Voordat hij ziet. Блейк Пирс
dat degenen op hoog niveau een oogje dicht hadden geknepen. Het bleek duidelijk uit zijn houding en de vluchtige blikken die hij haar gaf.
Mackenzie liep langzaam terwijl Bryers op de grote groene bakken afging. Hij liep naar hen toe alsof hij er werkte. Ze moest zichzelf eraan herinneren dat hij al eens eerder op deze locatie was geweest. Hij wist wat hem te wachten stond, en ze voelde zich hierdoor een echt groentje, wat ze natuurlijk eigenlijk ook was.
Ze nam even de tijd om de plaats echt te bestuderen, omdat ze nog nooit eerder de tijd had genomen om een vuilnisstortplaats te bestuderen. Het gebied waar zij en Bryers momenteel in stonden, het gedeelte van de stortplaats dat verkeer toestond, was eigenlijk niets meer dan een vuilnisbelt. Zes grote metalen bakken stonden naast elkaar opgesteld, allemaal in een soort van grote kuil. Achter de vuilcontainers zag ze de plaats waar de vuilniswagens de troep kwamen ophalen. De grote kuilen waren zo gemaakt dat ze de afvalcontainers uit het zicht verborgen hielden. De verharde entree en het hele perceel zagen eruit als een goed onderhouden heuvel. De locatie waar zij en Bryers zich op dat moment bevonden was op de top van de berg, een weg liep dwars door de stortplaats verder naar achteren, en rond liep en de auto's achter de afvalcontainers weer op een weg uitspuugden en hen terug naar de snelweg leidde.
Mackenzie scande de grond. Op de plek waar ze stond was niets meer dan afval dat vermengd was met grind, en aan de andere kant van de bakken was het geasfalteerd. Ze stond op het gedeelte met afval en keek naar de bandensporen die in het afval zichtbaar waren. De kriskras door elkaar lopende afdrukken van de talloze bandensporen zouden het heel moeilijk maken om een betrouwbare afdruk te identificeren. Het was de laatste tijd droog en heet; de laatste regenval was ongeveer een week geleden gevallen en dat was alleen maar motregen geweest. De droge grond zou het nog moeilijker maken.
Ze bedacht dat het maken van geschikte afdrukken in deze puinhoop bijna onmogelijk zou zijn en voegde zich bij Bryers die bij een van de metalen stortbakken stond.
"In deze werd het lijk gevonden," zei Bryers. “Er is al een sporenonderzoek geweest waarbij bloedmonsters en afdrukken zijn aangetroffen. De naam van het slachtoffer is Susan Kellerman, tweeëntwintig jaar oud, en een inwoner van Georgetown.
Mackenzie knikte en zei nog steeds niets. Ze verlegde haar prioriteiten terwijl ze in de stortbak keek. Ze werkte nu met mensen van de FBI, dus ze voelde zich op haar gemak terwijl ze een paar stappen oversloeg. Ze zou haar tijd niet verspillen aan het zoeken naar het voor de hand liggende. Degenen die vóór haar waren gekomen, waarschijnlijk Bryers inclusief, hadden het grove werk al gedaan. Mackenzie probeerde zich te concentreren op het duistere ... op de dingen die misschien over het hoofd waren gezien.
Na ongeveer een minuut rondgekeken te hebben in de directe omgeving, dacht Mackenzie dat ze alles wist wat er te weten viel. En tot nu toe was dat niet veel.
“Vertel eens,” zei Bryers. “Als u moest raden, wat is de reden waarom de moordenaar zijn lijken hier heeft gedumpt?”
“Ik denk niet dat het een kwestie van gemakzucht is geweest,” zei Mackenzie. “Ik denk dat hij op zeker probeert te spelen. Hij gooit de lijken hier weg omdat hij ze kwijt wil. Ik denk ook dat hij in de buurt woont ... niet meer dan twintig of dertig kilometer hier vandaan. Ik denk niet dat hij ver zou rijden om zich van een lijk te ontdoen ... vooral 's nachts.”
“Waarom 's nachts?” Vroeg Bryers.
Mackenzie wist dat hij haar aan het testen was en vond het niet erg. Gezien de geweldige kans die ze had gekregen verwachtte ze niet dat alles gladjes zou verlopen.
“Omdat hij wel 's nachts moest komen om een lichaam te dumpen. Het zou stom zijn om dit in het daglicht te doen wanneer er werknemers aanwezig zijn.”
“Dus u denkt dat hij slim is?”
“Niet noodzakelijk. Hij is erg voorzichtig. En dat is niet hetzelfde als slim.”
“Ik zag u zoeken naar bandensporen,” zei hij. “We hebben het geprobeerd maar er was niets bruikbaars. Het zijn er gewoon teveel.”
