Eens gejaagd. Блейк Пирс
chauffeur spiekte snel in Hatchers richting, en draaide toen weg. Hij maakte natuurlijk deel uit van het plan. Vanaf dat moment deden zowel de chauffeur als Freddy alsof Hatcher er helemaal niet was.
Uitstekend, dacht Hatcher.
Bader en Freddy laadden samen de boeken uit op een stalen tafel met wieltjes.
“Wat dacht je van een kopje koffie in de kantine?” zei Freddy tegen de chauffeur. “Of wat warme eierpunch misschien? Dat hebben ze omdat het een feestdag is.”
“Klinkt goed,”
De twee mannen maakte een informeel praatje terwijl ze door de dubbele klapdeuren de bibliotheek uitliepen.
Hatcher bleef even zwijgend stilstaan en bestudeerde de exacte positie van de container. Hij had een bewaker betaald om de beveiligingscamera de afgelopen dagen stukje bij beetje te draaien totdat er een blinde vlek was ontstaan in de bibliotheek; een blinde vlek die de bewakers die de beeldschermen in de gaten hielden nog niet was opgevallen. Het zag ernaar uit dat de chauffeur de container perfect had neergezet.
Hatcher stapte stilletjes tussen de boekenkasten vandaan en klom de container in. De chauffeur had een ruwe, zware verhuisdeken op de bodem laten liggen. Hatcher trok de deken over zichzelf heen.
Nu begon de enige fase van Hatchers plan waar er iets mis kon gaan. Maar zelfs als er al iemand de bibliotheek binnen zou komen, betwijfelde hij of diegene in de container zou kijken. Anderen, die normaal gesproken de vrachtwagen goed in de gaten zouden houden terwijl deze wegreed, waren ook omgekocht.
Niet dat hij bezorgd of nerveus was. Zulk soort emoties voelde hij al zo’n dertig jaar niet meer. Een man die niks te verliezen had, had ook geen reden tot angst of onbehagen. Het enige wat hem interesseerde was het vooruitzicht van het onbekende.
Hij lag onder de deken en luisterde aandachtig. Hij hoorde de klok aan de muur een minuut lang tikken.
Nog vijf minuten, dacht hij.
Dat was het plan. Die vijf minuten boden Freddy de kans om onwetendheid te claimen. Hij kon in alle eerlijkheid zeggen dat hij Hatcher niet in de container had zien klimmen. Hij kon zeggen dat hij dacht dat Hatcher vroeger uit de bieb was vertrokken. Aan het einde van de vijf minuten zouden Freddy en de chauffeur terugkomen, en zou Hatcher de bieb uitgerold worden en de gevangenis uitgereden worden.
Ondertussen dacht Hatcher aan wat hij zou doen met zijn vrijheid. Hij had onlangs nieuws gehoord wat het het risico waard maakte – zelfs interessant maakte.
Hatcher glimlachte toen hij dacht aan iemand anders die zijn ontsnapping erg interessant zou vinden. Hij zou willen dat hij Riley Paige’s gezicht kon zien wanneer ze hoorde dat hij op vrije voet was.
Hij gniffelde muisstil.
Hij had zin om haar weer te zien.
HOOFDSTUK VIER
Riley keek hoe April het doosje met Ryans kerstcadeau voor haar opende. Ze vroeg zich af in hoeverre Ryan op de hoogte was van haar dochters smaak tegenwoordig.
April glimlachte terwijl ze het bedelarmbandje pakte.
“Het is prachtig, Pappa!” zei ze, en ze gaf hem een kus op zijn wang.
“Ik hoorde dat ze op het moment helemaal in zijn,” zei Ryan.
“Dat zijn ze!” zei April. “Dankjewel!”
Ze knipoogde bijna onzichtbaar naar Riley. Riley onderdrukte een lachje. Een paar dagen geleden had April nog tegen Riley gezegd dat ze zo’n hekel had aan deze stomme armbandjes die alle meisjes nu droegen. Desondanks speelde April perfect alsof ze heel enthousiast was.
Riley wist dat dat natuurlijk niet allemaal toneelspel was. Ze zag dat April blij was dat haar vader tenminste de moeite had gedaan om een leuk kerstcadeau voor haar te kopen.
