het was een betoverend leven. En het was tussen zijn vingers door geglipt.

      Thor voelde zich ineens ziek, en probeerde er niet aan te denken. Maar het lukte niet. Er zat een stem in hem, diep van binnen, die naar hem schreeuwde. Hij vertelde hem dat hij niet op moest geven, dat hij een grotere lotsbestemming had dan dit. Hij wist niet wat het was, maar hij wist dat het niet hier was. Hij was anders. Misschien zelfs speciaal. Hij dacht dat niemand hem begreep, en bovenal dat ze hem onderschatten.

      Thor bereikte de hoogste heuvel en zag zijn kudde. Goed getraind als ze waren, was de kudde nog steeds bij elkaar, vredig knagend aan het gras dat ze konden vinden. Hij telde ze, aan de hand van de rode markeringen die hij op hun ruggen had aangebracht. Toen hij klaar was, bevroor hij. Er miste een schaap.

      Hij telde weer, en weer. Hij kon het niet geloven: er was een schaap weg.

      Thor had nog nooit een schaap verloren, en zijn vader zou hem er niet mee weg laten komen. En wat nog erger was, hij hekelde het idee dat één van zijn schapen verdwaald was, alleen en kwetsbaar in de wildernis. Hij vond het verschrikkelijk om iets onschuldigs te zien lijden.

      Thor snelde naar de top van de heuvel en tuurde langs de horizon tot hij het dier in het oog kreeg, een paar heuvels verderop: een eenzaam schaap, met de rode markering op zijn rug. Het was de wilde van het stel. Zijn hart zakte in zijn schoenen toen hij zich realiseerde dat het schaap niet alleen was gevlucht, maar ervoor had gekozen om naar het westen te gaan, naar Darkwood.

      Thor slikte. Darkwood was een verboden plek—niet alleen voor schapen, maar ook voor mensen. Het lag voorbij de grenzen van het dorp, en al vanaf het moment dat hij kon lopen wist Thor dat hij er niet in de buurt moest komen. Dat had hij dan ook nooit gedaan.

      Daarheen gaan, zo verhaalde de legende, betekende de dood. De bossen waren niet gemarkeerd en vergeven van kwaadaardige dieren.

      Thor keek nadenkend omhoog, naar de donker wordende lucht. Hij kon zijn schaap niet zomaar laten gaan. Hij bedacht dat als hij snel handelde, hij het wel op tijd terug zou kunnen halen.

      Na een laatste blik naar achteren draaide hij zich om en begon hij naar het westen te rennen, richting Darkwood, terwijl dikke wolken zich boven hem samenpakten. Hij had een vreemd voorgevoel, en zijn benen leken uit zichzelf voort te bewegen. Het voelde alsof hij niet om kon draaien, zelfs als hij dat wilde.

      Het voelde alsof hij een nachtmerrie in rende.

      *

      Thor rende zonder te stoppen de heuvels af, de duistere bossen van Darkwood in. De karrensporen hielden op waar het bos begon, en hij rende het ongemarkeerde gebied in, terwijl de zomerblaadjes onder zijn voeten kraakten. Op het moment dat hij het bos betrad, werd hij opgeslokt


Скачать книгу