“Ja, dat maakt het erg moeilijk,” zei ze. “Zoals ik al zei ga ik ervan uit dat het lijk na sluitingstijd is gedumpt. Is dat ook de veronderstelling waar jullie mee bezig zijn?”
“Dat klopt.”
“Dus dan zouden hier zowiezo geen afdrukken te vinden zijn,” merkte Mackenzie op.
Hij glimlachte naar haar. “Dat klopt,” zei hij. “Geen bandensporen. Maar wel voetafdrukken. Niet dat het ertoe doet. Dat zijn er ook teveel.”
Mackenzie knikte en voelde zich dom omdat ze zo'n duidelijk feit had gemist. Maar dit leidde direct tot een andere ingeving.
“Tja, het is niet aannemelijk dat hij het lijk over zijn schouders helemaal hier naartoe heeft gedragen,” zei Mackenzie. “Zijn bandensporen moeten hier ergens aanwezig zijn. Niet hier, maar misschien net buiten de poort. We kunnen proberen deze vast te leggen en dan een vergelijking te maken van de sporen die we buiten de poort vinden en de sporen hier in dit vuil. We kunnen zelfs in de directe omgeving van het hek zoeken voor eventuele aanwijzingen. Misschien is er ergens iets te vinden waaruit blijkt dat hij het lijk ergens heeft neergegooid of heeft laten vallen.”
“Dat is een goed idee,” zei Bryers, duidelijk geamuseerd. “Dat is een detail dat de jongens van de technische opsporingsdienst wel hebben opgemerkt, maar ik totaal over het hoofd heb gezien. Maar ja, u heeft gelijk. Hij moet zijn auto buiten de poort tot stilstand hebben gebracht. Dus de redenering dat als we sporen vinden die naar de poort lopen en daarna omdraaien, zouden deze van onze dader kunnen zijn.”
“Het zou kunnen,” zei Mackenzie.
“U denkt in de goede richting, maar er is niets nieuws. Wat heeft u nog meer?”
Uit de toon waarop hij het zei begreep ze dat dit niet onbeleefd of afwijzend bedoeld was. Hij probeerde haar gewoon aan te sporen, te motiveren om door te gaan.
“Weten we hoeveel voertuigen hier per dag passeren?”
“Ongeveer elfhonderd of zo,” zei Bryers. “Maar als we afdrukken kunnen vinden van degenen die dicht bij de poort komen en dan gewoon stoppen …”
“Het kan een begin zijn.”
“Dat is waar we op hopen,” zei Bryers. “We hebben sinds gistermiddag een team erop gezet maar we hebben nog steeds geen aanwijzingen gevonden.”
“Ik kan een kijkje nemen als je wilt,” zei Mackenzie.
“Ga gerust uw gang,” zei Bryers. “Maar u werkt nu met het Bureau, mevrouw White. Overwerk uzelf niet terwijl er een andere afdeling is die het werk beter kan doen dan u.”
Mackenzie keek opnieuw in de afvalcontainer en probeerde de platgeslagen vormen van het afval in de container te begrijpen. Daar had nog niet zo heel lang geleden een jonge vrouw gelegen, haar lichaam naakt en bont en blauw geslagen. Ze was weggegooid op dezelfde plaats waar mensen hun afval dumpten, de dingen die ze niet langer nodig hadden. Misschien probeerde de moordenaar te speculeren dat de vrouwen die hij had vermoord niet beter waren dan gewoon huishoudelijk afval.
Ze wenste bijna dat ze hier was geweest toen Bryers en zijn binnenkort gepensioneerde partner voor het eerst hierheen waren gekomen. Misschien had ze dan meer aanwijzingen kunnen vinden. Misschien kan ze dan kunnen helpen om Bryers dichter bij een verdachte te brengen. Maar voorlopig had ze zich in ieder geval vrij snel bewezen met haar perceptie van de bandensporen.
Ze draaide zich weer naar hem toe en zag dat hij op zijn gemak naar de poort stond te kijken. Het was duidelijk dat hij haar wat tijd gaf om na te denken. Ze waardeerde het, maar nogmaals, het maakte haar heel bewust van het feit dat ze nog heel erg onervaren was.
Ze liep naar het hekwerk dat rond de stortplaats stond. Ze begon bij de poort waar de voertuigen doorheen kwamen en volgde het hek tegen de klok in. Ze keek een paar seconden naar de onderkant van het hek en kreeg weer een andere ingeving.
Hij moest over het hek klimmen, dacht ze.
Ze begon het hek te onderzoeken. Ze wist niet zeker waar ze naar op zoek was. Misschien