Riley dacht hetzelfde over de dure handtas die Ryan voor haar gekocht had. Hij was helemaal niet haar smaak, en ze zou hem nooit gebruiken, behalve wanneer Ryan in de buurt was. En voor zover zij wist, dacht Ryan misschien wel hetzelfde over de portemonnee die zij en April voor hem uitgekozen hadden.
We proberen weer een gezin te zijn, dacht Riley.
En voor nu leek het erop alsof ze daarin slaagden.
Het was kerstochtend, en Ryan was zojuist hier gekomen om de dag met ze door te brengen. Riley, April, Ryan en Gabriela dronken allemaal warme chocolademelk voor de knisperende open haard. De heerlijke geur van Gabriela’s uitgebreide kerstdiner kwam uit de keuken.
Riley, April en Ryan droegen alle drie de sjaals die Gabriela voor ze gebreid had, en Gabriela droeg pluizige pantoffels die April en Riley voor haar gekocht hadden.
De deurbel ging, en Riley stond op om open te doen. Haar buurman, Blaine, en zijn tienerdochter, Crystal, stonden buiten.
Riley vond het zowel fijn als ongemakkelijk om ze te zien. In het verleden was Ryan meer dan een beetje jaloers geweest op Blaine; en niet geheel zonder reden, moest Riley toegeven. In alle eerlijkheid vond ze hem best aantrekkelijk.
Riley kon het niet laten om hem in haar hoofd te vergelijken met Bill en Ryan. Blaine was een paar jaar jonger dan zij, slank en fit, en ze vond het leuk dat hij geen moeite deed om zijn terugtrekkende haarlijn te verhullen.
“Kom binnen!” zei Riley.
“Sorry, ik kan niet,” zei Blaine. “Ik moet naar het restaurant. Ik kwam Crystal wel even langs brengen.”
Blaine was eigenaar van een populair restaurant in het centrum. Riley besefte dat ze niet verbaasd moest zijn dat het met kerst open was. Het diner bij Blaine’s Grill vanavond zou vast heerlijk zijn.
Crystal haastte zich naar binnen en ging bij de anderen bij de open haard zitten. Zij en April scheurden meteen giechelend het pakpapier van de cadeaus die ze voor elkaar gekocht hadden.
Riley en Blaine gaven elkaar onopvallend een kerstkaart, en Blaine vertrok. Toen Riley zich weer bij de groep voegde, keek Ryan nogal nors. Riley stopte de kaart weg zonder deze te openen. Ze zou wachten tot Ryan weg was.
Mijn leven is zeker ingewikkeld, dacht ze. Maar het begon bijna als een normaal leven te voelen, een leven waar ze van kon genieten.
*
Riley’s voetstappen echoden in de grote, donkere kamer. Opeens hoorde ze hoorde ze het luide geklap van schakelaars. De lichten gingen aan, en even was ze verblind.
Riley bevond zich in een gang in wat op een wassenbeeldenmuseum leek, gevuld met akelige opstellingen. Aan het rechterkant was het lijk van een naakte vrouw als een pop tegen een boom gespreid. Links van haar hing een dode vrouw in kettingen gewikkeld aan een lantaarnpaal. Een opstelling verderop toonde de lichamen van meerdere vrouwen met de armen achter hun rug vastgebonden. Daarachter waren uitgehongerde lijken met hun ledematen grotesk neergelegd.
Riley herkende ieder tafereel. Het waren allemaal zaken waaraan ze in het verleden had gewerkt. Ze was haar persoonlijke spookhuis binnengekomen.
Maar wat deed ze hier?
Opeens hoorde ze een jonge stem angstig roepen.
“Riley, help me!”
Ze keek recht voor zich en zag het silhouet van een jong meisje dat haar armen wanhopig vooruit stak. Het leek op Jilly. Ze zat weer in de problemen.
Riley zette het op een rennen richting haar. Maar toen ging er nog een lamp aan en zag ze dat het silhouet helemaal niet Jilly was.
Het was een gerimpelde oude man die het uniform van een kolonel van de Marine droeg.
Het was Riley’s eigen vader. En hij lachte om Riley’s vergissing.
“Je dacht toch niet dat je hier een levend iemand zou vinden, toch?” zei hij. “Je bent niet nuttig voor anderen, tenzij ze dood zijn. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?”
Riley was verward. Haar