Een Zoektocht Van Helden . Морган Райс
Belangrijk? Trots vulde hem.
“Ik begrijp het niet. U spreekt in raadsels. Alstublieft, vertel me meer.”
Plotseling was Argon verdwenen.
Thor kon het nauwelijks geloven. Hij keek aandachtig om zich heen, luisterend, verwonderd. Had hij het zich allemaal ingebeeld? Was het een soort waanvoorstelling geweest?
Thor keek om zich heen; vanaf hier, hoog op de bergkam, kon hij verder zien dan eerst. Terwijl hij zijn ogen over de omgeving liet glijden, zag hij iets bewegen in de verte. Hij hoorde een geluid en wist zeker dat het zijn schaap was.
Hij struikelde over de mossige bergkam naar beneden en haastte zich in de richting van het geluid, terug het bos in. Ondertussen kon hij de ontmoeting met Argon maar niet uit zijn hoofd zetten. Hij kon nauwelijks bevatten dat het was gebeurd. Wat deed de druïde van de Koning eigenlijk hier? Hij had op hem gewacht. Maar waarom? En wat bedoelde hij met zijn lotsbestemming?
Hoe harder Thor trachtte het mysterie te ontrafelen, hoe minder hij begreep. Argon had hem gewaarschuwd om niet verder te gaan, maar hij had hem tegelijkertijd in de verleiding gebracht om wél verder te gaan. Terwijl hij verder liep, kreeg Thor een steeds sterker voorgevoel, alsof er iets ging gebeuren. Hij nam een bocht en stond plotseling stokstijf stil. Wat hij voor hem zag, bevestigde zijn ergste nachtmerries. Zijn haar stond recht overeind, en hij realiseerde zich dat hij een grote fout had gemaakt door zo diep Darkwood in te gaan.
Voor hem, nauwelijks dertig schreden van hem verwijderd, stond een Sybold. Het gespierde beest, dat op vier poten stond, was bijna zo groot als een paard. Het was het meest gevreesde dier in Darkwood, misschien zelfs wel in het hele Koninkrijk. Thor had er nog nooit één gezien, maar hij had de legendes gehoord. Het leek op een leeuw, maar was groter, breder, zijn vel een diepe bloedrode kleur en zijn ogen een lichtgevend geel. Volgens de legende kwam de rode kleur van het bloed van onschuldige kinderen.
Thor had in zijn leven van enkele waarnemingen gehoord, en zelfs deze werden dubieus geacht. Misschien was dat omdat niemand ooit een ontmoeting met het dier had overleefd. Sommigen beschouwden de Sybold als de God van het Bos, en als een voorteken. Thor had echter geen idee wat voor voorteken dat was.
Voorzichtig deed hij een stap terug.
De Sybold staarde hem aan met zijn felgele ogen, zijn enorme kaken half open. Het speeksel droop van zijn tanden. In zijn bek had hij Thor’s vermiste schaap: schreeuwend, ondersteboven hangend, de helft van haar lichaam doorboord met slagtanden. Het was al bijna dood. De Sybold scheen op zijn gemak te zijn, en nam zijn tijd; hij leek te genieten van de marteling.
Thor kon het geschreeuw niet langer aanhoren. Het schaap bewoog hulpeloos, en hij voelde zich verantwoordelijk.
Thor’s eerste impuls was om zich om te draaien en het op een rennen te zetten; maar hij wist al dat dat vergeefs zou zijn. Niemand kon dit beest ontlopen. Rennen zou het alleen maar aanmoedigen. En hij kon zijn schaap zo niet achterlaten.
Daar stond hij, verlamd van angst, en hij wist dat hij iets moest doen.
Zijn reflexen namen de overhand. Hij reikte langzaam naar zijn buidel, haalde er een steen uit, en legde hem in zijn slinger. Met trillende handen haalde hij uit, zette een stap vooruit, en wierp.
De steen zeilde door de lucht en raakte zijn doelwit. Het was een perfect schot. Het raakte het schaap in zijn oogbal en ging dwars door het brein heen.
Het schaap werd slap. Dood. Thor had zijn dier uit zijn lijden weten te verlossen.
De Sybold staarde hem aan, woedend dat Thor zijn speeltje had gedood. Langzaam opende het zijn immense kaken. Het beest liet het schaap vallen, dat met een doffe bons op de grond neerkwam. Toen richtte het zijn ogen op Thor.
Het beest stootte een diep, kwaadaardig geluid uit dat uit zijn buik leek te komen.
Terwijl het langzaam naar hem toe sloop, legde Thor met een bonzend hart een andere steen in zijn slinger, haalde uit, en bereidde zich voor om nogmaals te vuren.
Plotseling begon de Sybold te rennen, en Thor had nog nooit zo snel iets zien bewegen.
Thor zette een stap naar voren en slingerde de steen, biddend dat hij zijn doel zou raken, en wetend dat hij geen tijd zou hebben om nog een poging te wagen voor de Sybold bij hem was.
De steen raakte het beest in zijn rechteroog. Het was een ongelofelijke worp, een worp die een minderwaardig dier op zijn knieën zou hebben gebracht.
Maar dit was geen minderwaardig dier. Het beest was niet te stoppen. De schade aan het oog deed het gillen, maar het vertraagde niet. Zelfs met één oog, zelfs met de steen die zijn brein was begraven, bleef het beest op Thor afrennen. Er was niets dat Thor kon doen.
Een seconde later zat het beest op hem. Het hief zijn enorme klauw in de lucht en haalde uit naar zijn schouder.
Thor schreeuwde en viel. Het voelde alsof er drie messen door zijn vlees heen sneden, en er begon meteen heet bloed uit te gutsen.
Het beest duwde hem tegen de grond. Het was een enorm gewicht, alsof er een olifant op zijn borst stond. Thor voelde hoe zijn ribbenkast werd samengedrukt.
Het beest gooide zijn hoofd achterover, opende zijn kaken om zijn slagtanden te onthullen, en ging voor Thor’s keel.
Thor reikte omhoog en greep het beest bij zijn nek; het was één en al spieren. Thor kon het nauwelijks volhouden. Zijn armen begonnen te trillen terwijl de slagtanden steeds dichterbij kwamen. Hij voelde de hete adem van het beest in zijn gezicht, en het speeksel droop over zijn hals. Vanuit de borst van het dier kwam een diep gegrom, en het brandde in Thor’s oren. Hij wist dat hij zou sterven.
Thor sloot zijn ogen.
Alstublieft God. Geef me kracht. Laat me vechten tegen dit wezen. Alstublieft. Ik smeek het u. Ik zal alles doen wat u vraagt. Ik zal u veel verschuldigd zijn.
En toen gebeurde er iets. Thor voelde een ongelofelijke hitte in zijn lichaam ontstaan. Het stroomde door zijn aderen, als een energieveld dat door hem heen ging. Hij opende zijn ogen en zag iets dat hem verraste: uit zijn handpalmen scheen een geel licht, en terwijl hij het beest tegen zijn keel duwde, was hij, verbazingwekkend genoeg, in staat om hem tegen te houden.
Thor bleef duwen en hij slaagde erin het beest terug te duwen. Zijn kracht leek te groeien en hij voelde een soort bal van energie—een seconde later vloog het beest een goede drie meter door de lucht. Het landde op zijn rug.
Thor ging rechtop zitten, niet begrijpend wat er was gebeurd.
Het beest krabbelde overeind. Toen, in een golf van woede, viel het weer aan—maar deze keer voelde Thor zich anders. De energie stroomde door hem heen; hij voelde zich krachtiger dan ooit.
Terwijl het beest in de lucht sprong hurkte Thor, greep het beest bij zijn maag en gooide hem om, gebruik maken van de snelheid van het dier.
Het beest vloog door het bos, sloeg tegen een boom aan en stortte tegen de grond.
Thor draaide zich stomverbaasd om. Had hij zojuist een Sybold door de lucht gegooid?
Het beest knipperde even met zijn ogen, en keek Thor aan. Toen viel hij weer aan.
Deze keer greep Thor het bij zijn keel. Ze gingen beiden tegen de grond, het beest boven op Thor. Maar Thor rolde om, en klom op hem. Hij hield het beest stevig vast en keelde hem met twee handen, terwijl het beest bleef proberen om zijn hoofd op te tillen en hem te bijten. Hij miste net. Thor, die een hernieuwde kracht voelde, begroef zijn handen in de keel van het beest en liet niet los. Hij liet de energie door zich heen gaan. En al snel voelde hij zich sterker dan het beest.
Hij wurgde de Sybolt. Eindelijk werd het beest slap.
Thor bleef nog een volle minuut vasthouden.
Toen stond hij langzaam op, buiten adem, en keek met wijd opengesperde ogen naar beneden, terwijl hij zijn gewonde arm vasthield. Hij kon niet geloven wat er zojuist was gebeurd. Had hij, Thor, net een Sybold gedood?
Hij wist dat het een teken was, op deze dag van alle dagen. Het voelde alsof er iets heel